Waar bent u naar op zoek?

column

Kruistocht

24-04-2018

‘Hoe ziet die stad eruit, jongens?’ We openen de dag in een echte jongensklas. Ze zijn onstuimig, maar geïnteresseerd. Het is de eerste klas waar ik op verzoek de complete uitrusting van een Romeinse soldaat besprak, inclusief de Latijnse namen.

De vorige les ging over de kruistochten. Sommigen zagen zichzelf al met glimmende ogen Jeruzalem bestormen om het Heilige Graf te bevrijden.

Deze les kies ik ervoor om te beginnen met een dagopening over het nieuwe Jeruzalem. Struikelend over chrysoliet en chrysopraas lezen we Openbaring 21, een vers per leerling. Terwijl Klaas zijn rekenmachine pakt om uit te rekenen hoe lang 12000 stadiën is, proberen we samen uit te vinden hoe de stad eruit ziet. ‘Poorten van parels,’ weet Markus. ‘Het zijn er twaalf,’ vult Pieter aan. De stap naar de twaalf stammen van Israël en de twaalf apostelen zetten de jongens snel.

Inmiddels heeft Klaas uitgerekend hoe groot de stad is. De grote getallen geven ons nog niet direct een idee van de omvang. Ik laat, met de nodige kanttekeningen, plaatjes van internet zien waarop het nieuwe Jeruzalem is ingetekend met het huidige Jeruzalem als centrum. De stad beslaat een flink stuk van het Midden-Oosten. ‘Dat is dus wel een heel grote stad,’ merkt Bart op. ‘Ik denk dat dat ook de bedoeling is,’ haak ik in. ‘Er passen veel mensen in deze prachtige stad. Wanneer mag je eigenlijk deze stad binnenkomen? Het staat aan het einde van het hoofdstuk.’ 

Cor, die altijd zijn woordje klaar heeft, steekt als eerste zijn vinger op. ‘De mensen van wie de zonden vergeven zijn door de Heere Jezus aan het kruis.’ Het is niet direct de tekst die ik in gedachten had, maar wel midden in de roos. De jongens snappen het best. De Heere Jezus is vooropgegaan, op kruistocht naar het hemelse Jeruzalem, en vraagt om achter Hem aan te komen. De betrokken vingers maken plaats voor stille aandacht. De kleine kruisvaarders van vorige les zijn nu weer in gedachten verzonken. Met de Heere Jezus op kruistocht naar Jeruzalem, wat een geschiedenis zal dat zijn.

Arjan Baarssen