Waar bent u naar op zoek?

Kwetsbaar en kostbaar

ds. A. Romein
Door: ds. A. Romein
21-01-2021

Het boekje Mijn vader was godsdienstonderwijzer vult beslist een leemte. Het brengt de vroeger zo geheten godsdienstonderwijzer voor het voetlicht. De schrijver, dr. W. Verboom, weet waar hij over schrijft: zijn vader bekleedde deze bediening jarenlang in Kollum.

Dr. Verboom geeft eerst een weergave van de geschiedenis: de benaming ‘godsdienstonderwijzer’ fungeert vanaf 1847 en blijft in gebruik tot 1951. Hij is werkzaam in prediking, pastoraat en catechese en bij een benoeming in een evangelisatie doet hij in feite bijna alles wat een predikant doet, behalve de bediening van de sacramenten.

Evangelisaties

De schrijver wijdt een hoofdstuk aan de evangelisatieverenigingen die in de negentiende en twintigste eeuw her en der ontstonden. Zij stichtten ‘evangelisaties’, tweeërlei: ‘afstandsevangelisaties’ en ‘richtingsevangelisaties’. Die laatste meestal in vrijzinnige of ethische gemeenten. Het gaat dan in de loop van de tijd om vele tientallen evangelisaties en duizenden leden. De auteur beperkt zich tot die op gereformeerde grondslag. Ze hebben velen voor de Hervormde Kerk behouden. Verboom geeft een aantal voorbeelden van evangelisaties, die in menig geval uiteindelijk een kerkelijke status kregen.

De positie van de godsdienstonderwijzer was dikwijls eenzaam, broos, gevoeld als tweederangs, bij benoeming in een kerkelijke gemeente ondergeschikt aan de predikant, vaak karig gehonoreerd. Toch werd menigeen erkend en gewaardeerd als trouwe herder en leraar. Wie een groot deel van de vorige eeuw meemaakte, herkent meer dan een van de genoemde ‘eerwaarde heren’ die dr. Verboom kort beschrijft. Een apart hoofdstuk wordt gewijd aan de IZB, die orde en kerkelijk besef stimuleerde, toerusting, contact en bemoediging organiseerde.

Brugfunctie

In een laatste hoofdstuk formuleert Verboom een evaluatie. Hij legt uit waardoor de positie van de godsdienstonderwijzer kwetsbaar was. Maar naast kwetsbaar acht hij hun positie ook kostbaar. Zij gaven geestelijk voedsel, stimuleerden trouw aan de hervormde moederkerk, leefden dicht bij hun mensen, vervulden een brugfunctie naar de plaatselijke gemeente toe. In de grote steden waren zij meer dan eens zegenrijk voor mensen ‘aan de rand’, ook in diaconaal opzicht. Ik citeer de schrijver: ‘Wat zijn zulke voorgangers waardevol geweest. Zij weerspiegelden de trouw van God voor een vaak ontrouwe kerk en ontrouwe mensen.’ (p.90) Opvallend veel predikanten waren en zijn ook nu zonen van godsdienstonderwijzers.

Over zijn eigen vader en zijn gezin en werk publiceerde de schrijver eerder het boek Het bevindelijke nest. In dit boek geeft hij in een aantal kaders enige ervaringen en uitspraken van zijn vader, Jac. Verboom, weer en achter in het boekje een verkorte preek. Je voelt al lezend de liefde en het respect van de schrijver voor zijn vader.

Opleiding

Wat zijn opleiding betreft: de godsdienstonderwijzer kreeg aanvankelijk een nogal summiere vorming. Later kreeg die meer body. Verboom schrijft niet over de inhoud van die opleiding, die door predikanten werd gegeven. Mijn eigen vader (godsdienstonderwijzer!) volgde de opleiding in Rotterdam begin jaren dertig van de vorige eeuw. Die gold als een stevige cursus. Het had mij geïnteresseerd te lezen welk lesmateriaal moest worden bestudeerd. Ik beveel dit aardige boekje graag ter lezing aan.

ds. A. Romein
ds. A. Romein