Lessen van oud-leerlingen
Het lijkt zo normaal dat het er is, christelijk onderwijs. Toch is het zeker niet vanzelfsprekend, want in veel landen is het onmogelijk. In ons land mag het onderwijs (nog) christelijk zijn. Wat betekent dit voor leerkrachten, ouders en jonge mensen?
Regelmatig wordt er op diverse plaatsen een reünie georganiseerd en vindt er een ontmoeting plaats tussen oud-leerlingen onderling en hun docenten. Het is heel verrijkend om na vele jaren je oud-leerlingen te ontmoeten.
Oud-leerlingen
Tijdens zo’n bijeenkomst komt er veel aan de orde en worden er over en weer vragen gesteld. Het is steeds weer verrassend te horen welke ontwikkelingen er hebben plaatsgevonden en welke keuzes er zijn gemaakt. Het doet goed om te horen dat mensen in deze chaotische tijd hun houvast hebben in het geloof in God. Dit is van wezenlijk belang voor het dagelijks leven voor onszelf, maar het is ook mooi om dit door te geven aan de volgende generatie. Helaas zijn er ook oud-leerlingen die hun geloof vaarwel hebben gezegd en zich laten inspireren door wat de wereld te bieden heeft.
Dit roept allerlei vragen op. Ben ik als leerkracht wel een levende getuige van Jezus Christus geweest? Het is onze opdracht om te getuigen in woord en daad. Wat heeft zich afgespeeld in het leven, waardoor de relatie met God verloren gegaan is? Het is opmerkelijk dat oud-leerlingen tijdens zo’n ontmoeting bereid zijn om hun leven met je te delen. Deze ontmoetingen kunnen inspireren tot het doordenken van de geloofsopvoeding in gezin, kerk en school.
Gebrokenheid
Wanneer je van jongs af aan bent opgegroeid met de Bijbel en het geloof, bestaat er een gevaar dat vanzelfsprekendheid je blind en doof maakt voor wat het echte geloofsleven inhoudt. Het gaat er in het echte leven met God niet om dat je geestelijke dingen doet, maar dat je de dingen geestelijk doet. In Genesis 1:31 lezen we dat het leven goed begon. Er was openheid, veiligheid, verbondenheid en heelheid. Er was tussen de Schepper en de mens een intieme relatie.
Helaas heeft die situatie niet zo lang geduurd vanwege de zondeval, rebellie tegen God. Verbondenheid maakte plaats voor gebrokenheid. Deze nieuwe situatie had grote gevolgen voor het hart van de mens, zijn intimiteit en relaties. De intieme relatie met God was verdwenen, het echte leven, zoals God het bedoeld had, was uit de mens.
Geestelijk tot leven komen
Een echt leven bestaat uit bekering, wedergeboorte en jagen naar levensheiliging. De Heere God geeft ons de tijd daarin te mogen en te kunnen groeien. Bij geestelijk leven gaat het niet om hoeveel voel ik of hoeveel weet ik, maar het gaat om de Heere Zelf. Het verlangen groeit om steeds vaker Zijn nabijheid te zoeken. Niet omdat het moet, maar omdat je ernaar verlangt. Door het groeien naar Zijn beeld verandert ons beeld, de vruchten van de Geest worden merkbaar. Onze relaties krijgen daardoor meer diepgang.
Ouders
Bij de opvoeding van onze kinderen is het belangrijk dat dit wordt uitgedragen en voorgeleefd. Dit is in de eerste plaats een taak voor ouders, maar zeker ook voor school en kerk. De opvoeding vindt allereerst plaats binnen de bedding van het gezin, waarbij een praktische beleving van het geloof belangrijk is. Bij de moeder en grootmoeder van Timotheüs is dat het geval geweest (2 Tim.1:5). Hun geloof was ongeveinsd, het raakte werkelijk de kern van hun hele bestaan. Als dat niet zo is, dan zijn de eigen kinderen de eersten om dat te doorzien. Het is belangrijk dat er thuis, in de privésfeer, een levende omgang is met de Heere. De waarde die we thuis hechten aan het lezen uit de Bijbel, het bidden en het naar de kerk gaan, is hét voorbeeld voor onze kinderen. Kinderen zijn bijzonder gevoelig voor de echtheid van het geloofsleven van hun ouders. Ouders en grootouders hebben de opdracht om trouwe en eerlijke voorbeelden te zijn voor hun kinderen, ze moeten het bijbelse geloof voorleven. Dat schept vruchtbare grond om het zaad van Gods Woord in te zaaien (vgl. Spr.1:1-9). Onze kinderen zijn schepselen van God en het is noodzakelijk dat ze de Heere Jezus kennen. In de drukte die het gezin met zich meebrengt, dreigt voortdurend het gevaar dat we veronachtzamen om onze kinderen ook geloofsopvoeding te geven. De geloofsopvoeding van onze kinderen kost ons tijd, energie en aandacht. Het is een belangrijke investering.
Kerk en samenleving
Soms wordt gezegd: ‘De kinderen van vandaag vormen de kerk van morgen.’ Dit is een halve waarheid, want de kinderen van vandaag maken ook vandaag deel uit van de kerk. Laten we de kinderen een belangrijke plaats geven binnen de kerkelijke gemeente. We moeten niet al te kinderachtig omgaan met kinderen. Een kind begrijpt veel en kan diep nadenken over de dingen van het bijbels geloof. Kinderen kunnen soms vragen stellen waarmee volwassenen moeilijk uit de voeten kunnen. Het kerkelijk onderwijs aan de jeugd kan een belangrijke bijdrage leveren aan de godsdienstige opvoeding van onze kinderen.
Naast het gezin en de kerk komen kinderen ook in contact met allerlei andere mensen in de samenleving. Kinderen gaan naar school, beoefenen hobby’s, gaan naar een sportclub, enz. Ouders moeten zich goed realiseren dat er perioden zijn waarin vrienden heel veel invloed hebben. Paulus zet in 2 Korinthe 6:14-18 uiteen dat er een hemelsbreed verschil ligt tussen gelovigen en ongelovigen. Onze kinderen zullen met beiden in contact komen. De ouders zullen moeten waken over de invloeden die daarmee gepaard gaan. We kunnen hen niet afschermen van deze wereld, maar wel zo goed mogelijk beschermen tegen kwalijke invloeden ervan.
Leerkrachten
De opvoeding van onze kinderen moet zoveel mogelijk een eenheid zijn. Het is de opdracht voor ouders en leerkrachten, zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs, om dit in praktijk te brengen. Iedere opvoeder zal op de eigen plaats de opgedragen taak zo moeten verrichten dat jongeren door opvoeding en onderwijs gebracht worden naar het kruis van Golgotha. Hierdoor mogen ze reeds van jongs af leren hun leven in dienst te stellen van de Heere Jezus, in alle levensverbanden waarin ze een plaats hebben. Jongeren moeten een ‘christelijke’ kijk krijgen op de gang van de wereld en de cultuur, een kijk die hen behoedt voor ongefundeerd pessimisme én voor ongemotiveerd optimisme.
H. Bavinck schreef in Pedagogische Beginselen: ‘De mens, die in de Schrift onderwezen en bij haar opgevoed wordt, komt op een hoogte te staan, vanwaar hij het groot geheel van de dingen overziet; zijn gezichtskring breidt zich tot de einden van de aarde uit; hij omvat in zijn gedachte de aanvang en het einde van de geschiedenis; hij kent zijn eigen plaats omdat hij zichzelf en alle dingen allereerst beschouwt in hun verhouding tot God, uit Wie, door Wie en tot Wie alle dingen zijn.’ Zo ontstaat er een verantwoorde totaalvisie. Voor het christelijk onderwijs betekent dit dat de docenten zelf van harte christen dienen te zijn en met collega’s doordenken welke consequenties dit heeft voor het onderwijs in hun christelijke school. Kan dat vandaag nog? Of ligt aan de identiteitscrisis van het christelijk onderwijs een algemene geloofscrisis ten grondslag? We moeten ons houvast (weer) zoeken en (weer) vinden in Gods Woord. Dan hebben we te midden van alle veranderingen om ons heen vandaag zekerheden.