Waar bent u naar op zoek?

Lossere banden

dr. A.A.A. Prosman
Door: dr. A.A.A. Prosman
24-06-2021

Het secularisatieproces is nog lang niet tot stilstand gekomen. Ook behoudende kerken houden de secularisatie niet buiten de deur.

Allerlei zaken die binnen deze kerken nog algemeen geaccepteerd waren, worden nu van vraagtekens voorzien. Dat is bijvoorbeeld het geval met het huwelijk. Hierover schrijft dr. A.L.Th. de Bruijne, hoogleraar Ethiek en spiritualiteit aan de Theologische Universiteit Kampen, in een column in het Nederlands Dagblad. Aanleiding is een discussie binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken.

Nederlands Dagblad

Mag de kerk een geregistreerd partnerschap inzegenen? Over die vraag breken de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) zich momenteel het hoofd. Het kan verkeren. Tussen 2011 en 2017 stond datzelfde thema op de agenda van drie vrijgemaakte synodes. Ik maakte deel uit van het deputaatschap dat de kwestie had bestudeerd en ons antwoord was ‘ja’. De synode droeg ons op ook te overleggen met vertegenwoordigers van andere kerken, onder meer de CGK. Zeker nu liefdesrelaties steeds vaker interkerkelijk tot stand komen, zou gemeenschappelijk beleid hier wijs zijn. Maar vrijwel niemand van hen wilde de kerkelijke binding aan het burgerlijk huwelijk relativeren. Mede daarom maakte ook de vrijgemaakte synode pas op de plaats.

Nog altijd vind ik dat de Nederlandse kerken zich samen over dit punt moeten buigen. Christenen hebben het Nederlandse burgerlijk huwelijk naïef gelijkgesteld met het huwelijk als instelling van God. Als gevolg daarvan deden kerken de laatste decennia vaak onrecht aan jonge leden die oprecht samen verder wilden, maar niet via het burgerlijk huwelijk. Bovendien veroorzaakte die fixatie op het burgerlijk huwelijk verlegenheid en onmacht tegenover ‘ongehuwd samenwonen’, waarvoor overigens ‘niet burgerlijk gehuwd samenwonen’ vaak een zuiverder typering zou zijn. Eerst plaatsten we alle soorten samenwoners vlot onder de tucht, wat vandaag omslaat in een even generieke slappe tolerantie.

Het is nuttig te beseffen dat het burgerlijk huwelijk pas bestaat sinds begin negentiende eeuw en nota bene een antichristelijke oorsprong heeft. Het kwam mee met het pakket Franse wetgeving dat Napoleon ons land in die tijd opdrong. Hij had in Frankrijk een burgerlijke huwelijkssluiting ingevoerd om de Rooms-Katholieke Kerk dwars te zitten. Volgens Rome sluit de kerk huwelijken en niet de staat. Napoleon brak de macht van de kerk en verplichtte haar op de staat te wachten.

Nederlandse protestanten slikten dit omdat ze sinds de Reformatie leefden met het ideaal van een christelijk Nederland waaraan kerk en overheid samen publiek leiding gaven. Ze hadden niet door dat dit modernistische burgerlijk huwelijk juist de secularisatie van het huwelijksverbond zou inluiden. Tot op vandaag blijven kerken hun energie verspillen aan de strijd voor dit postchristelijke instituut. In plaats daarvan zouden zij hun jongeren zelf moeten vormen, zodat die bewust een christelijk verbond voor het leven aangaan, in welke juridische structuur dan ook. (…)

Natuurlijk is normaliter ook juridische en religieuze inbedding van zo’n huwelijksverbond nodig, maar die mag variëren per tijd en cultuur. Dat was al zo in de Bijbel en bleef zo tijdens de kerkgeschiedenis. Meestal speelden families de hoofdrol. (…) Dat mensen vandaag hun verbond liefst met z’n tweeën aangaan, zonder anonieme staat maar wel open naar hun eigen kring, ligt in diezelfde lijn. De kerken zouden daar creatief op moeten inspelen met passende nieuwe vormen en het niet moeten bestrijden uit naam van het modernistische burgerlijk huwelijk. Laten zij in de omgang met het huwelijk hun trage traditionalisme inruilen voor een wervend weerwoord op onze postchristelijke samenleving.

Terecht plaatst prof. De Bruijne kritische kanttekeningen bij het burgerlijk huwelijk zoals dat nu door de overheid is vormgegeven. Het burgerlijk huwelijk heeft een gedaanteverwisseling ondergaan sinds het huwelijk ‘opengesteld’ is voor twee mensen van gelijk geslacht. Hier begint de verwarring. Alsof de overheid de bevoegdheid heeft te bepalen wat een huwelijk is en daaraan zomaar een nieuwe vorm kan geven. Het huwelijk was er namelijk eerder dan de overheid (Gen.2:22-25). De enige taak van de overheid is om het huwelijk te beschermen. Het huwelijk heeft alles met het doorgeven van leven te maken. Daar staat de overheid en ook de kerk buiten. Wij dragen de schepping niet, de schepping draagt ons. Wij dragen het leven niet, het leven draagt ons. Alles staat in het teken van eerbied voor zaken die God gegeven heeft. Die orde moet beschermd worden. Het is dan ook belangrijk dat bij een huwelijksbevestiging God aangeroepen wordt. Daarom lijkt het mij dat de rol van de kerken bij huwelijkssluitingen alleen maar belangrijker moet worden. Het huwelijk is geen onderonsje van twee mensen, maar een verbond van twee mensen met God. De vraag die ik niet bij De Bruijne lees maar die toch belangrijk is: hoe lang weet de kérk nog wat een huwelijk is? Gaat zij blindelings mee in het secularisatieproces?

Trouw

De nieuwe tv-serie ‘Uitgepreekt’ van de EO heeft al veel publiciteit gehad. Presentator Fikse laat daarin predikanten aan het woord die zijn ontslagen. In de Protestantse Kerk worden jaarlijks ongeveer tien predikanten van hun gemeente losgemaakt. Dat is kerkelijk jargon voor: ontslagen. Gemiddeld zes van hen kloppen aan bij de predikantenbond, een vakbond en een beroepsorganisatie tegelijk. Over deze problematiek had Trouw een interview met ds. Sjaak Verwijs, directeur van de Bond van Nederlandse Predikanten. Hij gaat in op de positie van de predikant in het geval van conflicten met kerkenraad of gemeente. Hij noemt die positie ‘zwak’.

Op papier zijn de rechten van de dominee die een conflict heeft met het kerkbestuur prima geregeld. ‘Maar feitelijk is het zo, dat de predikant altijd het onderspit delft. Als de kerkenraad de dominee zat is, dan houdt het op. Dan kan die vertrekken.’ (…)

Al gedragen kerkenraden zich in de ogen van Verwijs wel vaak als werkgever, ze zíjn dat niet. De kerkenraad kan de dominee niet ontslaan. Bij schijnbaar onoplosbare onenigheid, wordt een regionale visitatiecommissie ingeschakeld. Die commissie, vaak een predikant en een kerkbestuurder van elders, hoort beide partijen. Gemeenteleden kunnen via mail of een spreekuur hun oordeel geven.

Verwijs noemt die commissie een ‘verouderd, ietwat paternalistisch instituut’. ‘Ze doen niet aan waarheidsvinding. Ze vragen aan de dominee en de kerkenraad hoe het allemaal zo gekomen is. Dat is het. Soms schrijven ze klakkeloos over wat er over de dominee wordt gezegd.’

Op hun rapport is wel weerwoord mogelijk van de predikant, maar niettemin wordt de conclusie dat die het veld moet ruimen, meestal overgenomen door het regionale kerkbestuur. Vervolgens wordt de kwestie beoordeeld door de betreffende landelijke PKN-commissie. Die zet er, zegt Verwijs, ‘een stempel op’ en dan is de predikant losgemaakt, lees ontslagen. De dominee mag wel dominee blijven, maar moet een andere gemeente zoeken. En dat lukt maar zelden, weet Verwijs. ‘Als je bent losgemaakt, heb je een stigma. Het is lastig om dan een nieuwe gemeente te vinden.’ (…)

Verwijs van de predikantenbond vindt dat er in de PKN te weinig aandacht is voor de zwakke positie van de predikant. Die is ingebakken in de kerkelijke situatie: gemeente en kerkenraad kunnen niet verplaatst worden, de predikant wel. Daar valt niks aan te doen, maar juist daarom moeten er in de procedure meer waarborgen komen voor de predikant, vindt Verwijs. Recht op mediation, bijvoorbeeld, als de kerkenraad en de dominee er niet uit komen. En meer zeggenschap over het rapport dat wordt opgemaakt. Ook zou hulp welkom zijn bij het vinden van een nieuwe werkkring, bijvoorbeeld door de ontslagen predikant voor te dragen bij een andere gemeente.

Een opvallend detail: er wordt niet aan waarheidsvinding gedaan… Hoe rijmt dat met de roeping van de kerk? Hoe rechtvaardig is de hele gang van zaken?

dr. A.A.A. Prosman
dr. A.A.A. Prosman