Manoeuvrerende bestuurders
Bij de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) ligt een nieuw instellingsplan op tafel. Er moet wat veranderen. Het decembernummer van het blad PThUnie schrijft over de nieuwe koers:
PThUnie
Een meer uitgesproken christelijk en kerkelijk profiel. Onderzoek doen waaraan in de kerk en samenleving behoefte is. Betere uitvoering van het onderwijs. Een simpeler organisatiemodel. En dat alles op één, wellicht nieuwe, locatie. Veertien jaar na de oprichting en bijna tien jaar na de verhuizing naar Amsterdam en Groningen lijkt de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) zich opnieuw uit te vinden.
Twee bestuurders van de PThU, voorzitter dr. Kees Boele en rector prof. dr. Maarten Wisse, geven in een interview een toelichting. Ze signaleren dat nogal wat studenten moeite hebben met ‘de huidige profilering van de PThU’. Van deze studenten mag het ‘best wel een beetje geloviger’. Dat onderstrepen ook Boele en Wisse. De band met de kerk moet nauwer aangehaald worden.
Boele: We zijn natuurlijk kerkordelijk aan de kerk verbonden. Maar dat is niet het enige. Ik kom uit het hbo en daar staat de b van beroepspraktijk in het midden. Ik was gewend om met grote bedrijven en instellingen te praten over wat zij nodig hadden op het gebied van afgestudeerden. Als ik vanuit dat perspectief keek naar onze relatie met de kerk, onze belangrijkste afnemer… Dat was wel even schrikken. (…)
Wisse: We krijgen van verschillende kanten signalen dat er bezorgdheden en ergernissen zijn. Alle studenten vragen erom in hun manier van denken en geloven serieus genomen te worden. Het is toch een patroon van heel veel jaren dat dat de PThU niet goed lukt. We willen er voor alle studenten zijn, van vrijzinnig tot Gereformeerde Bond. Die zitten allemaal bij ons in de collegezalen en we willen ze allemaal helpen betere theologen te worden.
Boele: Tijdens mijn inwerkperiode vorig jaar heb ik met veel studenten gesproken, in de volle breedte van de PThU. Dit punt kwam wel manifest op tafel. En daar schrok ik van. Als op onderdelen de aansluiting tussen staf en studenten zo slecht is en je bent al zo klein en kwetsbaar, dan heb je wel een issue. Dat is niet alleen een kwestie van theologische inhoud. Er zit ook een didactisch punt in: hoe maak je die aansluiting? (…) Wisse: We willen met ons onderzoek nog beter bij de vragen vanuit kerk en samenleving aansluiten. De nieuwe organisatie van het onderzoek moet daaraan bijdragen. Al een poosje geleden is al ons onderzoek ondergebracht in twee thematische programma’s. Maar de institutionele structuur was daar nog niet op aangepast. Iedere onderzoeker viel onder een leerstoel, maar die leerstoelen zaten niet volledig bij het ene of andere programma. Je had als wetenschapper dus twee aansturingslijnen. (…) Je moet gewoon weten wie jou aanstuurt.’
Het is een eerlijk verhaal, waarin de geïnterviewden zich kwetsbaar opstellen. Tegelijk is hun verhaal onthullend. Hoe kan het dat de PThU op organisatorisch niveau nogal krakkemikkig in elkaar steekt? Wat zegt dat over het bestuur van het afgelopen decennium? Je hoeft niet tussen de regels door te lezen om te vermoeden dat de PThU in een crisis verkeert: het wordt met duidelijke woorden uitgesproken. Wat mij echter het meest treft, is dat deze theologische opleiding weggegroeid is van de kerk. Studenten die in deze geseculariseerde tijd toch graag theologie willen gaan studeren en wellicht ook predikant willen worden, voelen dat de seculiere wind die overal waait, hun ook daar tegemoetkomt. Is dat mede de oorzaak dat studenten naar andere opleidingen gaan, zoals in Leuven en Apeldoorn?
Nederlands Dagblad
Er zijn meer organisaties waar het voor bestuurders moeilijk manoeuvreren is. Het Nederlands Dagblad van 8 januari had een uitvoerig interview met aartsbisschop Justin Welby (66 jaar), leider van de anglicaanse kerkfamilie. Hij kijkt vooruit naar 2022, het jaar waarin de ruziënde familieleden – anglicaanse kerken uit diverse landen en continenten – elkaar weer zien op de Lambethconferentie, die elke tien jaar gehouden wordt.
U was stuurman van de roeiploeg van de universiteit. Hebt u daarvan iets geleerd voor uw latere werk?
‘Het eerste wat ik kan zeggen is: als stuurman kijk je vooruit. Dat heb ik liever dan dat je achteruit beweegt terwijl je heel hard moet werken, zoals de roeiers.’
Ook een kerkleider heeft stuurmanskwaliteiten nodig.
‘Zeker, maar in een roeiboot bepaal jij de koers en iedereen roeit mee. In deze functie bouw je aan consensus voordat je van koers verandert. Dat is iets heel anders. Veel moeilijker.’
Maakt u zich zorgen over de eenheid van de Engelse kerk?
‘Zorgen is niet het goede woord. Ik ben me bewust van de vele manieren waarop de eenheid gevaar loopt. Ik bid voor de eenheid van de kerk, ik span me ervoor in, maar uiteindelijk is het Gods kerk, niet de mijne. Mijn taak is luisteren, bijsturen, transparant zijn over mijn eigen menselijkheid en fouten. En proberen dichter naar Christus toe te groeien.’
De laatste maanden is een aantal prominente anglicaanse bisschoppen overgestapt naar de Rooms-Katholieke Kerk. Wat doet dat met u?
‘Zij geven gehoor aan wat zij zien als Gods roeping. Ik voel me daar totaal ontspannen bij. Ik zit er niet mee, geen moment. Als hun geloofsweg hen naar de Rooms-Katholieke Kerk brengt, en ze willen Christus volgen – alle eer aan God.’
U vindt het niet erg wanneer zij zeggen dat de Anglicaanse Kerk de weg kwijt is?
‘Heel veel mensen hebben dat gezegd de eeuwen door. Tot op zekere hoogte is elke kerk op aarde de weg kwijt. Daarom hebben we een verdeelde kerk. Maar het gaat er niet om of mijn deel van de kerk het beter doet dan jouw deel. Het gaat om onze trouw aan God en aan de verkondiging van het goede nieuws van Jezus Christus in woord en daad in een zeer gebroken wereld.’
Wat is uw hoop voor de vernieuwing van de kerk in Engeland?
‘De kern van die vernieuwing zijn drie woorden: simpler, humbler, bolder. Simpeler, bescheidener, vrijmoediger. Dat is de test waaraan we alles wat we doen, willen afmeten. Zo willen we een kerk worden waar Christus in het middelpunt staat, een kerk van missionaire discipelen, een kerk die betrokken is op de wereld. (…)
Het valt vast niet mee om zo de koers te verleggen. Ziet u er tekenen van?
‘Ja, eigenlijk wel, ja. Bijvoorbeeld in alle bijzondere manieren waarop de kerk reageert op de coronacrisis, maar ook al eerder op de economische crisis van 2008. Denk aan de groei van de voedselbanken. De Anglicaanse Kerk is betrokken bij zo’n 33.000 sociale projecten over het hele land; bijna altijd is dat in partnerschap met andere kerken. Dat is het “bescheidener”. Dat had veertig jaar geleden niet gekund. Dan hadden we gezegd: we doen alleen mee als wij het voor het zeggen hebben.’
Het is een teleurstellend en vlak verhaal. De aartsbisschop is de rust zelve en lijkt zich niet druk te maken om de problemen van een kerk die zich in een diepe crisis bevindt. In tegenstelling tot het eerste interview mis ik hier oprechtheid. Alles wordt gerelativeerd. Eigenlijk gaat het best goed met de kerk. Dat is trouwens de houding van veel kerkleiders. Ze leven in een voortdurende staat van ontkenning. Ze hebben altijd oplossingen bij de hand. Hun geloofsvertrouwen wordt door niets geschokt. Ze laten zich nooit door negatieve ontwikkelingen in de war brengen. Het heeft iets bovenaards. Bij hen vergeleken zijn de oudtestamentische profeten maar tobbers.