Meer dan vragen
Ons leven speelt zich vaak af op het niveau van doen, maken, kunnen en willen. Ook in het geloof en in de kerk is dat dikwijls zo. We horen de oproep om te gaan geloven, we nemen ons voor om te bidden, we willen getuigen en in de gemeente helpen we elkaar.
Als we de Bijbel doorlezen, komen we iets anders tegen. Het gaat er niet allereerst om wat we doen, maar eerder nog wie we zijn geworden door Jezus Christus. Als we de Schrift doorlezen, leert de Heilige Geest ons dat God iedereen die naar de Heere Jezus vlucht, aanneemt. De Heere is in de Bijbel en door Zijn Geest bezig om ons van vijand tot kind van Hem te maken. Paulus zegt in Romeinen 8:15: ‘Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!’ Waar de Heilige Geest gaat werken, komt Jezus Christus met Zijn kruisverdienste voor zondaren centraal te staan en worden zondaren die naar Hem vluchten, tot kinderen aangenomen en zoon en erfgenaam genoemd (Gal.4:7). Door de Heiland worden weglopers zelfs ‘een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte’ genoemd (1 Petr.2:9).
Het gaat er in het leven met de Heere niet om wat we presteren, maar hoe Hij ons vormt en maakt en wie we dan zijn voor Hem. Dit is trouwens heel wat anders dan het denken van de wereld, dat ook de kerk binnenkomt. Dat is het denken dat we in onszelf heel veel voorstellen en fantastisch zijn. Dat is het denken waar de mens zonder Christus en zonder te buigen voor Hem, iets meent te zijn voor God.
Gebedsleven
Als we merken dat het in ons leven niet allereerst gaat om wat we doen, maar dat centraal staat wie we zijn, en wie Hij is, dan verandert ook het gebedsleven. Het gaat er in ons bidden vaak om of de Heere iets wil doen voor en in ons en we vragen Hem om kracht en bijstand, zegen en geloof. Maar in het geloofsleven mogen we ook bij Hem komen om te zeggen wie we zijn, of liever hoe de Heere ons door de Heilige Geest heeft gemaakt.
Uiteraard klinkt in het gebed de belijdenis dat we zondaar zijn. We doen niet alleen zonde, in onszelf zijn we zondaar. Maar als we bij het kruis van Christus onze zonde hebben beleden en Hij de onze is en wij van Hem zijn, dan mogen we in ons gebed waarin we tot de Vader naderen, ook zeggen wie we door Christus zijn geworden. Het is zegenrijk en bevrijdend als het gebed niet alleen bestaat uit vragen, maar ook het ons aanbieden voor Hem bevat. Uiteraard schuiven we ons niet naar voren als de vrome gelovige die alles goed doet, maar we mogen het werk dat de Heere Zelf is begonnen, wel benoemen.
Psalmen
Wij zijn dat misschien niet zo gewend, maar in de Psalmen komen we het wel tegen. Zo zingen we met Psalm 27: ‘Verberg toch niet Uw oog van mij, o Heer’! Ik ben Uw knecht, zie niet in toorne neer.’ De dichter belijdt daarmee dat hij geen vreemde is voor God, maar dat de Heere hem heeft aangenomen en dan zál de Heere hem horen. In Psalm 69 heeft de dichter het zo moeilijk dat hij bijna wegzinkt, terwijl de vijanden op hem afkomen. Maar dan weet hij en zegt hij tegen de Heere dat hij geen vreemdeling is voor God. Hij zegt: ‘Verberg Uw aangezicht niet voor Uw dienaar.’ Hij dient zich in het gebed aan als de dienaar van God.
Dan hoeft het gebed niet lang te zijn en niet alleen te bestaan uit allemaal vragen, maar dan mag het gebed ook zijn: ‘Heere, hier ben ik, U kent me toch, U heeft me toch geroepen. Ik ben toch niet van mezelf, ik ben toch van U, ik ben toch Uw kind.’
Bevrijdend
Het is een moeilijke periode als Jarno* door ziekte veel niet meer kan (zie kader); hij voelt zich uitgeschakeld. Doordat hij steeds kijkt naar hetgeen hij niet meer kan doen, blijft hij op zichzelf gericht en zijn gedachten blijven in een cirkel ronddolen. Als hij weer oog krijgt voor wie hij voor de Heere mag zijn en wie de Heere voor Hem is, voelt hij zich bevrijd. Natuurlijk is zijn ziekte er nog en de pijn dat hij zo weinig kan betekenen in de gemeente voelt hij ook nog, maar hij hoeft zich niet langer beter voor te doen om iets voor God te betekenen. Het draait niet langer om hemzelf en wat hij mist, maar hij mag voluit zien op dat wat de Heere doet door Jezus Christus en wie hij zelf door de Heilige Geest is geworden voor Gods aangezicht.
Zó met de Heere omgaan in het gebed, geeft rust en vrede, want dan worden we niet voortdurend heen en weer geslingerd tussen wat we moeten, maar niet kunnen. Dan vinden we rust in Hem. Want als Hij door Zijn Zoon iemand aanneemt tot kind, zal de Vader dat kind dat Hem aanroept, dan niet vasthouden en aan Zijn hart drukken?
Scheefgegroeid geloofsleven
Jarno is iemand die in zijn leven de Heere heeft leren kennen en weet van vergeving en verzoening door het bloed van Jezus Christus. Een leven zonder de Heiland kan hij zich niet voorstellen. Hij is ook altijd actief geweest in de gemeente; niemand deed tevergeefs een beroep op hem, hij was er altijd voor een ander. De laatste tijd is moeilijk. Sinds zijn ziekte heeft hij veel ingeleverd en kan hij eigenlijk niets meer doen in de gemeente. Door de vermoeidheid kan hij anderen niet meer helpen en bijstaan, het is allemaal te veel voor hem.
Genoeg doen
In gesprekken komt steeds naar voren hoe fijn het is dat hij in het verleden zoveel kon doen in de gemeente. Wat zou hij dat graag weer doen, maar het gaat niet meer. Zijn wereldje is kleiner geworden nu hij veel thuis zit. Ook het vaste vertrouwen in de Heere is de laatste tijd vaak weg. Het innige gebedsleven wordt meer een worsteling dan een moment van vreugde.
Dat het in zijn geloofsleven moeizamer gaat, komt eigenlijk nog niet eens door de ziekte die veel van zijn energie vraagt. Gaandeweg de gesprekken komt er iets anders naar boven: zijn geloofsleven is scheefgegroeid. Leven met de Heere bestaat voor hem veelal uit doen. Zolang hij actief was en tot een zegen voor anderen kon zijn, bloeide zijn geloofsleven op, maar nu hij niets meer kan doen voor anderen, is er een leegte en rusteloosheid gekomen.
Heeft Jarno de nabijheid en de troost van de Heere nodig? Zeker, want het valt niet mee om uitgeschakeld te zijn. Maar allereerst moet hij ontdekken dat geloof niet alleen bestaat uit het doen voor God en het bezig zijn in Zijn Koninkrijk. Hij mag opnieuw leren wie hij voor de Heere is.