Onze samenleving houdt de dood op afstand. Niet goed is dat. Met deze twee zinnen vat ik hier de mening van prof. Marli Huijer samen, oud-Denker des Vaderlands. Vergrijzing van de samenleving roept ook ethische en diaconale vragen op.
Omdat ik tot nu toe weinig wist van het denken van de feministische schrijfster Renate Dorrestein, las ik een enkele week geleden haar Dagelijks werk. Een schrijversleven. Deze bundel vol ervaringen over haar auteurschap geeft een goede indruk van haar leven. Ooit had Dorrestein als wens uitgesproken dat ‘niemand me de levensfase door de neus boort waarop ik me nu al zo lang verheug: een oud vrouwtje te zijn’. Ouder worden kan immers een rijke fase in je bestaan inluiden. Echter, toen slokdarmkanker in haar leven kwam, aanvaardde Dorrestein dat direct, zag ze af van een langdurig medisch traject en stierf ze als 64-jarige. Vier jaar geleden is dat.
Jong blijven
Drie jaar eerder was de vraag ‘Kunnen en willen we ouderdom voorkomen?’ de titel van een lezing die Renate Dorrestein tijdens een symposium aan de Vrije Universiteit hield. Ze onderzocht waarom haar generatie levenslang jong wil blijven, in denken en kleding en gedrag. Typeren doet ze dit als een kwaal die zich de laatste decennia over de westerse wereld verspreid heeft. Een citaat maakt haar positie goed duidelijk: ‘Het vertonen van de kwetsbaarheden die bij de ouderdom horen, geldt al bijna als een vorm van maatschappelijk ongewenst gedrag. (…) Een leven zonder het perspectief van ouderdom en dood is een leven zonder seizoenen en zonder de urgentie van de voorttikkende tijd.’
De lezing is voor Dorrestein niet minder dan een appèl om in het reine te komen met wat ons mens maakt, namelijk het besef van onze sterfelijkheid.
Eindigheid van ons leven
Een christen die zijn Bijbel open heeft, zal met de eindigheid van eigen en andermans leven rekenen. In het tweede deel van Genesis 3 zegt God tegen de mens: ‘want stof bent u en u zult tot stof terugkeren’. Het is het refrein dat in veel gemeenten gezongen wordt, als een broeder of zuster overlijdt:
Gelijk het gras is ons kortstondig leven,
gelijk een bloem.
Het Nieuwe Testament verzwijgt evenmin de ernst van de dood, toont ons Jezus Die bij Lazarus’ graf huilt over haar macht. ‘En zoals het voor de mensen beschikt is dat zij eenmaal sterven en daarna het oordeel…’ Tegen dit donkere decor licht het Evangelie op, als Hebreeën 9 ook spreekt over de Middelaar van het Nieuwe Testament.
Langer willen leven
Hoe duidelijk de Bijbel ook is, zelfs binnen de kerk kunnen we doen alsof ons hier wel een blijvende stad rest. Christenen staan immers niet buiten de cultuur waarin het verlangen om langer te leven gelijk opgaat met onze hogere levensverwachting. Alleen daarom al hebben we wekelijks de kerkdiensten nodig, de plaats waar de gemeente met de kerk van altijd en overal de wederopstanding van het lichaam en het eeuwige leven belijdt.
***
Ik schrijf bovenstaande woorden naar aanleiding van de recente verschijning van De toekomst van het sterven, geschreven door Marli Huijer, tot haar emeritaat hoogleraar Publieksfilosofie in Rotterdam. Onze omgang met ouderdom, met de dood – de voormalige Denker des Vaderlands schreef er een klein boekje over, dat tegelijk waard is om breed aandacht te krijgen. Immers, uit haar omgang met leven en dood, met het kwetsbare en economisch niet meer renderende, ontdekken we het morele niveau van onze maatschappij.
Inleveren van gezondheid
Wat wil Huijer doorgeven? Ze komt op het spoor dat burgers menen recht te hebben op een langer leven en daarom van overheid (díe moet ons tegen corona beschermen) en medische wereld eisen daarvoor garant te staan. De werkelijkheid is dat kort na de pensioengerechtigde leeftijd voor de meeste mensen het inleveren van lichamelijke en mentale gezondheid inzet, een proces dat zich gewoonlijk in vijftien jaar voltrekt. ‘Rond de vijfenzeventig is bij het merendeel van de mensen de creativiteit, originaliteit en productiviteit verdwenen.’ Het ideaal voor velen vandaag is echter dat ze in goede gezondheid oud worden, om ‘snel en pijnloos’ deze wereld te kunnen verlaten.
Een specialist ouderenzorg merkte op dat geen van de tachtigers die bij hem in de flat wonen, met de dood bezig is. ‘Ze houden die op afstand, plukken de dag en zien wel wat er gebeurt als het zover is.’ Hier is sprake van een persoonlijke én maatschappelijke ontkenning van de dood, die zich eerder en onverwachts kan aandienen. Waar dat gebeurt, zegt Huijer, kunnen we niet zorgdragen voor een hoge kwaliteit van de laatste levensfase.
Voetafdruk
In De toekomst van het sterven legt de auteur er de vinger bij dat Nederlanders de dood op afstand houden, frontsoldaten en zorgverleners uitgezonderd. Nadruk wil ze leggen op de betekenis die ouderen hebben én die ze zelf in relaties ervaren. Het gesprek hierover zoekt ze tevens omdat met ieder jaar dat wij aan gemiddelde levensduur winnen, vanwege ons hoge consumptieniveau de ecologische voetafdruk per mensenleven groter wordt. Ons langere leven ‘gaat ten koste van mensen in armere delen van de wereld, van andere diersoorten en van het ecosysteem’, een citaat waaruit ik overigens destilleer dat Huijer de mens ook als diersoort beschouwt. De huidige generatie die in grote huizen woont, vaak reist, veel energie verbruikt, legt in de belasting van het milieu een hypotheek voor haar nageslacht, terwijl wij goede voorouders zijn als we nu onze levensstijl versoberen.
De reikwijdte van de zorg is een ander gevolg van de vergrijzing, waardoor er ‘te veel oude mensen zijn in verhouding tot het aantal jongere mensen’. Is er later voor ieder een plaats in het verzorgingshuis, kunnen kinderen of vrienden of thuiszorg de gewenste aandacht geven?
Langlopend verhaal
Het scherpe oog van Marli Huijer ziet dat ouderen maatschappelijk apart komen te staan, omdat het overgrote deel van de bevolking aftakeling, lijden en sterven op afstand houdt. Ze voorzegt dat onze ouderen steeds eenzamer worden, als de waardering in de samenleving ontbreekt voor wie oud is, wie lijdt of sterft. In dit kader pleit ze voor herwaardering van het huis van de sterfelijkheid door de grenzen van het menselijk leven onder ogen te zien en daar in wijsheid naar te handelen. Tevens pleit ze voor de aanvaarding van het ritme van geboorte, groei, verval en dood. Angst voor de dood kan in haar optiek weggenomen worden door het inzicht dat we onderdeel zijn van een langlopend verhaal, een verhaal dat doorgaat, als ik van de aardbodem verdwenen ben.
Over leven en dood, over heden en toekomst kunnen we niet spreken zonder onze levensbeschouwing en geloofsovertuiging in te brengen. In een interview met HP/De Tijd verwoordde prof. Huijer onlangs dat ze gereformeerd opgevoed is, ‘wie weet heeft dat nog invloed’. In haar boekje is die invloed niet merkbaar en daarmee missen we een essentiële dimensie. De auteur schrijft: ‘Mensen bedachten het hiernamaals – de Hades, het Nirvana, de hemel, de hel – maar de onsterfelijkheid in de gewonemensenwereld bracht dat niet.’
Niet in paniek
Bescheiden én tegelijk met overtuiging mogen christenen deelnemen aan het maatschappelijk debat over het gesprek over het levenseinde. Het meest doen ze dit met hun leven, door niet in paniek te raken als zijzelf de boodschap ontvangen over een ongeneeslijke ziekte. Een getuigenis is dat, in een kamer in het ziekenhuis, op bezoek bij je huisarts, in het contact met je buren. Hun huis van de sterfelijkheid staat voor Gods kinderen in verband met het gebouw bij God, niet met handen gemaakt, eeuwig in de hemelen.
Raken doet dit thema voor een christen tegelijk aan zijn levensstijl. Hij neemt deel aan de wereld, is bij tijden blij en bij tijden verdrietig, koopt zijn bezit en komt tot een huwelijk, én weet dat de gedaante van deze wereld voorbijgaat – zo leert Paulus ons in 1 Korinthe 7:31.
Niet in slaap laten wiegen
‘Nu ben ik 75 jaar, nu moet ik me echt klaar gaan maken voor de laatste levensreis’, zo hoorde ik een van mijn oudere familieleden ooit zeggen. Het is in lijn met wat Calvijn ons in de Institutie leerde, namelijk dat ‘God de zijnen door onafgebroken lijden de ijdelheid van het tegenwoordige leven leert, zodat we ons niet in slaap laten wiegen door wat we bezitten, maar aangespoord worden tot een verlangen naar en tot de overdenking van het leven dat komt.’ Hierin mag de kerkdienst ons voeden.
Ondertussen blijft staan dat Marli Huijer aan politiek en samenleving grote en reële vragen adresseert – en de kerk staat hier niet buiten. Haar boekje verdient aandacht in de werkgemeenschap van predikanten, bij plaatselijke afdelingen van de Nederlandse Patiëntenvereniging, op het wetenschappelijk bureau van een christelijke politieke partij, in de doordenking die plaatsheeft aan het Lindeboom Instituut, het Centrum voor ethiek van de zorg. Dan zoeken we de vrede voor de stad.
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement. Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!