Niet klaar met Israël
Er is veel voor te zeggen dat er een tegoed is voor Israël als het gaat om de vervulling van oudtestamentische profetieën. Wat is dan op theologisch vlak een goede manier om recht te doen aan de Joodse wortels van het christelijk geloof?
Daarmee kijken we naar de Joodse wortels van het Oude Testament én die van het Nieuwe Testament. Als eerste zou ik graag willen zeggen: door altijd te bedenken dat we – en daarmee heb ik het over de christenen uit de heidenen – mede-erfgenamen zijn, dat we erbij zijn geteld. Hoe doen we daar in de exegese nu recht aan?
Volbloed Jood
Het is belangrijk dat we bij het verstaan en dus ook bij de uitleg van teksten ons eerst afvragen wat de betekenis ervan is voor Israël. Hoe klonk het toen? Dan pas kun je de lijnen eerlijk doortrekken naar het heden en de toekomst. In ons theologiseren en exegetiseren moeten we het Joodse denken en de Joodse achtergronden verdisconteren. Jezus was volbloed Jood. Dat moeten we in onze oriëntatie op Christus (zo lezen we toch ook de bijbelse teksten) altijd bedenken. Jezus ademde het Joodse denken. Wie de Bijbel leest tegen de achtergrond van de Joodse context, heeft ook oog voor de trouw van God aan Zijn volk, aan Israël.
Hoe doen we dat dan concreet: rechtdoen in de exegese aan het feit dat de teksten het Joodse denken ademen? Wat mij betreft heeft dr. Henk Bakker ons in zijn nieuwste boek – Jezus, reconstructie en revisie – veel te bieden. Voortdurend lijkt hij te willen zeggen dat we Jezus niet los kunnen maken van Zijn Joodse identiteit. De christologie kan niet om de Joodse Jezus heen. Het geheim zit hem in de Geest, Die volop op Jezus betrokken is: Jezus’ Jood-zijn verdwijnt niet in Zijn God-zijn. Bakker gaat in op de titels van Jezus en daarmee hebben we iets heel moois in handen om, terwijl de nieuwtestamentische teksten voorliggen, oudtestamentisch te spreken over Jezus: als de nieuwe David, Mozes en Elia, als de priesterlijke Knecht, als de Mensenzoon, de Zoon van God. Dit zijn drie titels ten voorbeeld.
De nieuwe Mozes
Als Jezus de nieuwe Mozes is, dan klinkt het tegoed van het Oude Testament mee als we bijvoorbeeld de Bergrede lezen. Dan zien we de meerdere Mozes de berg opgaan, om Gods wet te ontvangen en door te geven, niet op stenen maar in de harten geschreven. Dan horen we hoe Jezus de wet niet afschaft, maar juist tot haar vervulling brengt en daarmee aanscherpt.
En zoals Mozes door God geroepen werd om het volk uit de slavernij van Egypte te bevrijden, zo kunnen we, als we over de bevrijding door Jezus spreken, niet om de slavernij heen. Hij bevrijdt van slavernij: die van de zonde en van de dood. Als we dan Mattheüs 2 lezen, gaat dat niet zonder Exodus 2: ‘Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen’, zegt God. Eens werd uit Egypte een zoon geroepen, Israël, maar hij heeft in het land dat God hem gaf, onder Zijn verbond, Gods wil niet kunnen doen.
In Jezus zien we de gehoorzame Zoon, Hij heeft de exodus overgedaan. Zo is het ook opvallend wat er over Hem geschreven staat als Mozes en Elia aan Hem verschijnen op de berg van de verheerlijking: ‘Ze spraken met Hem over Zijn heengaan.’ (Luk.9:31) In het Grieks staat er: Zijn ‘exodus’. Heengaan naar Jeruzalem, Zijn weg naar het kruis en de overwinning op de dood (waar Jezus op die berg op voorbereid wordt), is dus de weg die Hij moest gaan als gehoorzame Zoon: het is de volmaakte exodus. Zo kan Hij Bevrijder zijn. Zo de Schriften uitleggen is inhoud geven aan het tegoed van het Oude Testament.
De priesterlijke Knecht
En Jezus als de priesterlijke Knecht? Hoe kunnen we daarin het tegoed van het Oude Testament verdisconteren? Priesters hadden hun rol in de tempel. Zij stonden tussen het volk en God in. Representatie is dit, ze brachten God bij de mensen. Bakker laat mooi zien hoe daar al sprake van was bij Adam en Eva in het paradijs, geschapen naar het beeld van God. Niet bij Mozes (priesterdienst) of zelfs bij Abraham (denk aan de bijzondere figuur van Melchizedek) ligt de oorsprong van de priesterknecht, maar al in het paradijs: het paradijs als tempel van God (goud en onyx) met Adam als priester. De hele wereld was bedoeld om tempel van God te zijn. Verbonden aan Jezus’ tempelkritiek, en de lijnen doortrekkend naar Openbaring, zien we dat Jezus Zichzelf als tempel ziet.
En wat te denken van de Knecht in de profeet Jesaja? Leert het tegoed van het Oude Testament ons niet dat we die knecht allereerst op Israël betrekken? Zij zijn geroepen die priester te zijn, dienaar, knecht (Jes.49). Dit is een enorme roeping, één die ook lijden met zich zou meebrengen (Jes.53). Om een priesterlijk volk voor de wereld te zijn, zou de eenheid in Israël hersteld moeten worden. Daar was Messiaanse hulp bij nodig, iemand als Mozes of Elia of David. Als dan het licht vanuit het Nieuwe Testament erover schijnt, zien we inderdaad de volmaakte Knecht, de Messias, de Priesterknecht: Hij Die leed, Die als een lam ter slachting werd geleid en Wiens striemen voor ons genezing zijn en Die bij de rijke in Zijn dood is geweest en Die voor de overtreders gebeden heeft. Wat Israël niet kon volbrengen, dat volbracht Jezus! In deze Uitverkorene bij uitstek ligt Israël als volk besloten. Zo de Schriften uitleggen is inhoud geven aan het tegoed van het Oude Testament.
De Zoon van God
Hoe klinkt het tegoed van het Oude Testament mee bij Jezus als Zoon van God? Een leidend bijbelgedeelte is Markus 12, de gelijkenis van de slechte landbouwers. Iemand (God Zelf) had een wijngaard (Zijn volk Israël) geplant, Hij had er landbouwers over aangesteld (de leiders van Israël). Hij stuurde Zijn slaven (Zijn profeten) om de opbrengst op te halen. Ze wer-den veracht, weggestuurd, monddood gemaakt. Ten laatste stuurde Hij Zijn Zoon. Die zouden ze wel sparen. Maar nee, ze doodden Hem. Hij had het beste met die wijngaard voor.
Wie zo’n gedeelte uitlegt, kan bijvoorbeeld niet om Jesaja 5 heen: het liefdeslied over de wijngaard, het lied dat God over Israël zingt. Maar wat schrijnend: hoe God er ook over zingt, Israël (zij die leidinggeven) wil Hem niet. Maar God wil Zijn wijngaard wel. Hij geeft het niet op. Hij laat er anderen voor zorgen. Zijn Zoon had en heeft Hij voor hen over. Velen onder Israël erkennen dat echter niet. Heidenen gaan hen voor in de erkenning van de Zoon. Zo zegt die Romeinse hoofdman bij het kruis (Mark.15:39): ‘Waarlijk, deze Mens is Gods Zoon!’ Zo de Schriften uitleggen is inhoud geven aan het tegoed van het Oude Testament.
Nieuwe invulling
Ik noemde wellicht vooral nieuwtestamentische teksten, al verbond ik ze met teksten uit het Oude Testament, maar uit dit alles blijkt dat in Jezus het oude niet voorbijgegaan is. Het is nieuw geworden, het heeft een nieuwe invulling gekregen: de nieuwe David, de nieuwe Mozes, de volmaakte Zoon (denk ook aan Luk.15). Daarom is God niet met Israël klaar.
Hij blijft over die wijngaard zingen. Hij blijft haar bewerken. In dat licht moeten we dan ook de oudtestamentische teksten lezen. Natuurlijk mag/moet je het betrekken op hoe het in Jezus vervuld is en wat het ons te zeggen heeft, maar allereerst klinkt er een boodschap voor Israël. En bij hen krijgen wij ook een plekje. Daarin zit het tegoed van het Oude Testament. Ook in dat wat nog op vervulling wacht. Het Nieuwe Testament is meer dan een verklarende woordenlijst achterin, maar we begrijpen het Nieuwe Testament pas ten volle als onze lezing en uitleg ervan gevuld is met het profetische woord van het Oude Testament. Als Jezus zegt dat Hij de Ik ben is, dan is Hij dat in het licht van hoe Hij Zich aan Mozes bekendmaakte: ‘Ik zal zijn Die Ik zijn zal.’ (Het Johannesevangelie begint hiermee, als het gaat over de Immanuël, en eindigt ermee, de belofte bij de uitzending van Zijn discipelen. Ook in het middendeel van het Johannesevangelie maakt Jezus Zich zo bekend.)
Die Ik ben is Hij nog steeds. God is nog niet klaar met Israël. Er is dus sprake van gelaagdheid in de profetieën: zoals God ze uit Egypte en Babel haalde, zo haalt Hij ze vandaag ook naar huis en zo is Hij ook vandaag een God van verlossing.