Waar bent u naar op zoek?

Niet rechtstreeks naar Christus

dr. W. Verboom
Door: dr. W. Verboom
04-08-2022

Er is een belangrijk verschil in functie tussen een belijdenis en een catechismus. Tevens doet het ertoe welke plaats de leer van de uitverkiezing inneemt in een catechismus. Wijst de catechismus eerst op het heil in Christus of begint die bij de uitverkiezing?

Evenals de Dordtse Leerregels (1619) in ons land is de belijdenis van de uitverkiezing in de Westminster Confessie het antwoord op de (dwaal)leer van de vrije wil. Het arminianisme had ook in de Anglicaanse Kerk in Engeland veel aanhang. Wie de artikelen over de predestinatie in de Westminster Confessie leest (III.1 t/m 8), herkent veel van onze Dordtse Leerregels. Er is geen verschil in inhoud, er is wel verschil in historische situatie.

Kleine plaats

In ons land bestonden er in de periode vóór Dordt reeds twee belijdenisgeschriften: de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) (1561) en de Heidelbergse Catechismus (HC) (1563). In beide confessies neemt de leer van de uitverkiezing maar een kleine plaats in. Door deze (historisch bepaalde) gang van zaken is voorkómen dat de predestinatieleer het geheel van de belijdenis, de drie Formulieren, in ons land is gaan bepalen. In Engeland is dit anders gegaan. Oudere belijdenisgeschriften, zoals de Schotse Geloofsbelijdenis (1560), raakten op de achtergrond. Sinds 1647 verwoordt maar één belijdenis het (gereformeerde) geloof: de Westminster Confessie. In deze geloofsbelijdenis staat de leer van de uitverkiezing vooraan. Zij wordt daardoor een geloofsartikel dat het geheel van de belijdenis beïnvloedt. We zien dat in de artikelen over de roeping (art.10) en de kerk (art.25).

De Grote en de Kleine Catechismus

De Westminster Synode nam niet alleen een confessie aan, maar ook twee catechismi, die direct uit de inhoud van de confessie voortvloeien: Larger en Shorter Catechism (Grote en Kleine Catechismus,1647). In beide catechismi, waarvan met name de tweede voor de catechese bestemd is, komt de leer van de predestinatie prominent aan de orde. In de Grote Catechismus vinden we deze, net als in de Westminster Confessie, meteen aan het begin, in de Godsleer (vr&antw.13). In de Kleine Catechismus komt zij ook aan het begin aan de orde, na de behandeling van de zondeval.

Verschil in functie

Van belang is om het onderscheid te zien tussen de functie van een confessie en van een catechismus in de traditie van het gereformeerd protestantisme. Een confessie is het richtsnoer voor geloof en leven van de kerk. Een catechismus heeft een andere functie. Zij is het leermiddel voor de gedoopte kinderen van de gemeente om hen, onder de leiding van de Heilige Geest, te brengen tot het verstaan van hun doop en tot het geloof in Christus.

Vanwege deze pedagogische functie is de plaats van de uitverkiezing in een catechismus belangrijk. Als zij een plaats vooraan heeft, zoals in de Westminster Catechismus, dan leert het kind als een van de eerste dingen dat (alleen) de uitverkoren kinderen delen in het heil van Christus. Het kind wordt dus niet rechtstreeks naar Christus geleid, maar naar het heil van Christus voor de uitverkorenen. Dat kan leiden tot de vraag: behoor ik wel tot die uitverkorenen? Precies deze vraag kan tot geloofsonzekerheid leiden. Dat heeft de synode met haar catechismi niet bedoeld, maar in de praktijk van de catechese heeft het wel zo kunnen werken.

Eigendom van Jezus Christus

De catechismus van Calvijn (1542) en van Heidelberg (1563) kennen een andere leerweg. In deze catechismi leert het kind dat de Heere het heil van Christus aan Zijn gemeente en daarmee aan hem/haar persoonlijk als kind van het verbond heeft beloofd. Teken en zegel daarvan is de kinderdoop (HC, vr& antw.74). Vervolgens vormt de catechismus de leerweg, waarlangs de Heilige Geest het kind wil leren het verbond in geloof en bekering te beantwoorden en zich het heil van Christus toe te eigenen. Er zijn op die leerweg veel weerstanden, van zonden, ongeloof en onbekeerlijkheid. Maar de Heilige Geest legt het kind dwars door al die leerweerstanden heen de (doop)- belijdenis op de lippen: ik ben het eigendom van Jezus Christus (zondag 1). Omdat God dat aan Zijn gemeente heeft beloofd. En ook: ik ben een levend lid van Zijn kerk, die door Hem is uitverkoren tot het eeuwige leven en ik zal dat eeuwig blijven (zondag 21).

Leessleutel

De vraag dient zich wel aan: welke rol speelt dan de belijdenis van Dordt over de predestinatie (1619) in het geloofsleven? Van belang is dat Dordt ten principale begint met het geloof en de verkondiging van het Evangelie (I.1-5) en niet met de predestinatie. Zij wil ook geen vervanging van de NGB en HC zijn. Integendeel: Dordt wil als confessie beleden worden vanuit de voorgaande belijdenisgeschriften, de NGB en de HC. Niet Dordt is de leessleutel voor de NGB en de HC, maar de NGB en de HC vormen de leessleutel voor de Dordtse Leerregels. Dat is haar plaats in de belijdenis, om zo te zeggen. Dordt zonder de NGB en de HC bestaat niet. Daarom heeft de Dordtse Synode het voorstel om tot een nieuw leerboekje voor de catechese te komen, na onderzoek door een commissie, afgewezen. Er was geen nieuw boekje nodig, want dat was er al. Zij besloot dan ook vast te houden aan het Kort Begrip van Herman Faukelius (1608), de verkorte weergave van de HC.

Hier zien we een verschil tussen het besluit van de synode van Dordrecht en van de Westminster synode. Deze besluit wél tot het uitgeven van twee catechismi, die naadloos aansluiten bij de confessie waarin de predestinatie een dominante plaats inneemt. Opvallend is ook het verschil in visie op vroeggestorven kinderen. Dordt belijdt dat gelovige ouders er niet aan hoeven te twijfelen dat hun vroeggestorven kinderen als kinderen van het verbond delen in het heil van Christus (I.17). De Westminster Confessie belijdt dat de uitverkoren kinderen (elected infants) door Christus zalig worden (X.3).


Artikel 10: over de krachtdadige roeping (samengevat, WV)

1. Het behaagt God allen die Hij heeft voorbeschikt tot het leven en die alleen, op de tijd, die Hij heeft vastgesteld en goedgevonden, krachtdadig te roepen. 4. Anderen, die niet zijn uitverkoren, kunnen wel worden geroepen door de bediening van het Woord (…), maar ze komen toch nooit werkelijk tot Christus, en kunnen daarom niet behouden worden. (…)


Vergelijk vraag en antwoord 20:

Vraag: ‘Heeft God het hele menselijk geslacht verloren laten gaan in de staat van zonde en ellende?’

Antwoord: ‘God heeft enkel in Zijn welbehagen van eeuwigheid sommige mensen tot het eeuwige leven uitverkoren. Met hen heeft Hij een verbond der genade opgericht om hen uit de staat van zonde en ellende te verlossen en hen in een staat van zaligheid te brengen door een Verlosser.’

dr. W. Verboom
dr. W. Verboom