blog
Nieuwe belangstelling voor het avondmaal
Het is opvallend hoezeer het heilig avondmaal zich de laatste tijd in toenemende belangstelling mag verheugen. Met name de vraag wat er aan de bediening te beleven valt, krijgt tegenwoordig ruime aandacht.
Diverse opiniërende en kerkelijke bladen besteedden er inmiddels de nodige aandacht aan. Zo stelde ds. P.L. de Jong begin vorig jaar in een themanummer van Kontekstueel over het heilig avondmaal dat de kerk van vandaag aan zal moeten sluiten bij de beleving van de kerkgangers. Doen we dat niet, dan redden we het niet. ‘Elk woord dat je als dominee zegt op de kansel en waar geen beleving aan hangt, is zaaien op een verharde weg.’
Beleving
Precies rond die tijd kwam ook de Raad van Kerken met een speciaal nummer over eucharistie en avondmaal, bedoeld om het gesprek over de beleving van het sacrament te bevorderen. Persoonlijke getuigenissen – hoe kan het ook anders? – vormen de hoofdmoot van dit boekje. Ondanks de nogal wijd uiteenlopende en soms zelfs tegenstrijdige getuigenissen, is de uitkomst van de peiling die in 2014-15 werd gehouden in de Rooms-Katholieke, Oud-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland, opvallend. De respondenten vinden de gemeenschap met Christus en de gemeenschap met elkaar rondom de eucharistie en het avondmaal het belangrijkst. Allemaal beleving dus.
Vorig jaar april thematiseerde Onderweg (tweewekelijks kerkelijk magazine voor gemeenteleden binnen de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt) het heilig avondmaal onder de noemer ‘Aan tafel met Jezus’. Hoe komt het, zo was de vraag, dat het avondmaal de kern van het gemeenteleven zou moeten uitmaken, terwijl dat door velen zo niet wordt beleefd?
Om de lijst niet eindeloos uit te breiden: in de novembervergadering vorig jaar van de Generale Synode spraken synodeleden over het heilig avondmaal aan de hand van het rapport ‘De Maaltijd van de Heer’, geschreven door dr. J. Muis, hoogleraar systematische theologie aan de PThU. Naderhand gingen kleine groepjes onder leiding van theologiestudenten in gesprek over de betekenis en beleving van het heilig avondmaal. Recent werd dit rapport als een brochure de gemeenten toegezonden, bedoeld om de bezinning hierover te stimuleren.
Niet nieuw
Hoe is deze hernieuwde belangstelling voor de beleving rondom het heilig avondmaal te verklaren? Laten we op voorhand vaststellen dat ze niet helemaal nieuw is. Al langer dan vandaag leeft de gedachte in kerk en theologie dat het sacrament te veel in de marge van het kerkelijke leven functioneert. In de jaren dertig van de vorige eeuw vroeg de Liturgische Beweging (begonnen in de Rooms-Katholieke en Anglicaanse Kerk) nadrukkelijk aandacht voor de actieve(re) deelname van de kerkganger in de eredienst, juist wanneer het om de sacramenten gaat.
In 1950 verscheen de Proeve van omschrijving Hervormde kerkdienst van de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk waarin de laatste stelling luidt dat ‘het voor dit geslacht een zegen zou zijn wanneer het gebruik van het heilig sacrament des avondmaals weer haar rechtmatige plaats in de samenkomst der gemeente zoude innemen en deze viering daardoor zou komen te staan in het volle licht der belofte’.
Sacramenteel bewustzijn
Vandaag de dag herleeft de belangstelling voor het heilig avondmaal. Om diverse redenen. Ongetwijfeld heeft het te maken met het moderne levensklimaat waarin het gevoel hoge ogen gooit. Ik voel, dus ik ben. Dat gaat dieper dan we denken en het gaat de kerkmensen zeker niet voorbij. We willen niet alleen weten in Wie we geloven, we willen Hem ook voelen, ervaren. Daarbij komt volgens sommigen dat protestanten nu eenmaal een gering sacramenteel bewustzijn hebben. Volgens sommigen is dat zelfs de achilleshiel van het protestantisme.
Ik maak hierbij graag de volgende kanttekening. Dr. A. van Brummelen (1928-1999) schreef dertig jaar geleden al dat de westerse (kerk)mens de onmiddellijke betrekking tot de dingen is kwijtgeraakt. Waar vroeger mens en natuur meer een eenheid vormden, is die betrekking in onze moderne tijd losser of zelfs afwezig. De mens in de oerchristelijke situatie wist zich verbonden met de onzichtbare, eeuwige werkelijkheid. Daardoor kon het heil, gevat in de tekenen, gemakkelijker beleefd worden. De be-<i>teken<p>-ende zaak was reëel, werkelijk en werkzaam. De moderne mens van na de Verlichting kan maar moeilijk in de beleving van de oergemeente komen. Wij hebben de zaken geobjectiveerd. Het lukt ons niet (of moeilijk) om het sacrament van doop of avondmaal voor zichzelf te laten spreken. Waarom tuigen we anders de sacramentsdiensten zo op? Bovendien is de westerse mens onrustig, gehaast. Innerlijk verveeld, dat ook. Gods verborgen omgang vraagt echter stilte, rust en diepe concentratie. Sterker nog; een léven met God. Dat verdraagt zich niet met de kerkmens van tegenwoordig die naar de kerk komt om zijn of haar religieuze behoeften te bevredigen. Dit moet dan ook snel en vlot gebeuren. Maar zo makkelijk gaat het natuurlijk niet.
We kunnen ons bovendien afvragen of er niet een verschil bestaat tussen wat klassiek gezegd de beleving van de gemeenschap met Christus (unio cum Christo) heet en de sterk op de eigen persoon gerichte ervaring van kerkmensen vandaag. Ik meen dat daarover het laatste woord nog niet is gezegd. Ik kom hierop nog terug.
Oprecht verlangen
Toch ligt de vraag op tafel en we proeven bij vele jongere en oudere gemeenteleden een oprecht verlangen naar een diepere beleving in het sacrament van het heilig avondmaal. In mei 2014 belegde het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond een tweedaagse conferentie over de betekenis van het heilig avondmaal in een tijd van secularisatie en evangelicalisering, waarin speciaal werd ingegaan op de vraag op welke wijze Christus in het avondmaal present is. Tevens werd onderzocht hoe we kunnen komen tot een bijbels verantwoorde hernieuwde duiding ervan. De komende artikelen willen in dat spoor gaan. Daarbij wordt een korte rondgang gemaakt in de kerkgeschiedenis met een bijzondere aandacht voor de posities van Luther en Calvijn hierin. We zullen zien dat dit ons niet alleen rijke inzichten biedt en verrassende vergezichten opent, maar evenzogoed heilzaam corrigeert en aanvult wat om de een of andere reden aan onze aandacht ontsnapt is.
Zwingliaans
Daarbij zien we de vraag eerlijk onder ogen of het waar is wat door kenners van de Reformatie te verstaan wordt gegeven, namelijk dat onze manier van avondmaalsbediening en -beleving eerder zwingliaans dan calvinistisch genoemd moeten worden, ondanks het feit dat we ons met graagte in allerlei zaken op Calvijn beroepen en ons zijn navolgers noemen. Dr. W.F. Dankbaar (1907-2001) merkte in dit verband op: ‘Zwingli is door de voordeur van het gereformeerd protestantisme uitgeworpen, maar door de achterdeur weer binnengehaald en we komen hem overal tegen.’ Voor Zwingli (1484-1531) waren de tekenen van brood en wijn slechts nuda signa (naakte tekenen) en gold het heilig avondmaal vooral als een herinneringsmaaltijd aan het lijden en sterven van de Heere Jezus. Onze avondmaalsbeleving zou door hem gestempeld zijn.
Of Zwingli nu werkelijk zo zwingliaans was, staat echter nog te bezien. Nader onderzoek wijst uit dat Zwingli (zeker de latere) toch ook geestelijke presentie van Christus in het avondmaal erkende. ‘Zwingli’s leer van het avondmaal wordt dikwerf misverstaan en onjuist voorgesteld’ (H. Bavinck). In een na zijn dood uitgegeven werk schrijft hij bijvoorbeeld: ‘Door de tekenen van brood en wijn is het Christus Zelf Die Zich voor onze ogen stelt, zodanig dat wij niet alleen met ons oor, maar met oog en mond die Christus zien en proeven, van Wie onze ziel getuigt en in Wie we ons verheugen.’ Wie bovendien de gebeden van Zwingli rondom het heilig avondmaal leest, kan niet vol blijven houden dat hij het avondmaal slechts als een herinneringsmaaltijd beschouwde.
C.H. Hogendoorn