Waar bent u naar op zoek?

column

Nog geen mensen

16-06-2020

In 1943 liep een vriend van me – hij was mijn begeleider toen ik leervicaris was – als zevenjarige jongen met zijn klas door een Duitse stad.

Aan de overkant zag hij hoe een groep mensen door geüniformeerde mannen werd opgejaagd. Huilend vroeg hij zijn leraar: ‘Was macht man mit diesen Menschen!?’ Zijn leraar antwoordde: ‘Aber Siegfried. Das sind keine Menschen. Das sind Juden.’ 

Sinds ik met een team auteurs van het Lindeboom Instituut bezig ben om een boek over ongeboren leven te schrijven – verschijning DV in oktober – laat dit verhaal me niet los. Wie abortus moord noemt, krijgt als antwoord doorgaans te horen dat het voor vrouwen een loodzware keuze is; dat het háár lichaam is en háár toekomst; dat het dankzij die vijf dagen bedenktijd een zorgvuldig proces is; en dat we blij mogen zijn dat de abortusaantallen in Nederland met 30.000 relatief laag zijn. 

Wáár als dat allemaal is, is de sluitsteen in dit argumentengebouw echter dit: dat een foetus nog geen mens is. Om tot het illustere gezelschap van onaantastbare mensen te mogen behoren, is een toelatingsexamen nodig en dat luidt: de 25e week van de zwangerschap halen. Verricht een arts een abortus bij een vrucht van 22 weken, dan is dat een wettige handeling die hij als medische verrichting mag declareren. Vindt diezelfde handeling drie weken later plaats, dan hangt hem een gevangenisstraf boven het hoofd. Dat wringt. 

Nu zal ik abortus niet snel moord noemen. Gelukkig doen anderen dat evenmin. Enerzijds uit respect voor de gevoelens van vrouwen en uit respect voor hun integriteit, anderzijds omdat we gewoon niet voor 100 procent zeker aannemelijk kunnen maken vanaf wanneer er sprake is van een persoon. (Komen we in de hemel misschien de zielen van embryo’s en foetussen tegen?) 

Zolang hét doorslaggevende argument voor het begin van persoon-zijn tijdens de vroege zwangerschap echter niet is gegeven, weten we ook niet of we bij een abortus niet tóch een mens doden. Dat is wat mij bij abortussen, hoe zorgvuldig ook, uit mijn slaap houdt. Ik pleit daarom voor een ethiek der voorzichtigheid: laten we zolang we niet zeker weten ofde ongeboren vrucht een mens is, het behandelen alsof het een mens is.

T.A. Boer