Observaties over de prediking
Op de ‘open dag’ van het Cornelis Graafland Centrum hadden we ’s middags een ontmoeting met lezers van De Waarheidsvriend. We spraken over ‘profetische prediking vandaag’. Verschillende aanwezigen benoemden dat er iets verandert in het ‘geestesleven dat de prediking uitademt’.
In een vorig nummer had ik gevraagd om te reageren op de vraag waar mensen op hopen wanneer het gaat over ‘profetische prediking vandaag’, in hun eigen context. Vijftien lezers schreven een reactie. Op die middag had ik hen uitgenodigd en spraken we met elkaar. Het was een verrijkend gesprek. Sterke observaties, diversiteit, de bereidheid om in de breedte van de Gereformeerde Bond naar elkaar te luisteren, en vooral verlangen merkte ik op. Ik deel in deze bijdrage de observaties die het vaakst naar voren kwamen.
Een bepaalde gloed
Verschillende respondenten zochten naar woorden om te benoemen dat er iets verandert in het ‘geestesleven dat de prediking uitademt’. Ze doelden op een bepaalde intensiteit in prediking, die hen eerder gevormd heeft, die hun geloof voedt en die ze ook nu niet kunnen missen. Het gaat om aspecten als jezelf onder ogen komen, ontdekt worden aan dingen die je wegdrukt. Woorden ‘die jou doorhebben en je aankunnen, en je naar God duwen’. Het onderscheid tussen geloof en ongeloof, ook in ons eigen leven, durven we dat te benoemen en kunnen we dat op tafel krijgen? We zochten naar woorden voor wat we bedoelen wanneer we zeggen dat er ‘een bepaalde gloed in prediking’ kan zitten. Sommigen zeiden: Ik voel soms zo’n braafheid, zowel in Schriftluitleg als in spreken over God.
Radicaliteit
Thema’s die meerdere keren genoemd werden, waren radicaliteit, Geestkracht en eschatologie. Is het hier en nu zo dominant voor ons dat het indringend uitzien naar de komst van Jezus Christus verflauwt? Is het andersoortige leven van de navolging een levend besef in de christelijke gemeente, of hebben we uiteindelijk dezelfde idealen, ambities en leefpatronen als iedere andere tijdgenoot? Het viel ook op dat juist preken over ‘moeilijkere bijbelstukken’, waarin radicaliteit zit, de bereidheid om te lijden en het weten dat je in deze wereld benauwde tijden kunt meemaken, werden gewaardeerd door deze respondenten.
Toenemende kloven
Een ander gespreksonderwerp was de observatie van de toenemende kloven in de samenleving en ook in de kerk: tussen oud en jong, stad en dorp, verschil in opleidingsniveau, tussen arm en rijk, tussen gelovig en seculier. Is onze taal soms vooral begrijpelijk voor slechts een bepaalde groep hoorders? Nestelen we ons soms ook in een bepaalde comfortzone? Waar is de onrust over de vervreemding tot het Evangelie onder veel tijdgenoten, vrienden en collega’s, kinderen? Een vorm van zelfgenoegzaamheid in de christelijke gemeente werd benoemd.
Gezamenlijke zoektocht
Gaandeweg het gesprek constateerden we dat deze thema’s niet slechts prediking of predikers aangaan. Eigenlijk zijn ze veel breder aan de orde en zouden ze veel breder besproken kunnen worden: in kerkenraden, in gezinnen, op kringen. Niet als verwijt, maar als gezamenlijke nood en gezamenlijke zoektocht. Het gesprek was een voorbeeld van hoe vruchtbaar het kan zijn als loyale observaties over prediking een bedding hebben in de lokale gemeente. Waarom doen we dit niet vaker: op een waardige en geestelijke manier samen spreken over die thema’s die in het werkelijke leven van gemeenteleden ertoe doen, waar ze woorden voor nodig hebben en kracht van de Heilige Geest? Het gesprek was ook een voorbeeld van hoe academische theologie verrijkt kan worden door input vanuit hoorders en lokale gemeentes. In de werkgroep ‘profetische prediking’ zoeken we naar een vervolg op dit leerzame consult.