Onderwijsvrijheid niet onbedreigd
Steeds worden er voorstellen gedaan die de vrijheid van onderwijs van reformatorische of een andere orthodox-christelijke scholen onder druk zetten. A. Slob en G.J. Schutte stellen de vraag wat daarachter zit en wat we ervan te duchten hebben.
De vrijheid van onderwijs, die nu al bijna een eeuw lang in de Grondwet is vastgelegd, is een groot goed. Als je politici van allerlei kleur mag geloven, wordt deze mening breed gedragen. Vrijwel geen politieke partij wil deze vrijheid formeel inperken, laat staan afschaffen. Maar voor bepaalde scholen staat die toch onder druk.
Op het eerste gezicht lijkt het vreemd dat de kritiek zich vaak juist op orthodox-christelijke scholen richt. Immers, hebben niet juist die scholen – als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs – een goede naam? Scholen als het Hoornbeeckcollege, Driestar Educatief en de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) staan regelmatig hoog op de ranglijst van scholen als het gaat om kwaliteit en waardering. Waar maakt de politiek zich dan zo druk om? Blijkt hier niet uit dat de vrijheid van onderwijs bij deze scholen in goede handen is? Daar zouden overheid en inspectie toch alleen maar blij mee moeten zijn?
Dat laatste is zeker waar. Het zegt iets als scholen erin slagen door de inzet van docenten, bestuurders, studenten en leerlingen ook in de ogen van buitenstaanders goed te presteren. Dat is ook van groot maatschappelijk belang.