Ongeboren leven
Week 46 (8-14 november) was de ‘Week van het Leven’. Het kan niet anders of er wordt dan geschreven over abortus. Het heeft iets vermoeiends steeds weer dit gevoelige punt aan de orde te stellen. Moeten we het maar niet laten rusten? Nee, dat kan niet. De reden is dat ons geweten ons niet de kans geeft het maar te laten voor wat het is. Het zal – hopelijk – nooit gewoon worden om pril menselijk leven te beëindigen. Abortus is niet alleen fout, maar het heeft ook iets weerzinwekkends: een foetus uit elkaar trekken wordt nooit normaal.
Dat is cru gezegd maar dit is wel de werkelijkheid. Het is geen teken van beschaving. Niemand kan daaraan wennen. Daarom is het een onderwerp dat ook in de politiek steeds terugkeert. Recent veroorzaakte nieuwe wetgeving rond abortus grote onrust in Polen, in dit geval betrof het een verscherping van de wetgeving.
De Wekker
Aandacht voor abortus is er ook in De Wekker (orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken).
In Nederland werd de abortuswet (officieel: Wet afbreking zwangerschap) in 1980 en 1981 in zowel de Tweede als Eerste Kamer met de kleinst mogelijke meerderheid aanvaard. In de Verenigde Staten gaan bij de recente benoeming van een nieuwe opperrechter stemmen op dat het recht op abortus mogelijk zal worden teruggedraaid. In Nederland is dat ondenkbaar. Wel zijn er ontwikkelingen die reden geven om dit onderwerp te blijven agenderen.
In de politiek en bij een oudere generatie voorvechters is wijziging van de abortuswetgeving vrijwel onbespreekbaar. Dit werd scherp gesignaleerd door de presentatoren van het tv-programma De Vooravond (24 september 2020). Te gast was Rebecca Gomperts, een Nederlandse abortusactivist die door Time Magazine op de lijst van honderd invloedrijkste personen was geplaatst. Gomperts strijdt wereldwijd voor het recht op veilige abortus, bij voorkeur aangeduid als ‘abortushulpverlening’. Van een ingrijpende beslissing of een noodsituatie, zoals in de Nederlandse abortuswet staat, lijkt geen sprake te zijn. Gomperts beweert in de uitzending zelfs dat een vroege abortus eigenlijk altijd veiliger is, omdat bij een vroege abortus minder vrouwen overlijden dan bij een bevalling. Dat deze vergelijking voor het kind het verschil tussen geboren worden en sterven uitmaakt, blijft buiten beschouwing. (…) Omdat Gomperts helemaal redeneert vanuit de vrouw en haar beslissing, krijgt ze ook de vraag of er dan een moment is waarop abortus niet meer zou mogen. Zij wil zich daarover niet uitspreken, maar lijkt ook deze beslissing uitsluitend bij de vrouw te willen laten. (…)
Er is echter ook een tendens in de samenleving om abortus helemaal niet zo vanzelfsprekend te vinden. In 2016 heeft onderzoeksbureau TNS NIPO in opdracht van de SGP onderzoek uitgevoerd naar de opvattingen van Nederlanders over abortus. Uit dat onderzoek bleek dat ruim 70% van de Nederlanders voorstander is van de mogelijkheid van abortus, maar dat dit bij jongeren duidelijk minder is dan bij een oudere generatie. Uit recenter onderzoek door de Universiteit van Tilburg (november 2019) bleek dat ruim 8% van de twintigers en 11,5% van de dertigers abortus zelden of nooit te rechtvaardigen vindt. Dit verzet komt niet alleen voort uit religieuze motieven.
Nederlands Dagblad
Vragen rond het ongeboren leven beperken zich niet tot abortus. De discussie spitst zich meer en meer toe op de biotechnologie die zich in snel tempo ontwikkelt. Het Nederlands Dagblad had een interview met kinderarts Dick Mul, een van de auteurs van de recent verschenen bundel Geboren, niet gemaakt. (Een treffende, maar nogal dubbelzinnige titel omdat dezelfde woorden in de geloofsbelijdenis van Nicea gebruikt worden om het wezen van Christus te omschrijven: genitum, non factum).
Het is nog geen halve eeuw geleden dat het begin van menselijk leven nog volledig verscholen lag in de baarmoeder van de zwangere vrouw. De introductie van in-vitrofertilisatie (ivf) eind jaren zeventig luidde een nieuw tijdperk in. Om de kinderwens van ouders te vervullen die via de natuurlijke weg geen kinderen konden krijgen, ging de wetenschap actief aan de gang met de ontwikkeling van embryo’s. Het leidde tot nieuwe mogelijkheden zoals het gebruik van donorzaad. De toegenomen ‘maakbaarheid’ van leven vraagt dringend om ethische bezinning, betogen vijftien auteurs in de bundel Geboren, niet gemaakt, reflecties op het levensbegin, die maandag verschijnt. Het is een uitgave van het Lindeboom Instituut, dat medisch-ethische thema’s vanuit een christelijk perspectief benadert. Hoe veilig is het dat huidcellen omgevormd worden tot ei- of zaadcellen? En wat betekent een drie-ouderembryo voor het latere leven van een kind? (…)
Waarom is dit boek nodig?
‘Er speelt een zekere verlegenheid rond het levensbegin, merken we. Bijvoorbeeld bij huisartsen die te maken krijgen met een stel met een kinderwens. Vind je het bezwaarlijk ze te wijzen op een traject waarbij embryo’s overblijven? Dit boek biedt een update van de stand van medische zaken en ethische bezinning op het begin van het leven. Het is alweer bijna twintig jaar geleden dat hierover een christelijk georiënteerd boek verscheen. In die tijd is de biotechnologische wetenschap snel gevorderd, terwijl filosoof Safranski in 1999 al waarschuwde dat dat wat ‘goed’ en ‘kwaad’ is op dat terrein, onduidelijk is. Het ontbreekt nog steeds aan een maatschappelijk gedeelde morele opvatting over het levensbegin. En dat kan tot onoverzichtelijke situaties leiden.’
Wat bijvoorbeeld?
‘In zijn bijdrage over technische ontwikkelingen rond het menselijk embryo wijst wetenschapsjournalist René Fransen er bijvoorbeeld op dat embryo’s genetisch aangepast kunnen worden om ernstige ziekten uit te sluiten. Echter, zo’n ‘reparatie’ moet dan in alle cellen slagen en is onomkeerbaar. Gaat het toch fout, dan wordt het doorgegeven aan de volgende generatie.’
Is dit boek, voornamelijk geschreven door pro life-auteurs, bedoeld als steun in de rug van het pro life-kamp?
‘Ik zou graag uit het frame van ‘pro life’ willen blijven. Natuurlijk, het Lindeboom Instituut heeft als doel medisch-ethische thema’s vanuit christelijk perspectief te doordenken. Ons uitgangspunt is dat de beschermwaardigheid van ongeboren leven voorop staat. Tegelijk willen we oog hebben voor hoe je kunt omgaan met ongewenste kinderloosheid, onbedoelde zwangerschappen en de vraag hoe je handicaps kunt voorkomen.
Dat bekijken we vanuit verschillende invalshoeken, niet alleen de christelijke, maar ook vanuit hoe bijvoorbeeld seculiere filosofen er over denken.’ (…)
Het wordt technisch mogelijk om bijvoorbeeld stellen van hetzelfde geslacht – met behulp van huidcellen en een draagmoeder – toch kinderen te bieden die genetisch van beide partners zijn.
Hoe kijkt u tegen zulke voortplantingstechnieken aan?
‘Over het algemeen is ontwikkeling van biotechnologie positief. Je lenigt er een nood mee. Maar ethisch is nog onvoldoende doordacht wat risico’s en gevolgen kunnen zijn. Zo paste een Chinese wetenschapper het DNA in een embryo aan waardoor een ter wereld gekomen tweeling tegen hiv beschermd is.
Technisch gezien is dat mooi, maar wat betekent dit? Wanneer ga je het inzetten, is het veilig genoeg? Zijn we het er als wetenschap en maatschappij over eens dat het wenselijk is? Daar moet het gesprek eerst over gaan.’
Het is een interessant interview, dat mij echter niet geruststelt. Vooral het laatste gedeelte klinkt nogal alarmerend. De biotechnologie maakt het mogelijk om huidcellen om te vormen tot ei- of zaadcellen.
De vraag is waarom je zoiets zou moeten willen. Het antwoord van dr. Mul is: ‘Je lenigt er een nood mee.’ Eerlijk gezegd vind ik dit een ‘nood’ van westerse mensen die van geen grens willen weten als het gaat om het vervullen van hun wensen. Wat is nood? Het woord nood is aan slijtage onderhevig. Bij nood denk ik aan een meisje dat verkracht is of dat slachtoffer is van incest. Dan sta je voor een noodsituatie en dan moet er gehandeld worden. Het lijkt me fout als artsen zich in dienst stellen van onze westerse welvaartscultuur. Ondanks alle aarzelingen (het moet veilig zijn, enz.) komen we dan in de buurt van het adagium: wat kan, dat moet.