Ons leven is eindig
De sterveling – zijn dagen zijn als het gras, als een bloem op het veld, zo bloeit hij. Wanneer de wind erover is gegaan, is hij er niet meer en zijn plaats kent hem niet meer. Maar de goedertierenheid van de Heere is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over wie Hem vrezen. Psalm 103:15-17
Wellicht werden de woorden over de sterveling uit Psalm 103 zondag in verschillende kerken gelezen. Deze ‘eeuwigheidszondag’, de laatste zondag van het kerkelijk jaar, is de dag waarop in veel gemeenten de overleden gemeenteleden worden herdacht.
Er klonk opnieuw de boodschap dat ons leven eindig is in vergelijking met Gods goedertierenheid, die eeuwig duurt.
Goedertierenheid – dat is het trefwoord van Psalm 103. Tot vier keer toe laat David ons dit woord horen (vs.4,8,11,17). Dat is niet om in herhaling te vallen, wel om het ons bij herhaling te laten horen. Het is de moeite waard om er een dikke streep onder te zetten. Want Gods goedertierenheid is rijk van inhoud. Het heeft te maken met Gods goedheid, genade, trouw, liefde en vriendschap.
Vaak ontrouw
David, die de Verhevene vreest, kan al die karaktereigenschappen niet klein krijgen. Hij weet dat God hem onvoorwaardelijk liefheeft, dat Hij trouw blijft, de vriendschap niet opzegt. Hij weet dat de Heere hem eens en temeer vergeeft, geneest, verlost, kroont, verzadigt en vernieuwt. Hij looft en prijst de Heere, Die hem Zijn trouw, liefde en vriendschap keer op keer bewijst.
Hoewel David de Heere vreest, kan hij Hem dat niet nazeggen. Zeker niet. Hij is de Heere vaak ontrouw, heeft Hem niet altijd lief en verbreekt vaak de vriendschap. David doet vaak alsof dat de normaalste zaak van de wereld is, alsof er geen dingen zijn waar hij zich aan moet houden. Is dat herkenbaar? Ja toch? Wat dat betreft, had het allang over en uit moeten zijn tussen God en ons. Hoe is het mogelijk dat de Heere met ons omgaat en het met ons uithoudt. God had allang kunnen zeggen: Ik verbreek het verbond en bewijs je geen trouw, liefde en vriendschap meer, het is over en uit.
Onvindbaar
Weet je wanneer je nu het meest aan Gods goedertierenheid hebt? Als je weer ziet wie je zelf bent. Een sterveling, een klein en kwetsbaar mens, zwak, ziek, broos, breekbaar, schamel, schuldig. Je lijkt bij tijden heel wat. Je lijkt vaak op het gras dat er zo mooi uit kan zien qua kleur en lengte. Je lijkt weleens op een bloem die bloeit, geurt en fleurt, waar anderen met bewondering naar kijken.
Totdat de wind erover gaat. Geen gewone wind, want die kan het gras alleen laten bewegen. Maar het is zo’n woestijnwind die ineens begint te waaien en samen met de verzengende hitte in één dag het gras laat verdorren en de bloemen laat verwelken. Wij weten sinds de zomer hoe in enkele weken het gras is verdord en verpieterd. En als je erover liep, knisperde het onder je schoenen. Aangrijpend!
Dat blijft er van u, jou en mij over. We beginnen fris en fruitig, maar eindigen dor en dood. Hoeveel namen zullen er her en der worden voorgelezen van gemeenteleden die ons ontvallen zijn door de dood? Ze werden geboren, hebben geleefd, maar zijn gestorven en begraven. Het staat er zo apart in vers 16b: ‘En zijn plaats kent hem niet meer.’ ‘Zijn plaats’ wordt voorgesteld als is het een persoon die kijkt en zoekt, maar de bloem nergens meer ziet staan en niet meer kan vinden.
Een geweldig geschenk
Ik ben een klein, kwetsbaar, zwak en zondig mens, maar ik ken ook Gods goedertierenheid. Daar leef ik van. Die kan ik niet klein krijgen. Ik groei en bloei maar een klein poosje, maar Gods goedertierenheid is van eeuwigheid (toen ik er nog niet was) tot eeuwigheid (als ik er niet meer ben). Gods goedertierenheid ging aan mijn leven vooraf en ik kom Gods goedertierenheid weer tegen als het eeuwigheid voor me wordt. Gods goedertierenheid is een geweldig geschenk dat heel dichtbij gekomen is in Jezus Christus. Hij kwam namens Zijn Vader naar ons toe en bood vijanden Zijn vriendschap aan. Zo is God, zo is Jezus, opdat we niet verloren gaan, maar de Heere vrezen en vertrouwen. Dat laatste schrijft David er niet zomaar bij, want niet iedereen deelt automatisch in Gods goedertierenheid. Alleen degenen die Hem vrezen. Opnieuw komt het appèl vanuit Psalm 103 naar ons toe om de Heere te vrezen. Híj weet hoe we in elkaar steken, maar Híj wil ons hebben. Nu en eeuwig. Om Jezus’ wil.