Waar bent u naar op zoek?

Onze roeping zien

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
13-10-2022

Hervormd kerkelijk denken richt zich op de roeping van gereformeerde belijders binnen de Protestantse Kerk. Voor het verstaan van die roeping helpt de kerkgeschiedenis ons.

Luisterden we vorige week naar ds. J.W. Felix als vertegenwoordiger van het negentiende-eeuwse Friese Réveil, nu gaan we naar de twintigste eeuw en kiezen we ds. W.L. Tukker als leermeester. Vanaf 1952 was hij lid van het hoofdstuur van de Gereformeerde Bond, van 1969 tot 1978 voorzitter. Veel heeft hij geschreven over de kerk en het geloof van de kerk, over de eredienst en de waarde van de Psalmen. Ik behoor tot de generatie die hem nog ontmoet heeft, hem heeft horen preken, die als student door zijn geschriften ten aanzien van de kerk gevormd ben. Bij de belijdenis heeft hij ons bepaald, allereerst het Apostolicum, waarin hij de hele Godsleer zag: de leer van God de Vader en onze schepping, de leer van God de Zoon en onze verlossing, de leer van God de Heilige Geest en de kerk met al haar zijn en doen. ‘Hierin staat ook heel de geschiedenis van zonde en genade, dus de hele geschiedenis van de mens.’ De kerk heeft in vijftien eeuwen dit credo uitgebouwd tot latere belijdenissen, op bepaalde punten verbijzonderingen van het Apostolicum. Waar dat Apostolicum niet meer beleden wordt, snijdt men de band door met de algemene christelijke kerk, zegt ds. Tukker. ‘Wat is het dus erg als men de namiddagdienst afschaft of verzuimt.’

De kerk, ons aller moeder

Voor ds. Tukker was de kerk allereerst draagster van het Woord. De kerkorde beleed in dankbare gehoorzaamheid dat het Woord bron van de prediking en de enige regel voor het geloof van de hele kerk is. Die gehoorzaamheid maakte het ‘onmogelijk voor de kerk om een zacht gemiddelde te zoeken in de leer der kerk, in de leer des Heeren’. Met hoge woorden sprak hij over de kerk, een grote les voor onze dagen: ‘Zoveel is zeker dat men de kerk en ook haar leiding al die eer moet geven, die men haar geven kan en dat men haar ook al die gehoorzaamheid moet geven die men in dankbare gehoorzaamheid aan Gods Woord haar maar vraagt te geven. De kerk is toch ons aller moeder!’

Gehoorzaamheid aan de kerk…? Ja, maar het voorkwam niet dat ds. Tukker aanvankelijk dacht dat hij de Hervormde Kerk verlaten moest, toen ze in 1958 de vrouw in het ambt aanvaardde. In een meerdere vergadering van de kerk heeft hij daarna niet meer geparticipeerd, nota bene de man die achttien jaar visitator-generaal was.

Ds. Tukker merkt op dat een strakke binding aan het principe van de Gereformeerde Bond niet geleid heeft van overwinning tot overwinning, integendeel van nederlaag tot nederlaag, maar het heeft toch de zegen van de Allerhoogste weggedragen. ‘Dat hebben wij gevoeld in een geheiligde smart over wat in de kerk teloorging, dat hebben wij gevoeld in een terneer geworpen worden op het Woord van God en op de geloofsstukken die voor ons in een klaarder licht verschenen.’ Hij merkt hierbij op dat we niet vergeten moeten dat de kerk ons niet alleen zorgen gebracht heeft, maar ook veel goeds: ‘Zij was toch altijd de kerk van God, die door Gods welbehagen tot openbaring kwam en die door dat welbehagen groot werd, zodat zij volkskerk werd.’

De belijdenissen schrappen

In dit verband wil ik een uitspraak delen die ds. Tukker op de predikantencontio van de GB in 1966 deed, een uitspraak die mij in de jaren rond 2004 geholpen heeft, toen geestverwanten overgingen naar de Hersteld Hervormde Kerk, jaren van kerkelijke crisis die je verdiept zicht geven op wat de kerk is, wat haar roeping blijft: ‘Wij willen als Gereformeerde Bond iets puur kerkelijks hebben, namelijk het geloof in de drie-enige God, het geloof in de Heilige Schriften, en dat naar de belijdenis der kerk. Daar willen wij onszelf en de kerk aan houden, hoezeer zij daarvan ook afweek, daar willen wij haar naar terugbrengen, zelfs al zou zij daar geheel van afwijken, zelfs al zou zij al de belijdenissen schrappen, zelfs al zou zij de gehele belijdenis terzijde stellen, zoals de Zwitserse kerk.’ De Helvetische kerken zien zich namelijk als nietbelijdend, hoe bijzonder ons dit in de oren klinkt. De geloofsbelijdenis van de kerk heeft in de meeste kerkgemeenschappen in Zwitserland geen plaats meer in de liturgie. Er is geen officiële confessionele leer. Nu, zelfs dan, zegt ds. Tukker, blijven we de kerk herinneren, terugroepen.

Mooi vond ik dat ik bij ds. Tukker de uitdrukking tegenkwam dat hij ‘vóór de kerk’ was, als hij schrijft dat we ‘als één man hebben te staan in datzelfde geloof in de kerk, ook vóór de kerk, opdat wij haar dienen, en dan gehoorzaam aan God in onze leer, in onze prediking, ook in ons kerkelijk en persoonlijk leven.’

Actualiteit

‘Vóór de kerk’ – dat brengt me in het heden. Het was de titel van de herdenkingsrede bij het honderdjarig bestaan van de Gereformeerde Bond, waarin na de Samen op Weg-jaren bewust uitgesproken is dat de GB geen actiegroep in de kerk wil zijn, maar haar wil dienen: voor een prediking van zonde en genade, voor het huwelijk van man en vrouw, voor de opbouw van de gemeente door Woord en Geest, voor het ambt… Wat is de situatie nu? Wat bedreigt de kerk het meeste? Het bestuur van de Gereformeerde Bond wil zijn energie vooral richten op zes thema’s: ambt, Heilige Schrift, gemeente, prediking en eredienst, kerk, belijdenis. We neigen ernaar om er een zevende aan toe te voegen: christelijk onderwijs/gezin/huwelijk. Het voorkomt dat we ons bezighouden met ‘kleine incidenten’. Dat inzoomen op die thema’s doen we vooral in een context waarin de waarheidsvraag gerelativeerd wordt, waarin de kerk zichzelf verstaat als een mozaïek van kleurtjes, waarin het gevaar dreigt van een postmoderne lappendeken.

Boodschap voor het geheel

Waarin dit zich uit? Dat in de badplaats Zandvoort de predikant ongestoord mag zeggen dat de Formule-1 race een mooi spektakel is, terwijl in de andere badplaats Katwijk de Heidelbergse Catechismus bepreekt wordt. Een aangrijpend voorbeeld had plaats op de najaarsvergadering van de synode in 2018, toen de scriba een gesprek over homoseksualiteit inleidde met de woorden dat hij twee bijzondere ervaringen had: een diepgaand gesprek met het bestuur van de Gereformeerde Bond over waarheid en eenheid, over ethiek en leven én tegelijk het bijwonen van de roze kerkdienst tijdens de Canal Pride in Amsterdam, ‘een ervaring die ik niet had willen missen’.

Vruchtbaarder dan veel vergelijkbare voorbeelden te geven is de focus op onze roeping. We sanctioneren het gedachtegoed uit de breedte van de kerk niet, maar hebben wel een boodschap voor het geheel van de kerk. Ja, hébben we die? Dat is natuurlijk de vraag in een tijd van congregationalisme, van je terugtrekken in de eigen gemeente, een gemeente liefst die bij jou past.

Verdieping

Bij die roeping gaat het niet om breedte, maar om verdieping. In al de jaren dat de Gereformeerde Bond binnen de kerk zijn plaats heeft ingenomen, heeft deze verdieping in het geloof aandacht gehad. Tegelijk moeten we alert zijn op erosie, zoals een van mijn oud-predikanten uitsprak toen hij de vraag stelde hoe het staat met de vroomheid binnen de Gereformeerde Bond, door welke bronnen die momenteel gevoed wordt (Kohlbrugge, Spurgeon?).

Immers, we zijn er niet als we de belijdenis onderschrijven, zelfs niet als we weerklank voor onze boodschap in de gemeenten vinden. Wie zich met zegen in de breedte van de kerk wil bewegen – geroepen als lid van de classis of de synode, als ambtsdrager van de algemene kerkenraad in een grotere gemeente, als predikant, als jeugdwerker, vanuit het werk van de Gereformeerde Bond –, moet de diepte van het belijden, van de rijkdom in Christus kennen. Hier ligt het geheim voor de bewarende kracht die onze vereniging voor de kerk gehad heeft: een leven in de vreze des Heeren, de verborgen omgang met de levende God, waarin we als zondaren gerechtvaardigd worden in het offer van Christus.

Vanuit deze grondhouding hebben we een roeping voor heel de kerk. Als we die niet meer zien, kan dat tot grote kerkelijke ongelukken leiden, zoals ons in 2004 overkomen is. Die pijnlijke breuk raken we niet meer kwijt (want ze blijft zichtbaar in veel gemeenten) en het vergaat ons als Jakob in Genesis 32, die aan zijn heup geraakt was en hinkte. Het oordeel van God over ons kerkelijk leven – dan dragen we de gebrokenheid en de verscheurdheid van de kerk mee. Laat voor ons niet gelden wat in Jeremia 5:3 staat: ‘U hebt hen geslagen, maar zij voelden geen pijn.’ Zo leren we hoe verkeerd het is geen oog te hebben voor het geheel van de kerk, soms het geheel van de kerk zelfs als een soort ‘tegenover’ te zien. Betrokkenheid op de kerk mag zich uiten in liefde tot de kerk, in een positieve grondhouding ten opzichte van de kerk, in solidariteit met de kerk, in achting voor de ambtelijke vergaderingen van de kerk, in gebed voor de kerk en getuigenis in de kerk, in je inzetten voor de kerk.

Laten we onze gezamenlijke roeping in de Protestantse Kerk in Nederland zien en er gehoor aan geven. Ter wille van de voortgang van het Evangelie van Jezus Christus in een steeds verder seculariserende samenleving. Laten we samen met alle heiligen Zijn wil ten aanzien van de kerk verstaan. Dan zal ieders gave dienen tot opbouw van de gemeente. ‘Opdat er geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen.’ (1 Kor.12:25) In die ijver naar de beste gaven wijst Paulus een weg die nog uitnemender is, de weg van de liefde. Die liefde geldt ook de kerk van Christus.

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst