Waar bent u naar op zoek?

column

Oorlog

29-10-2019

Mijn collega Krijn staat op en kijkt de kring rond: ‘We zijn hier bij elkaar gekomen omdat we verdriet hebben en bezorgd zijn. Oorlog is iets verschrikkelijks en helemaal als er familie en vrienden bij betrokken zijn.'

‘Het is goed om deze avond samen te zijn, samen uit de Bijbel te lezen, samen te bidden.’ 

Het is zondagavond, we hebben ons maandelijkse gebed voor vluchtelingen. Deze avond zijn er ook vier Koerdische gezinnen bij. ‘Wij ook graag komen,’ had vader Dijar gezegd toe hij hoorde dat we voor de situatie in Noord-Syrië en voor de Koerden zouden bidden.

Dijar gaat staan en bidt geëmotioneerd, zijn vrouw Berfin naast hem huilt. Na elke zin stemmen onze Koerdische vrienden – mannen, vrouwen en kinderen – in met ‘Amen’. 

Onwillekeurig gaan mijn gedachten naar afgelopen week. Mijn man en ik waren met het Urker vissserskoor Crescendo in Kroatië. Het koor gaf daar een concert in de St. Stephens kerk op het eiland Hvar. Tegen de verwachting in stroomde de kerk helemaal vol. Naast mij zat een oude man, hij luisterde aandachtig en las de Kroatische vertaling van de liederen mee. Bij Psalm 42, ‘’t Hijgend hert, der jacht ontkomen’, pakte hij zijn zakdoek en veegde hiermee steeds de tranen van zijn gezicht. Na het concert greep hij mijn hand en zei: ‘Thank you, thank you, thank you.’ De volgende dag vertelde onze gids – een jonge vrouw van begin dertig – dat haar kinderjaren getypeerd werden door het geluid van het luchtalarm en het rennen naar een schuilkelder. ‘Velen van ons zijn getraumatiseerd en hebben familie of vrienden verloren. Oorlog is verschrikkelijk.’ 

Zilan tegenover mij fluistert bezorgd: ‘We hebben al een paar dagen niets van mijn broer en zus in Kobani gehoord.’ We lezen samen Psalm 142, ‘een gebed om hulp’ in het Nederlands, Arabisch en Koerdisch. Als slot zingen we voor onze Koerdische vrienden: 

k Heb mijn tranen, onder ’t klagen,

Tot mijn spijze, dag en nacht (…)

‘k Zal Zijn lof zelfs in de nacht

Zingen, daar ik Hem verwacht;

En mijn hart, wat mij moog’ treffen,

Tot den God mijns levens heffen.

 Marijke de Wit