Waar bent u naar op zoek?

column

Op de vlucht

18-10-2016

‘Paulus en Barnabas moeten vluchten uit Antiochië’, hoor ik onze predikant zeggen.

Het is zondag. De dominee leest het laatste gedeelte uit Handelingen 13: ‘Toen nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en prezen het Woord van de Heere (..). Maar de Joden (..) ontketenden een vervolging tegen Paulus en Barnabas, en zij verdreven hen uit hun gebied.

Mijn gedachten gaan naar de man, die we tijdens onze vakantie ontmoetten. Hij zat vlak voor ons in de kerk. Zijn rug iets gebogen en ondanks de warmte had hij een donker sjaaltje om zijn nek. Na de dienst, tijdens het koffiedrinken, zag ik hem weer. Hij zat alleen en roerde langzaam in zijn koffie. We schoven bij hem aan tafel en raakten in gesprek. Hij kwam uit Pakistan en was gevlucht of beter gezegd, anderen hadden hem gered. ‘We hoorden schoten, ik werd geraakt in mijn nek en rug en kwam in het ziekenhuis terecht. Mijn vriend en collega overleefde de aanslag niet.’ Even blijft het stil. ‘We waren beiden in dienst van Jezus Christus, onze God en Vader.’ Hij raakt even het sjaaltje om zijn nek aan en vervolgt: ‘Drie maanden lag ik in het ziekenhuis. Van daaruit hebben vrienden mij naar het buitenland weten te krijgen.’ Hij zwijgt weer even en zucht: ‘In Pakistan hebben christenen het moeilijk. Slechts anderhalf procent van de bevolking is christen, ruim 94 procent is moslim.’

Onlangs las ik dat er in Antiochië een kerk is opgegraven bovenop de plek waar vroeger de synagoge heeft gestaan waar Paulus zijn preek uit Handelingen 13 hield. In de mozaïekvloer staan de woorden uit Psalm 42:4 ‘Mijn tranen zijn mij tot voedsel, dag en nacht, omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw God?’ Deze kerk had het blijkbaar ook moeilijk.

Als de dominee Psalm 17:4 opgeeft, zing ik biddend mee:

Maak Uwe weldaan wonderbaar

Gij, Die Uw kind’ren wilt behoeden

voor ‘s vijands macht en vrees’lijk woeden

en hen beschermt in ‘t grootst gevaar

Wil hen Uw bijstand niet onttrekken

Uw zorg bewaak’ hen van omhoog

Bewaar z’ als d’appel van het oog

wil hen met Uwe vleug’len dekken.

Marijke de Wit