blog
De heilsfeiten, machtige werken van de Vader
Opgenomen in heerlijkheid
In kerkelijk spraakgebruik hebben we het doorgaans over de hemelváárt van de Heere Jezus. Opmerkelijk is het dat de Schrift vaker in passieve vorm spreekt.
De Vorst van Pasen wordt opgenomen in de hemel. Dat gebeurt door de Vader.
Nu willen we over woorden niet twisten, maar het is wel van belang elkaar uit de doeken te doen waarom de Bijbel op veel plaatsen benadrukt dat de Váder Zijn Kind thuishaalt. Te denken valt bijvoorbeeld aan wat Lukas hierover schrijft in Handelingen.
Weliswaar staat er in diverse bijbeluitgaven boven de betreffende perikoop in hoofdstuk 1 ‘hemelvaart’, in vers 9 noteert de evangelist nadrukkelijk dat de Heere Jezus voor de ogen van Zijn discipelen wórdt opgenomen (beter misschien nog: opgehéven) in de hemel. Zo lezen we het ook in Handelingen 1:2 en 1:22.
Op precies dezelfde wijze schrijft Markus hierover in het laatste hoofdstuk van zijn Evangelie (16:19). De apostel Paulus schrijft aan Timotheüs dat deze opneming van de Zoon door de Vader in de hemelse glorie tot het geheimenis van de godsvrucht behoort (1 Tim.3:16). Het is geen ongepaste nieuwsgierigheid wanneer we vragen naar wat het geheim (mysterie) van deze opneming in de hemel precies is.
De Vader grijpt in
Het gebruik van passieve werkwoordsvormen in het Nieuwe Testament wijst er vaak op dat God Zelf erachter zit. Híj is werkzaam. Zo verstaan we ook de hemelvaart van Christus. De Heere Jezus neemt zegenend afscheid van Zijn discipelen, terwijl de hemel Hem binnenhaalt en ontvangt (Hand.3:21). Zo zien wij dat het waar is wat artikel 8 van de NGB belijdt over God de Vader: ‘De Vader is de Oorzaak, Oorsprong en het Begin van alle dingen.’
Het kan geen kwaad om rond de heilsfeiten te wijzen op de machtige werken van de Vader. Zijn we Hem niet (te) snel vergeten? De Vader gaf Zijn Zoon (Kerstfeest), Hij gaf Hem over tot in de dood (Goede Vrijdag), wekte Hem op uit het graf (Pasen), nam Hem op in de hemel (Hemelvaartsdag) en stort Zijn Geest uit (Pinksteren).
Dit is een immense troost wanneer we weleens somberen dat God Zich afzijdig houdt, helemaal niets doet, alsof alles maar gewoon z’n gang gaat zonder ingrijpen van Bovenaf. Inderdaad, het heeft er soms de schijn van dat God Zich teruggetrokken heeft. Slaapt Hij soms, in de hemel? Zitten er geen vierhonderd jaren tussen laatste profeet Maleachi en de geboorte van de Heere Jezus? En toch, de heilsfeiten tonen op overtuigende wijze dat de Vader wel degelijk reddend ingrijpt in deze verloren wereld.
Dagen van Zijn opneming
Bij Lukas komen we in dit verband een enigszins wonderlijke formulering tegen. De evangelist schrijft in hoofdstuk 9:51 dat de ‘dagen van Zijn opneming vervuld werden’. Uitleggers debatteren uitgebreid over de vraag of deze formulering alleen op Jezus’ hemelvaart duidt, of dat ook de hele lijdensweg, inclusief Jezus’ sterven aan het kruis, erin begrepen is.
We doen er het beste aan voor de laatste uitleg te kiezen. Bij Lukas staat vanaf hoofdstuk 9 alles in het teken van de reis naar Jeruzalem. Steeds lezen we vanaf nu over ‘onderweg’ of ‘de weg’ (bijv. in 10:38; 13:22; 17:11; 18:35) en het is zonneklaar dat het de reis naar de heilige stad betreft. Jeruzalem, daar begint Lukas zijn Evangelie mee (de priester Zacharias in de tempel) en daar eindigt ook zijn eerste boek (de dankende en lovende discipelen in de tempel).
Wanneer Lukas met de voor hem typerende uitdrukking de lijdensweg en de hemelvaart van de Heere Jezus karakteriseert met ‘de dagen van Zijn opneming’, is daarmee niet alleen gezegd dat er een wonderlijke glans van overwinning en victorie over de <i>via dolorosa<p> valt, zelfs dat Zijn lijden al verhoging is (vgl. Joh.12:31-32), maar óók dat God de Vader hier als de grote en werkzame Kracht achter steekt.
In een knappe studie over Gods plan in Lukas en Handelingen schrijft de Australische nieuwtestamenticus John T. Squires dat in het (ook voor Lukas kenmerkende) woord ‘vervullen’ de notie schuilt van Góds wil en werk; God de Vader is bezig om dwars door het lijden en sterven van Zijn Zoon heen Hem weer Thuis te halen.
Geheimenis
In de eerste brief aan Timotheüs rekent Paulus het feit dat de Heere Jezus is opgenomen in heerlijkheid tot het grote geheim van de godsvrucht (1 Tim.3:16). Opmerkelijk is overigens dat de apostel dit heilsfeit als laatste noemt. We moeten in de opsomming dan ook geen chronologische volgorde zien. Vers 15 en 16 vormen het hoogtepunt van deze zendbrief en het is belangrijk om vast te stellen dat de apostel in vers 16 een nadere invulling geeft aan wat hij in vers 15 schreef over de gemeente van God als zuil en fundament van de waarheid.
De waarheid die de gemeente heeft te geloven is onder meer Jezus’ opname in de hemelse glorie. Het woord geheimenis moet ons hierbij niet op het verkeerde been zetten. Paulus gebruikt dit woord in zijn brieven (bijv. in Rom. 11:25; 1 Kor. 4:1 en Kol. 1:26) steeds om aan te geven dat wat eeuwenlang bij God verborgen was nu in Christus’ komst en werk openbaar geworden is. Sterker nog: de inhoud van Gods grote mysterie is Christus Zelf: geopenbaard in het vlees, gerechtvaardigd in de Geest, verschenen aan de engelen, gepredikt aan de heidenen, geloofd in de wereld en opgenomen in heerlijkheid.
Belijdenis
Deze belijdenis aangaande Christus heeft de gemeente hoog te houden, te verdedigen ook, nu het geheimenis door Zijn komst een publiek geheim geworden is. We noteren daarbij dat zorgvuldig onderzoek van deze tekst duidelijk heeft gemaakt dat leer en leven hier onmiskenbaar in elkaar grijpen. Het gaat immers om het geheim van de godsvrucht, ook wel: vroomheid.
Wie deze belijdenis niet diep doorleeft, ontspoort gemakkelijk. Het (directe) vervolg van de brief (4:1-5) laat dat duidelijk zien. Met nadruk wil ik in dit verband wijzen op de onlosmakelijke samenhang tussen leer en leven (de ethiek). Men hoort soms beweren dat Christus en de ethiek twee verschillende dingen zijn. In het Nieuwe Testament zijn deze echter niet te scheiden.
Hymne
Er zijn goede gronden om aan te nemen dat 1 Timotheüs 3:16 oorspronkelijk een oerchristelijke Christushymne is geweest, wellicht ontstaan in de gemeente van Antiochië. Volgens de oude Duitse exegeten is het een zogenaamd <i>Bekenntnislied<p>, een Christusbelijdenis dus, uitgezongen in een lied (vgl. Fil.2:6-11). Waarom ook niet? ‘De belijdenis kan als een hymne klinken en in een hymne kan een belijdenis vervat zijn.’ (J. van Genderen)
Opmerkelijk is dat in deze hymne het woordje ‘opgenomen’ voorkomt, een kenmerkend woord bij de evangelist Lukas om de hemelvaart van de Heere Jezus te beschrijven. Hier grijpen Lukas en Paulus ineen. Het is God de Vader Die Zijn Zoon opneemt in de hemelse heerlijkheid. We hebben op hemelvaart ‘met Gódd’lijk Evangelie te doen’ (O. Noordmans).
Ondertussen is dit een intense bemoediging voor Timotheüs en de christelijke gemeente. Zoals de Vader met de Zoon deed, zal Hij eens met al de Zijnen doen. Nu ze nog onderhevig zijn aan menselijke moeite en zorg in een Gode vijandelijke wereld, zingt Gods Kerk:
Maar na de dood is het leven mij bereid;
God neemt míj op in Zijne heerlijkheid.
(Ps.49:6 ber.)
Ds. C.H. Hogendoorn