Als Paulus op zijn tweede zendingsreis aankomt in de dynamische dubbele havenstad Korinthe, maakt hij een uitgeputte indruk. Eerder, toen hij in Athene aankwam, had hij een langere reis achter de rug, maar was hij onvermoeibaar geweest.
Gedreven door zijn diepe hartstocht voor het Evangelie, was hij het gesprek aangegaan met de filosofen, door wie de stad beroemd was. Echter, in Korinthe, na een veel kortere reis, was hij aanvankelijk angstig en moedeloos. Tenminste, in 1 Korinthe 2:3 zegt hij dat hij met veel vrezen en beven en in zwakheid was gekomen. Waren het misschien de ervaringen in Athene die hem onzeker gemaakt hadden? Had hij te grote verwachtingen gehad van zijn rede op de Areopagus voor de culturele en wetenschappelijke elite van zijn tijd? Er is in ieder geval een opmerkelijk contrast tussen de prediking van Paulus in Athene en zijn verkondiging later in Korinthe, dat ook de inhoud van de eerste Korinthebrief zeker ten dele bepaalt.
Paulus in Athene
De rede van de apostel op de Areopagus is het klassieke voorbeeld van gecontextualiseerde evangelisatie in de Bijbel. Hij houdt een rede waarin hij inderdaad de Grieken een Griek wordt, zoals hij ook de Joden een Jood was (1 Kor.9:20). Wendbaar als hij is, past hij zich volkomen aan aan de omgangsvormen van de Atheense filosofen. Wellevend beantwoordt hij hun interesse in wat hij te zeggen heeft met zijn wederkerige waardering voor hun rijke tradities. Zelfs hun spiritualiteit honoreert hij. Hij heeft een altaar gezien, gewijd aan (de) <i>onbekende<p> God (Hand.17:23). Een God zonder naam, die echter gekend moet worden, want Hij is de oorsprong en de oorzaak van alle dingen die bestaan. Die ook gekend wil worden, hoewel Hij niet – zoals de andere goden – in tempels woont en op geen enkele wijze afhankelijk is van de mensen (Hand.17:24-27).
Als we de inhoud van de Areopagusrede nagaan door de details wat uit te vergroten en tussen de regels door te lezen, worden we toch teleurgesteld. Nadert Paulus het syncretisme als hij de woorden ‘wij zijn ook van Zijn – Gods – geslacht’ citeert (Hand.17:28,29)? Hij moet geweten hebben dat de oorspronkelijke dichtregels niet spreken over de ware God, door Paulus aangeduid met het woord Theos, maar over Zeus, de Griekse hoofdgod. De onbekende God die hij verkondigt, is dan dus een god die tot de Atheense traditie behoorde. Verder gaat de rede wel over Christus, maar Paulus noemt Hem niet de Zoon van God. Hij is ook niet de enige Naam onder de hemel, ‘waardoor wij zalig moeten worden’ (Hand.4:12), maar slechts de Man, aangesteld om in Gods naam de wereld te oordelen, en daartoe opgestaan uit de dood (Hand.17:31). De bekering die in verband met het oordeel genoemd wordt, krijgt geen inhoud.
Lees de volledige tekst van dit artikel in het nummer van De Waarheidsvriend van donderdag 19 januari 2023. Neem een jaarabonnement. Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-.