Als iemand een boek schrijft, schrijft hij als laatste een ‘Woord vooraf’. Dat is de deur waardoor je het boek binnenkomt. Markus begint zijn evangeliebeschrijving ook met een voorwoord, Markus 1:1-15. Deze verzen vormen de sleutel om dit Evangelie te verstaan.
Alle onderwerpen die in de proloog worden genoemd, keren terug in de daaropvolgende hoofdstukken, maar dan verder uitgewerkt en nader uitgelegd.
Begin
Op het eerste gezicht lijkt Markus vreemd te beginnen. Waarom gebruikt hij aan het begin van zijn Evangelie het woord ‘begin’? Als laatste woord van zijn Evangelie gebruikt hij toch ook niet het woord ‘einde’? Het is toch logisch dat een boek een begin heeft en een einde kent? We komen verder wanneer we ons verdiepen in de betekenis van het Griekse woord <i>arche<p>. Dat mogen we vertalen met: oorsprong, oriëntatiepunt, basis, beginsel. Markus had een overvloed aan gegevens om zijn Evangelie van Jezus Christus te schrijven, maar wat was voor hem als schrijver het oriëntatiepunt? Dat zijn de profeten. Die hebben op hun beurt hun oorsprong in de vijf boeken van Mozes. En die hebben hun oorsprong weer in God.
Citaten
Dat het Markusevangelie niet uit de lucht komt vallen, maar zijn oorsprong vindt in de profeten, maakt hij duidelijk met verschillende citaten uit de profeten. Het eerste citaat komt uit Maleachi 3:1a: ‘Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal.’ Het tweede komt uit Jesaja 40:3: ‘Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereid de weg van de HEERE, maak recht in de wildernis een gebaande weg voor onze God.’ De profeten baseren hun woorden op Mozes.
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 24 februari 2022. Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!