Waar bent u naar op zoek?

blog

Op zoek naar drijfveren

Pauline Broekema wil elk slachtoffer van de oorlog een naam geven

01-05-2019

Het verleden doorgronden en daarover vertellen, dat wil Pauline Broekema. ‘De oorlog heeft in onze samenleving lang doorgewerkt, en werkt nóg door. Vertellen wil ik: “Kijk, zo ging het.”'

‘Ja, ik geloof in de kracht van onderzoek, de kracht van woorden, van het detail.’

Aan prof. dr. A.Th. van Deursen denk ik, als ik via de achtertuin de Gooise woning van journalist en schrijver Pauline Broekema verlaat. De hoogleraar van de Vrije Universiteit sprak ooit over de bemiddelende rol van de historicus, die als zijn plicht heeft het ‘doen van recht aan dode mensen’, die zijn kennis onder een zo ruim mogelijk publiek verbreiden moet. In deze woorden herken ik de passie van Broekema.

‘Een Groningse die de oorlog gedurig met zich draagt’, mag ik u zo typeren?

‘De oorlog is een van de thema’s uit mijn werk, maar er zijn meer thema’s. Ja, ik ben geboren en getogen in Groningen, ging er op mijn achttiende weg, maar voel me nog wel Groningse. Ik ben van het land, van de verten, ook van de stad. Wij Groningers zijn snel geëmotioneerd. Het verleden doorgronden, dat drijft mij in mijn schrijven. Ik wil weten waarin ik wortel, wil weten hoe mensen in elkaar zitten, waaruit we voortkomen, hoe de maatschappelijke structuren zijn.’

Drijfveren van mensen

Toen Broekema in 2013 tijdens de Nationale Dodenherdenking de 4-meilezing houden mocht, was de titel ‘Geef mij de klei maar!’ ‘Die titel sloeg op een woord van mijn Joodse naamgenoot Benjamin Heiman Broekema, over wie ik in 2001 Benjamin. Een verzwegen dood schreef. Hij uitte zijn liefde voor het Groninger land ermee. Ik wilde met de titel laten zien dat Joodse mensen gewórteld waren in dat Groninger land. Juist om die reden viel me de eer te beurt deze lezing te mogen houden, bijzonder als je je realiseert dat iemand als Marga Minco eerder de lezing hield – haar dochter Jessica Voeten sprak hem uit – én omdat het de eerste officiële bijeenkomst voor Willem-Alexander als koning was.’

Broekema schrijft overigens over meer dan over de oorlog, over Joodse families, over het verzet. ‘Andere thema’s in mijn werk zijn het koloniale verleden, zoals blijkt uit Het Boschhuis, of de drijfveer van mensen in het algemeen. En ik geef graag aandacht aan het ambachtelijke, wat we in onze dienstenmaatschappij niet vergeten moeten. Wanneer ik over de bezetting schrijf, ook dan ben ik geïnteresseerd in de drijfveren van mensen. Juist in die tijd zie je waartoe mensen gedreven worden, in hun slechtheid en in hun goedheid. Dan staat alles op scherp.’

De Tweede Wereldoorlog vormde uw familie, uw ouders, u?

‘In de 4-meilezing sprak ik inderdaad uit dat door de rouw van mijn moeder ik van de oorlog weten wilde. Onbewust was de oorlog er altijd, maar ook bewust. De foto van mijn oom Pieter ter Beek, die als 23-jarige in 1944 gefusilleerd is en over wie Het Boschhuis vertelt, stond in de boekenkast. “Voor de oorlog was het leven goed, na de oorlog was het nooit meer zoals eerst” – dit denken ontdekte ik als klein meisje, toen ik bij mijn grootouders logeerde. Ik was als kind gevoelig voor wat er gebeurd was in onze familie, ik voelde het verdriet.’

Joodse gemeenschap

‘Op 4 mei stonden we stil bij het verleden en als meisje dacht ik vaak: Mag die vlag snel weer naar boven? Mijn vader las vaak over de oorlog, hij vond dat we er veel over moesten weten. Het centrale thema voor hem was de vernietiging van de Joodse gemeenschap. Hij had vragen: Waarom kon het gebeuren? Hebben we niet te weinig gedaan? Dit onderwerp heeft zijn kijk op mensen bepaald.

Ja, mijn vader was gereformeerd, maar ik zie geen relatie met zijn levensovertuiging. Hij woonde in Hoogkerk en onder de buren was een weggevoerde Joodse familie. In de provincie Groningen zag hij de Joodse gemeenschap die weggevoerd werd, deportaties die al erg vroeg begonnen, in 1942. Grote groepen Joodse Groningers gingen met de eerste transporten mee. In de stad waren er ook Joodse Broekema’s, evenals Joodse families Van Geuns, Benninga, De Vries. Die namen hadden ze destijds aangenomen om te assimileren, om sluimerend antisemitisme tegen te gaan. Met het lot van de Joden was mijn vader begaan, maar niet vanuit de bijbelse gedachte over Joden als volk van God.’

Stille helden

‘Hij zou van zichzelf nooit zeggen dat hij in het verzet gezeten had, wilde geen grote woorden gebruiken. Aan het einde van zijn leven vertelde hij me ooit op straat Duitsers tegengekomen te zijn, waarna hij zó bang geworden was. Hij was onderweg naar een verboden vergadering. Na de oorlog benadrukte hij sterk hoe belangrijk het is materiaal te blijven verzamelen.’

Had uw vader iets van de tandarts Kees Bos in uw laatste boek, ‘Het uiterste der zee’?

‘Da’s een mooie vraag, ik denk dat ik door mijn vader een voorkeur gekregen heb voor mensen als de Groningse tandarts Kees Bos, mensen die ons respect verdienen. Mijn vader had niet zoveel met het Verzetsherdenkingskruis, waarvoor je jezelf kon aanmelden. Hij had een voorkeur voor stille helden – en ik vind dat een mooi trekje. Neem Tiny Mulder, de grote verzetsvrouw uit Friesland die onderduikers aan een adres hielp en die zich hier later nooit op voorstond, die waardeerde hij zeer. Ja, zo was Kees Bos ook, formidabel.’

U was de chroniqueur van uw oom Pieter, van slager Benjamin Heiman Broekema, in uw laatste boek van het leven van Mies en Sara Nieweg uit Appingedam, u zit hen op de huid. Wat betekende dit voor uw levensvisie, uw visie op vrijheid en verantwoordelijkheid, uw denken over kwaad en goed?

‘Verwacht van mij geen grote theorieën. Ik vertel hoe het gegaan is, dan kan de lezer conclusies trekken. Dat bredere kader is voor anderen, voor de theoloog en de filosoof. Ik vertel, ik vertel, en toch leg ik ook verbanden.

In Het uiterste der zee verwoord ik bij voorbeeld hoe de Groningse ambtenaren in de jaren vijftig de doodsberichten moesten bijhouden, zodat de lezer denkt: Hoe moet dat zijn geweest? In een ander hoofdstuk beschrijf ik het gruwelijke van de deportaties. ‘Kijk, zo ging het’, dat is wat ik doe. Ik geloof in de kracht van onderzoek, in de kracht van het woord, van het detail. Neem nooit genoegen met íets weten, nee, je moet álles weten.’

Antisemitisme

‘Als je vraagt of ik anders dan de gemiddelde Nederlander naar toenemend antisemitisme kijk, zet die vraag me aan het denken, stimuleert die me tot onderzoek. Misschien is antisemitisme in onze tijd ten dele toegenomen, maar was het er in de jaren zestig en zeventig ook, meer onuitgesproken. Het is verschrikkelijk dat het er is.

Ik hoorde eens een man praten die de wegvoering van de Joodse gemeenschap in de Folkingestraat in Groningen had meegemaakt en die zei iets zo vreselijks, zo antisemitisch, nee, ik ga het niet herhalen. Ik heb het als radioverslaggever toen niet uitgezonden. Nu kom je dergelijke antisemitische teksten soms tegen op sociale media.

Deze week werd ik weer aan het denken gezet. Ik hoorde een verhaal over een dorp in Noord-Nederland waar Joodse families uit hun huizen gehaald werden en dorpskinderen dezelfde dag met de spullen van die gezinnen liepen. Zo’n verhaal moet ook verteld worden. Het ís niet alleen: “We wisten het niet”. Als jouw kinderen met die spullen lopen, weet je als ouder: “Die mensen komen niet terug”. Tuurlijk heb je vermoed wat er gebeurt, als er op het laatste moment ook bejaarde mensen weggevoerd worden. Die gaan niet naar Duitsland voor de Arbeitseinsatz. Lees op de krantensite Delpher de nazistische bladen uit de oorlog. Misselijk word je ervan. Lees in het Amsterdamse Stadsarchief de politierapporten uit de oorlog en je wilt niet weten wat je tegenkomt! Mensen hebben veel méér geweten dan nu gesuggereerd wordt. Of die haat tegen Joden religieus geladen is, nee, daarin treed ik niet.’

Een naam geven

Schreef u over de oorlog vooral ‘opdat wij niet vergeten’?

‘Absoluut. Eigenlijk wil ik elk slachtoffer van de bezetting een naam en een gezicht geven. Ik vind het moeilijk te aanvaarden dat mensen vergeten worden. Alsof ze nooit hebben bestaan. In een van de personen in Het uiterste der zee geef ik de verzetsman en de verzetsvrouw een gezicht, laat ik de hardheid zien waarmee ze vooral de laatste oorlogsjaren te maken hadden.

Of we als land zullen vergeten? Het hangt ook af van de schrijver, de tv-maker, de theatermaker. Er is namelijk belangstelling. En je moet stug blijven doorgaan met archiefonderzoek, er zijn zoveel gebeurtenissen uit de bezetting die niet bij het grote publiek bekend zijn. Ik las pas over de fusillade in Dokkum op 22 januari 1945. Twintig mannen werden als vergelding in een weiland aan de rand van het stadje door de bezetter vermoord. Iedereen moest binnen blijven, maar de burgemeester werd gedwongen toe te kijken. De moordpartij werd uitgevoerd door de Sicherheitsdienst.

Elk verhaal dat ik lees, raakt me. Niet alleen mensen wil ik een gezicht geven, ook de trauma’s geef ik aandacht. Want die oorlog blijft doorwerken. Op goed archiefonderzoek moeten we ons richten. Wie de oorlog meemaakte en nog leeft, is nu ouder dan tachtig, wat ons voorzichtig doet zijn met mondelinge overlevering. Check alle feiten.’

Een centrale notie in de Bijbel is verzoening en vergeving, op basis waarvan (bij voorbeeld) mensen uit het Duitse Ladelund en het Veluwse Putten elkaar gevonden hebben. Hoe kijkt u naar die bijbelse inspiratie als extra dimensie voor de omgang tussen dader en slachtoffer?

‘Als je tot verzoening komt, vind ik dat mooi, maar het mag niet het einde zijn van zelfonderzoek en zelfkritiek. Je moet alert blijven. Mies (uit Het uiterste der zee, red.) ziet na de oorlog háár tafelkleed elders aan de waslijn hangen, waarop mensen zeiden: ‘We dachten dat jullie toch niet terugkwamen.’ Moet je je verzoenen met een houding als deze?

Ik heb mij wel eens afgevraagd hoe mijn moeder zou zijn omgegaan met degenen die Pieter, haar broer, gefusilleerd hebben. Een jong leven dat genomen is, moet je je daarmee verzoenen? Ik weet het niet, ik zou het niet kunnen. Een prachtig mens uit Het uiterste der zee vind ik opa Feldmeijer, die gebroken had met zijn kleinzoon Henk, de grondlegger van de Nederlandse SS. Ook zijn zoon en schoondochter wilde hij niet meer zien, omdat ze hun zoon steunden. Uitgerekend bij de grootvader van Henk Feldmeijer dook de Joodse David Leefsma onder en overleefde. En het zoontje van Feldmeijer was gewoon welkom bij zijn overgrootvader. Dat vind ik groots. Voor de doodstraf ben ik niet en tegelijk vind ik het moeilijk te lezen dat Albert Konrad Gemmeker, de commandant van kamp Westerbork, al in 1951 vrijkomt. Dát vind ik moeilijk…’

De historicus Bart Wallet schreef onlangs: ‘Nederland is nog maar net begonnen met het verwerken van de oorlog.’ Deelt u die mening?

‘Ja, dat is ten dele misschien wel waar. We zijn het nu anders aan het verwerken, andere aspecten. We verwerken nu dat de oorlog in volgende generaties doorgewerkt heeft. In de jaren zestig is gezegd: “Dit zijn we de volgende eeuw vergeten”, maar dat is dus niet zo. De oorlog is zo omvattend geweest, 105.000 Joden uit ons land weggevoerd! Hoe meer je erover leest, hoe onbegrijpelijker het voor mensen wordt. Een vriendin mailde me vanmorgen nog: “Als ik erover lees, komt het steeds heftiger binnen”.’

Boosheid

Er zijn ook kinderen van overleden verzetsmensen die later problemen kregen en zich de vraag stelden: “Waarom hebben mijn ouders zoveel gewaagd?” Voor mijn moeder was het een taboe erover te spreken dat ze ook moeite had met het verzetsverleden van haar broer. Ze heeft wel gedacht: “Waarom gingen jullie in het verzet? Anders hadden wij een ander leven gehad.” Dit denken kwam in de jaren tachtig pas boven, ook bij andere nabestaanden. Het leven had zo anders kunnen zijn. Ja, daar zit boosheid in.’

Volgend jaar ligt 1945 75 jaar achter ons. Waar hoopt u op?

‘Laten we de herdenking op 4 en 5 mei houden zoals ze is. Kijk eens hoeveel jongeren naar bijeenkomsten op 4 mei gaan! Laten we ons concentreren op de bezetting. Over een paar jaar zal het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging opengaan, nu kun je dat alleen raadplegen onder toezicht. Daar komen getuigenverklaringen uit, verhoren van mensen die collaboreerden, waardoor we nog beter zien waartoe mensen in staat zijn. Details zullen we gaan horen, details die evenzeer belangrijk zijn.’

P.J. Vergunst