Waar bent u naar op zoek?

Pedagogisch zwak

dr. W. Verboom
Door: dr. W. Verboom
18-08-2022

Het doet ertoe welke plaats de leer van de uitverkiezing inneemt in een geloofsbelijdenis en in een catechismus. In het leerboekje van ds. Hellenbroek komt de uitverkiezing meteen aan bod en bepaalt de inhoud van zijn onderwijs. Het blijkt daarin af te wijken van de Nederlandse belijdenisgeschriften.

We maken nu de overstap van Engeland naar ons land, van Westminster 1647 naar Rotterdam 1706. In dit jaar verschijnt het leerboekje voor de catechese: Voorbeeld der goddelijke waarheden. Voor eenvoudigen, die zich bereiden tot de belijdenis des geloofs, van de hand van ds. Abraham Hellenbroek (1658-1731). Als we dit catechisatieboekje vergelijken met de Kleine Catechismus van Westminster (Shorter Catechism), dan zien we tot onze verrassing een grote mate van overeenkomst. Dat was ook al enigszins het geval met een eerder leerboekje in Rotterdam, Kort Voorbeeld (1665). Dat betreft zowel de indeling als de inhoud van de boekjes.

Grote dominantie

Mijn gedachte is dat Hellenbroek zich bij het schrijven van zijn leerboekje heeft laten inspireren door de Kleine Catechismus van Westminster. Zo verwonderlijk is dit niet, als wij bedenken hoeveel Engelse geschriften in het Nederlands vertaald zijn. Dat is ook het geval met de Grote en Kleine Catechismus van Westminster, bijvoorbeeld door Tobias Velthusius in 1654. In dit perspectief moeten we de verschijning van het Voorbeeld van Hellenbroek zien.

Wat ons dan onmiddellijk opvalt, is dat de leer van de predestinatie, evenals in de Westminster catechismi, in het catechisatieboekje van Hellenbroek ook een grote plaats inneemt. Ik denk te kunnen zeggen dat de inhoud van zijn leerboekje erdoor bepaald wordt. Precies hierin zijn de Westminster catechismi het voorbeeld voor Hellenbroek.

In vroegere leerboekjes in ons land, zoals die van ds. C. Streso (1641) of ds. G. Saldenus (1667) en anderen vindt men deze dominantie van de predestinatie niet. Dat is ook niet het geval met het leerboekje van W. à Brakel (1635-1711), de ambtsgenoot van Hellenbroek in Rotterdam: De eerste beginselen, dat hij uitgaf naast zijn bekende geloofsleer De Redelijke Godsdienst (1700). Het valt op dat de hoofdstukindeling van De Redelijke Godsdienst grotendeels overeenkomt met die van de Westminster Confessie. Ook à Brakel plaatst dan de uitverkiezing vooraan, in de Godsleer (III). Maar tot een inhoudelijk hierbij aansluitend catechisatieboekje komt het bij hem niet. Zijn leerboekje De eerste beginselen behandelt gewoon de Heidelbergse Catechismus.

Herdruk na herdruk

Voor die aansluiting zorgt nu wel zijn ambtsgenoot in Rotterdam, Hellenbroek, met zijn Voorbeeld der goddelijke waarheden. Van meet af aan heeft dit leerboekje herdruk na herdruk beleefd, tot vandaag toe. Het werd vooral in de achttiende eeuw breed gebruikt, in zowel Voetiaanse als Coccejaanse gemeenten. Dr. R. Bisschop schrijft dat het als ‘katkisatieboek’ zelfs in Zuid-Afrika gebruikt werd. Ook verschenen er diverse bewerkingen van, zoals door A. Goedhart, J. Nupoort en S. van Emdre. Van de hand van Ph.J. Resler verscheen het bekende ‘Klein Hellenbroek’.

Hoe prominent de plaats is die de leer van de uitverkiezing in dit leerboekje inneemt, blijkt uit de volgende voorbeelden:

Catechismusprediking en uitverkiezing

Ondertussen is het belangrijk te bedenken dat in de gemeenten waarin ‘Hellenbroek’ gebruikt werd in de catechese, elke zondag de leerdienst over de Heidelbergse Catechismus werd gehouden. Men zag ‘Hellenbroek’ dus niet als tegenpool van de Heidelbergse Catechismus. Mijns inziens moeten we er rekening mee houden dat in veel catechis-


Hoofdstuk IV (in de Godsleer)

1. V. Heeft God ook besloten wie er zalig zal worden en wie niet? A. Ja.

2. Vr. Hoe noemt men dat besluit? A. Praedestinatie of voorverordening (Rom.8:30).

3. Vr. Hoeveel delen of daden Gods moet men daarin onderscheiden? A. Twee: de verkiezing en de verwerping (1 Thess.5:9).

4.Vr. Wanneer is de verkiezing geschied? A. Van eeuwigheid (Ef.1:4).

5.Vr. Is zij algemeen, zijn alle mensen verkoren? A. Neen; het minste getal (Matt.20:16b).

Hoofdstuk X (over het genadeverbond):

4. Vr. Met wie wordt het genadeverbond opgericht? A. Alleen met de uitverkorenen.muspreken, ná de uitleg van de leerinhoud van de Heidelbergse Catechismus, de toepassing plaatsvond, waarin de leer van de uitverkiezing vaak een eigen plaats kende. Mede (!) hierdoor is het mijns inziens gekomen dat in het geloofsleven in gemeenten die we tot de Nadere Reformatie rekenen, de notie van het verbond gaandeweg onder de beheersing van de verkiezing is gekomen. Het gebruik van het catechisatieboekje van Hellenbroek heeft hierin een belangrijke, versterkende rol gespeeld. Een voorbeeld hiervan vinden we in het zogenaamde Delftse Hellenbroekje (1739), een combinatie van de Heidelbergse Catechismus en het Voorbeeld.

Waarheden

Het is opvallend dat het leerboekje van Hellenbroek niet alleen in de kerken van de Afscheiding (ná 1834) gebruikt werd/wordt, maar ook in de volkskerk vóór die tijd. Of is dat soms minder opvallend? Er was in de brede gereformeerde volkskerk vaak sprake van veruitwendiging van het geloofsleven. Het persoonlijke element van geloof en bekering maakte bij velen plaats voor een onpersoonlijk lidmaatschap van de kerk. Belijdenis afleggen van het geloof werd meer een instemmen met de waarheden van het christelijk geloof dan een persoonlijk belijden dat Jezus Christus je Zaligmaker is. En daardoor toegang vragen tot het heilig avondmaal, zoals de titel van het Kort Begrip luidt.

Zoals bekend bestreden de mannen van de Nadere Reformatie deze veruitwendiging. Maar opmerkelijk is dan dat zij vaak een visie op catechese (en het doen van belijdenis) aanvaardden als vooral een ‘kerkelijk’ gebeuren. Tegelijk is het wel begrijpelijk. Zij stonden als herder en leraar midden in de volkskerk. Zij meenden in hun catechese geen recht te doen aan het doorsnee gehalte van het geestelijk leven van de catechisanten, als zij hen op de catechisatie zouden leren dat zij als kinderen van het verbond delen in het heil van Christus. In plaats daarvan meenden zij dat het beter was om hen te leren ‘waarheden’ te belijden, zoals we daarover lezen in het Woord Vooraf aan de Geliefde leerling van het Voorbeeld. Dat betreft ook de waarheid dat alleen de uitverkorenen – en die zijn er weinig (Voorbeeld, vr&antw.5 van hoofdstuk IV) – delen in de verlossing door Christus en dat God alleen met deze uitverkorenen Zijn genadeverbond heeft opgericht.

Ben ik wel uitverkoren?

Maar dan klemt opnieuw de vraag: wat doet deze vorm van catechese (het leren van waarheden, ook van de waarheid van de predestinatie) met de catechisanten die door Gods genade persoonlijk bezig zijn met de vragen van hun eeuwig heil? Dan kunnen zij vastlopen in de vraag of ze wel behoren tot de uitverkorenen. Hellenbroek leert dat de tekenen van de uitverkiezing zijn: geloof, hoop en liefde. (IV.13) Maar zien zij die tekenen in hun eigen leven? Zou er niet de vrees kunnen zijn dat die tekenen er niet zijn, of dat ze niet echt zijn? Het gaat toch om óf verkoren óf verworpen te zijn.

Graag benadruk ik dat Hellenbroek niet bedoeld heeft om zijn catechisanten tot een chronische onzekerheid te leiden. Dan doen we hem onrecht en miskennen we zijn gereformeerde inzet. Maar er is wel reden om te constateren dat door zijn leerboekje het gevaar dreigt dat de catechisant op zichzelf teruggeworpen wordt en niet gezien wordt als kind van het genadeverbond, zoals het doopformulier leert. Wat een verschil met wat ds. G. Boer ons als jonge catecheten leerde: leer de catechisanten geen waarheden, maar breng hen bij Christus. We kunnen van het Voorbeeld van Hellenbroek zeggen: het is didactisch sterk (korte zinnetjes, gemakkelijk te leren, breed toegankelijk), maar pastoraal en pedagogisch zwak (niet persoonlijk, rationeel; een kleine dogmatiek).

dr. W. Verboom
dr. W. Verboom