Een gebedskring of podcast inspireert betrokken kerkgangers soms meer dan de wekelijkse kerkgang. Toch kan dat niet genoeg zijn. Zes stellingen die duidelijk maken dat een christen het bijwonen van de eredienst niet mag verwaarlozen.
1. Grotere eer
Met de gezamenlijke eredienst van heel de gemeente brengen we God grotere eer toe dan met een bijeenkomst in kleine kring.
Begrijp dit niet verkeerd; het persoonlijk gebed, het bijbellezen in een gezin, het zingen op een jeugdclub, de toerustingsavond over opvoeding: het is allemaal waardevol voor het geestelijk leven. Toch is het nodig voor de roem van God dat de gemeenschap ook in haar geheel bijeenkomt.
Wanneer koning David een overwinning behaalde, steeg zijn roem naarmate het volk in groteren getale samendromde om hem binnen te halen. Op zo’n moment moet iedereen er gewoon bij zijn. De koning is het waard.
Voor een vergelijkbaar doel wordt de gemeente van de Heere samengeroepen. Psalmdichters beloven Gods daden te vertellen in een grote gemeente (Ps.22:23-26; 35:18; 40:10-11; enz.).
Zo is de reguliere samenkomst van de gemeente aan het begin van de week het aangewezen moment om Gods Naam te verheerlijken. Door samen te zingen en te bidden, te luisteren naar Zijn Woord en te geven voor Zijn dienst drukken we onze erkenning uit dat Hij de Heere is Die wij willen dienen.
Gelovigen hebben de eer van hun Verlosser en Koning hoog staan. Dat geeft al voldoende motivatie om nooit onnodig bij een kerkdienst verstek te laten gaan. Meer dan de kwestie of de lokale kerk klein of groot is, telt hier dat ieder lid er zoveel mogelijk bij zal zijn. Juist het gezamenlijke en openbare karakter van de kerkdienst geeft extra kracht aan het getuigenis dat onze God zeer te prijzen is. Het is zonde hier niet aan bij te willen dragen. Op vaste tijden gaan de kerkdeuren open. De klok luidt. Het is mooi als hiervoor een gezichtsbepalend kerkgebouw beschikbaar is, centraal in het dorp of de wijk. De wereld ziet dat ouden van dagen, mannen en vrouwen, jongeren en gezinnen daar wekelijks naartoe gaan.
De overtuiging dat Gods Naam beleden moet worden in de regelmatige samenkomst van de gemeente, wordt gedragen door de kerk van alle tijden. Zo’n krachtig pleidooi voor de publieke eredienst is onder andere te vinden in een preek van de puritein David Clarkson over Psalm 87:2: ‘De HEERE heeft de poorten van Sion lief boven alle woningen van Jakob.’
2. Eendrachtig samenkomen
Na de opstanding van Christus wordt van de oudtestamentische liturgie in ieder geval het element van ‘eendrachtig samenkomen’ voortgezet.
De HEERE beloofde aan Israël dat Hij in de tabernakel – later in de tempel – bij hen komt wonen. Daar zal Hij Zijn volk ontmoeten en het woord tot hen richten (Ex.29:38-46). Voor de eredienst gaf Hij gedetailleerde voorschriften. Veel daarvan is in Christus tot vervulling gebracht. In het Nieuwe Testament loopt de liturgische lijn van de tempeldienst door naar de hemel, waar Christus de priesterdienst verricht (Hebreeën). De voorgeschreven locatie en ceremoniën van het oude verbond gelden niet meer voor de samenkomst van de christelijke kerk (NGB 25).
John Piper heeft betoogd dat de bijbelse aanwijzingen voor de eredienst daarom in verschillende culturen en tijden hun eigen vormen kunnen aannemen. Wat nadrukkelijk wel wordt voortgezet, is dat christenen eendrachtig samenkomen (Hand.2:46). De gemeente zelf is nu Gods tempel, woonplaats van de Heilige Geest (Ef.2:19-22).
Onze kerkdiensten zijn gebaseerd op het geloof dat de levende Christus de gemeente wil ontmoeten (dr. F.G. Immink). Dat Jezus bij herhaling verscheen toen de discipelen op zondag bijeenwaren, heeft dit geloof gevoed. Volgens drs. M.A. Vrijlandt, die een handboek liturgiek schreef, kwamen nieuwe gemeenten in het begin bijeen in een huisdienst op één plaats in de stad. Dit alles wijst het eendrachtig samenkomen aan als essentiële activiteit van de kerk.
3. Heilige Geest
In het samenkomen van heel de gemeente komt de werking van de Heilige Geest meer tot uiting dan in de kleinere kring.
De Heilige Geest lijkt soms juist sterker aanwezig te zijn in het persoonlijk gebed of op een kleine bijbelkring dan tijdens een gewone kerkdienst. Dat is de ervaringskant van Gods Geest. Er is echter een groter werk van Zijn genade nodig voor de gezamenlijke aanbidding van heel de gemeente. De Geest brengt niet alleen individuele zondaren tot nieuw leven, maar Hij overbrugt ook de onderlinge verschillen en hindernissen. De zonde drijft mensen uit elkaar; we weten hoe lastig het kan zijn om een stabiele en hechte gemeenschap te vormen met mensen van verschillende culturen, sociale achtergronden, interesses en generaties. Zo bezien is het eenvoudiger een liefdevolle band te ervaren in een zelfgekozen huisbijbelkring of in een gebedsgroep. Voor de gezamenlijke eredienst in alle diversiteit van heel de gemeente zijn er meer hindernissen te overwinnen.
Wie gehoorzaam luistert naar de prediking van het kruis, zal in de kerkbank geen muur om zich heen overeind kunnen houden. Wie van harte mee wil doen met het gemeenschappelijk zingen en bidden, zal z’n verkeerde gevoelens jegens anderen moeten loslaten. Overigens is dit voor sommigen een reden om niet meer naar de kerk te gaan. De Heilige Geest bewerkt echter nederigheid, verdraagzaamheid, zelfverloochening en broederlijke liefde.
Het is een groot wonder dat zo’n divers volk de ene God in zichtbare eenheid wil eren. Daarom toont dit nog meer van Gods heerlijkheid en macht dan wanneer een enkeling Hem belijdt. Deze grotere eer mogen we Hem niet onthouden.
4. Leiding
De gemeente behoort zich te laten leiden door de ouderlingen, die de leden bijeenroepen voor de wekelijkse erediensten.
De Heere geeft de kerk herders en leraars, die geroepen zijn de heiligen te weiden als een kudde (Hand.20:28; Ef.4:11-12). Naar de Schrift worden ook ouderlingen aangesteld die onderwijs en leiding geven aan de gemeente (1 Petr.5:1-3). Door deze ambtelijke dienst besteedt Christus veel zorg aan Zijn kinderen en ook aan de onbekeerden.
Wanneer de opzieners de gemeente tweemaal per zondag samenroepen voor een eredienst – waar goede argumenten voor zijn –, dan moeten de leden zich daar niet aan onttrekken. Terecht ervaren kerkenraden een afnemende of onregelmatige kerkgang als een zorgwekkend symptoom. Het hoort bij een bijbelse levenshouding de vermaningen van de ouderlingen ernstig ter harte te nemen.
5.Versterking van het geloof
Met trouwe deelname aan de kerkdiensten dienen we de versterking van het geloof van andere gemeenteleden.
Voor kerkgangers is het bemoedigend wanneer er een goede opkomst is in de eredienst. Met velen uit de gemeente samen de psalmen zingen, voorbede doen, woorden van genade horen en Christus ontmoeten, dat versterkt de vreugde van onze gemeenschap met God. Het is een teleurstelling als je allerlei broeders en zusters steeds (meer) mist. Mag je in Gods gemeente elkaar dat aandoen? Alleen al je aanwezigheid kan tot steun zijn voor anderen, die deze bemoediging misschien juist hard nodig hebben.
Noodzakelijk werk of urgente zorg voor de naaste zijn wettige redenen voor afwezigheid. Ook lichamelijke of psychische beperkingen kunnen de kerkgang verhinderen. Buiten deze redenen zal de keuze om erediensten over te slaan meestal betekenen dat eigen behoeften meer gewicht krijgen dan de liefde voor de naaste.
6. Komen luisteren
Het spreken van de Heere in de bediening van het Woord vraagt van ieder om te komen luisteren.
In de prediking laat Christus op een bijzondere manier Zijn Woord tot de gemeente komen. Er is een essentieel verschil met een gespreksgroep of jeugdvereniging. Verondersteld is wel dat in de verkondiging de Schrift werkelijk wordt ontvouwd. Laat ieder dan komen luisteren wat de Geest tot de gemeente zegt.
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!