Waar bent u naar op zoek?

blog

Biedt Duits rapport over avondmaal opening tot toenadering?

Rome en Reformatie

29-10-2019

De relatie Rome en Reformatie staat van tijd tot tijd krachtig in de schijnwerpers. Het is nog niet zo lang geleden dat dr. A.J. Plaisier, de voormalige scriba van de synode, pleitte voor een samengaan van beide.

Rond diezelfde tijd voelden protestanten de rooms-katholieke dr. A. ten Klooster aan de tand tijdens een debatavond in Dordrecht. Ook kunnen we de publicatie Rome en Reformatie noemen van bijna tien jaar geleden, waarin dr. W.J. Ouweneel en dr. G.J.N. de Korte overeenkomsten en verschillen na vijfhonderd jaar Hervorming aan de orde stellen. 

Duits rapport

In dit steeds groter wordende koor van eenheidszoekers valt tevens het recent verschenen rapport Gemeinsam am Tisch des Hernn (Samen aan de tafel van de Heer) te plaatsen. Deze Duitse studie, geschreven door de onafhankelijke Ökomenischer Arbeitskreis evangelischer und katholischer Theologen (oecumenische studiegroep van protestantse en katholieke theologen, red.) en dat in ons land publiciteit kreeg omdat de christelijk gereformeerde prof. G.C. den Hertog erbij betrokken was, voert een pleidooi om de eucharistie en het avondmaal door katholieken en protestanten met elkaar te vieren. Voor wie waarlijk calvinist is, zal met Calvijn ‘zeeën willen oversteken’ in verband met de eenheid van de kerk, al wist de Geneefse reformator maar al te goed dat overeenstemming op het punt van het avondmaal buitengewoon moeizaam (in zijn tijd: niet) bereikt wordt. Geeft dit opvallende rapport – dat bepaald geen vlugschrift is te noemen, want vrucht van tien jaar studie, een omvang van meer dan 55 dubbelzijdige A4-tjes in compact Duits en daarom enige concentratie vergt – een stoot in de goede richting? 

Vervloekte afgoderij

Zou bovendien het gewraakte antwoord 80 uit de catechismus heroverwogen kunnen worden? Daarin wordt immers de mis in niet mis te verstane bewoordingen een ‘vervloekte afgoderij’ genoemd. Menigeen heeft al voorgesteld deze krasse formulering te schrappen – of de zaak op een sympathiekere wijze te formuleren, ook al is zonneklaar dat hier geen personen, maar een leer vervloekt wordt. Men vergeet dan ook dat antwoord 80 pas in de tweede druk, door nadrukkelijk ingrijpen van keurvorst Frederik III (ook wel de Vrome genoemd), opgenomen werd, terwijl pas in de derde druk de ons nu bekende en volledige tekst van antwoord 80 afgedrukt wordt. Waarmee maar gezegd wil zijn dat er geen sprake is van een ongelukkige uitglijder, die we evengoed weer ongedaan kunnen maken.

Sowieso hadden de vragen die samenhingen met het avondmaal in de tijd van de catechismus een onbeschrijfelijk groot belang. In de avondmaalsleer resoneerde naar ieders besef het hele Evangelie. Wanneer de officiële uitgave van de belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland (uit 2009) bij vraag en antwoord 80 in een voetnoot vermeldt dat deze vraag en dit antwoord slecht aansluiten bij de verdere inhoud van de Catechismus, slaat dit commentaar de plank mis. Prof. W.H.Th. Moehn maakt in de beknopte studie Blijvend geding om mis en avondmaal deskundig duidelijk dat vraag en antwoord 80 nu juist géén Fremdkörper is, maar volledig aansluit bij de theologische teneur van de Heidelberger. De officiële rooms-katholieke theologie kent nog steeds de leer die in antwoord 80 veroordeeld wordt. Men leze er zelf de Catechismus van de Katholieke Kerk (op internet te raadplegen) op na. Wat ons van Rome scheidt, is het altaar met het offer – zo stelde de hervormde theoloog O. Noordmans reeds. 

Veelvoud aan getuigenissen

We willen echter het rapport zo onbevangen mogelijk lezen. Daarom concentreren we ons in deze bijdrage met name op het bijbels-theologische deel van de studie. Van daaruit ontvouwt zich het vervolg. Positief vormt dit hoofdstuk ook het startpunt voor verdere overwegingen – dat is zeer te prijzen, want een bijbels-theologische verantwoording wordt in kerkelijke rapporten niet zelden gemist. Bovendien is ze ruim opgezet en zoals we van Duitse publicaties verwachten kunnen, grondig van inhoud. Wanneer we ons verdiepen in wat er vanuit het Nieuwe Testament ten aanzien van het avondmaal gezegd wordt, valt op dat het rapport voortdurend beklemtoont dat er een grote Vielfalt (veelvoud) aan getuigenissen rond het avondmaal is. Nu hoeven we van deze conclusie niet te schrikken. Exegeten als H. Ridderbos, J.P. Versteeg en andere nieuwtestamentici onderkenden wel een zekere verscheidenheid van uitdrukkingen, maar stelden de eenheid in de zaak zelf vast. Er ís een zeker verschil: de berichten bij Mattheüs en Markus komen niet helemaal overeen met die van Lukas en Paulus, terwijl het Evangelie van Johannes in dezen een eigen lijn lijkt te volgen. Líjkt, zo schrijf ik bewust, want we moeten de verschillen niet overdrijven. Bovendien zijn ze steeds vanuit de context te verklaren.

Diverse studies, onder andere de klassieke Die Abendmahlsworte Jesu van de Duitse exegeet Jeremias, tonen duidelijk aan dat er bij zorgvuldige analyse van de teksten wel degelijk overeenkomst is, met name wat de instellingswoorden betreft, en dat we het avondmaal het beste kunnen beschouwen als een offermaaltijd, waarbij de Heere Jezus Zichzelf aan Zijn discipelen als het Offer aanbiedt én daarvan onder hen uitdeelt. Dit aspect verwerkt het rapport wél wanneer terecht gesteld wordt dat de Heere Jezus de Gastheer is bij het avondmaal. Dat is een goed spoor, waar we van harte mee instemmen. Het is inderdaad de Heere Jezus, Die in het laatste avondmaal handelend centraal staat in het nemen, zegenen, breken en uitdelen. Wanneer vervolgens wordt geconcludeerd dat de verschillende tradities (waarom nu ineens tradities?) in het Nieuwe Testament niet te harmoniseren zijn vanwege de ‘bunte Vielfalt’, neem ik deze woorden niet graag voor mijn rekening.

Vieren of bedienen

We merken terloops op dat de studiecommissie de apocriefe boeken hetzelfde gewicht toekent als de canonieke boeken – een typisch roomse trek in het rapport, waar wij met artikel 4 en 6 uit de NGB moeilijk aan kunnen wennen. Ik wil natuurlijk niet op elke slak zout leggen, maar het woordgebruik verraadt soms een en ander. Vieren (feieren) wij het avondmaal? In lijn van Calvijn spreken we liever over de bediening (administratio) van de sacramenten, naast de bediening van het Woord – al wordt, als ik mij niet vergis, in de gemeente steeds meer gesproken over de viering van het heilig avondmaal. Hoe dan ook legt ‘vieren’ de nadruk op wat wíj doen, terwijl de klemtoon vallen moet op wat Híj doet aan ons. Het begrip ritueel past ook niet zo goed in de protestantse traditie. Wat moeten we bovendien denken van ‘eucharistischen Speise und eucharistischen Trank’ die samen het ‘sakramentale Mahl’ vormen? Het rapport wijst de zogenaamde ‘materiele-substantiële identificatie’ van vlees en bloed van Christus af, daarmee wordt de transsubstantiatieleer (= brood en wijn veranderen in het lichaam en bloed van Christus) van de hand gewezen, terwijl we verderop in de studie formuleringen en zinswendingen tegenkomen, die toch weer sterk in deze richting tenderen. Dat werkt verwarrend.

Woord en Geest

Uiteindelijk – en dat lijkt me het voornaamste punt – wreekt zich de plaats die de sacramenten innemen binnen de roomse en protestantse traditie. Naar protestants begrip zijn doop en avondmaal tekenen en zegels van Gods beloften. De Heilige Geest Die werkt door de sacramenten draagt in Zijn handelen een Wóórd-karakter, zoals Calvijn in zijn commentaar op Efeze 5:26 verklaart dat ‘de ganse kracht van het teken in Gods Geest gelegen is (…) wanneer het Woord wordt weggenomen, zo vergaat de ganse kracht van het sacrament’. Dat verschilt nogal met de roomse visie waarbij de eucharistie het eigenlijke van de eredienst is en de verkondiging een ondergeschikte positie houdt. Wanneer het sacrament wordt losgemaakt van het Woord is het werkelijk… mis. Deelname aan de zogenaamde ‘eucharistische maaltijd’, zonder wezenlijke eenheid over het hart van de prediking, breng de oecumene geen stap dichterbij.

Advies

Dit rapport is feitelijk een advies gericht aan de Duitse rooms-katholieke bisschoppenconferentie en de kerkleiding van de Evangelische Kirche in Duitsland met het oog op de gezamenlijke Kirchentag die in 2021 in Frankfurt wordt gehouden. Het heeft dus (nog) geen kerkelijke status, al kan verwacht worden dat de uitkomsten van deze studie gedeeld zullen worden met het Vaticaan en de Wereldraad van Kerken, waarbij de spannende vraag is hoe deze reageren zullen. Het kan positief geduid worden dat dit rapport de typische ‘struikelblokken’ tussen Rome en Reformatie zoals de Mariaverering en de transsubstantiatieleer vermijdt en het licht vooral valt op de genade in Christus. In verder gesprek zal echter wél stevig doorgesproken moeten worden over het ambt. Dat wordt nu in het rapport enigszins omzeild, maar blijft toch een bottleneck tussen protestanten en rooms-katholieken. Een iets forsere concentratie op Calvijn als de oecumenicus bij uitstek, merkwaardigerwijs maar erg weinig genoemd in het rapport, kan hierbij goede diensten bewijzen.

C.H. Hogendoorn