Waar bent u naar op zoek?

‘Rustverstoorder’

ds. M. van Kooten
Door: ds. M. van Kooten
23-09-2021

Een van de meest populaire theologen is Hermann Friedrich Kohlbrugge (1804-1875). Zeker binnen de hervormde gemeenten in de Protestantse Kerk. Hoe bemind hij tegenwoordig ook moge zijn, het lidmaatschap tot de vaderlandse kerk werd hem ooit verhinderd.

Kohlbrugge werd geboren in Amsterdam, waar zijn vader een zeepfabriek had. Omdat moeder hervormd was en vader evangelisch-luthers, werd Kohlbrugge gedoopt in de Nieuwe Kerk, die vandaag de dag aan de erediensten is onttrokken. In 1809 ging zijn vader met zijn gezin over tot de Hersteld Evangelisch Lutherse gemeente te Amsterdam. Deze kerk werd ook wel uitgescholden als ‘de HEL kerk’. Deze kerk werd in 1791 gesticht in de hoofdstad, omdat het rationalisme in de prediking veld ging winnen van de lutherse predikanten. Er werd wel gezegd ‘dat zij zich bijna hees schreeuwden om de deugd aan te bevelen, terwijl zij haar zuivere bronwel, het geloof, toestopten’.

Grootmoeder

Al vroeg was er bij Hermann belangstelling voor de dienst van de Heere. Grote indruk maakte zijn grootmoeder in Edam, die hem bijbelse geschiedenissen vertelde aan de hand van de afbeeldingen op de haardtegels. Er kwam ook een andere periode. ‘Ik dacht niet meer aan het vroeger geleerde en begon eindelijk alle behagen te scheppen in heidense deugd en wijsheid, in joodse godsdienstigheid en eigengerechtigheid,’ schreef hij eens. Kohlbrugge ging studeren, maar moest thuis ook meehelpen in het bedrijf. Terwijl hij in zijn ene hand een boek hield, stookte hij met zijn andere hand de oven op. Naast zijn theologische studie in Amsterdam verdiepte hij zich zeer in de Oosterse talen.

Nadat hij in 1823 belijdenis had gedaan in de Hersteld Evangelisch Lutherse kerk en in de afrondfase zat van zijn theologische studie, hield hij op 7 november 1825 zijn eerste preek in de Hervormde kerk te Loenen aan de Vecht. Deze kerk werd regelmatig door de hersteld evangelisch luthersen gebruikt, omdat er nogal wat bemiddelde leden van die kerk aan de Vecht woonden. Als tekst had hij gekozen Romeinen 5:1: ‘Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus.’ Kohlbrugge, die tijdens zijn studie onder de invloed van de mystiek was gekomen, werd tijdens de voorbereiding van die eerste preek meer en meer van zichzelf afgebracht om te leren vertrouwen op Gods genade alleen. Hij schreef later dat het gebeurde in ‘een punt des tijds (…) het was sneller dan de bliksem (…) een wolk van diepe vrede was in mij en om mij heen en al mijn zonden waren van mij af’.

Ontslagen als hulpprediker

Hoewel zijn kerkelijke gemeente zich ontworsteld had aan het modernisme, was het er binnen korte tijd toch ook weer ingeslopen. Kohlbrugge was hulpprediker in Amsterdam geworden en merkte op dat zijn predikant, ds. D.R. Uckerman, zeer beïnvloed door de geest van de Verlichting preekte.

Kohlbrugge tekende daartegen bezwaar aan. Het resulteerde in ontslag van Kohlbrugge als hulpprediker. Hij vestigde zich daarna in Utrecht, waar hij zich bezig ging houden met promotieonderzoek, zoals hij zijn inmiddels overleden vader beloofd had. Hij moest inkomen derven, maar vanwege giften van vrienden ontbrak het hem aan niets.

Op 4 juni 1829 verdedigde hij zijn dissertatie over Psalm 45. Hij legde deze psalm christologisch uit. De grootmoeder van Cato Engelbert (Cato was zijn verloofde, die jong wees was geworden) keurde daarop prompt het huwelijk goed tussen Hermann en Cato. Iemand die zo Christus verdedigde, kon ze haar Cato niet onthouden. Doordat Cato vermogend was, hoefde het echtpaar zich financieel geen zorgen te maken.

Bewijs van goed gedrag

Kohlbrugge studeerde voort en werd inmiddels voor de gereformeerde beginselen ingewonnen. Hij besloot zich aan te sluiten bij de hervormde gemeente en daartoe lidmaatschap aan te vragen. Kohlbrugge, die inmiddels weer in Amsterdam verbleef, meldde zich bij ds. J. Kortenhoef Smith, rechtzinnig predikant in de hoofdstad. Deze had onderzocht dat Kohlbrugge een bewijs van goed gedrag moest hebben van de gemeente waar hij afscheid wenste te nemen. Zo’n attest lag niet in de lijn der verwachting. Kortenhoef Smith adviseerde Kohlbrugge dit verzoek te doen in Utrecht, waar hij was gepromoveerd.

De oudste predikant, Samuel van Beuningen, voorvader van de havenmagnaat, was welwillend tegenover Kohlbrugge, maar de kerkenraad allerminst. Drie jaar lang hield men hem aan het lijntje en weigerde men zijn lidmaatschap. Bij de president van het provinciaal kerkbestuur van Noord-Holland, ds. J. van Slogteren te Hoorn, kreeg hij te horen dat ‘rustverstoorders’ en ‘verdedigers van de belijdenis’, zoals Kohlbrugge, niet welkom waren. ‘Wij moeten rust hebben in onze kerk’, was diens motto. De hele kwestie heeft Kohlbrugge in 1833 gepubliceerd onder de titel Het lidmaatschap bij de hervormde gemeente hier te lande mij willekeurig belet. Het was aan de vooravond van de Afscheiding. Er is met name van de zijde van A. Brummelkamp getracht hem voor die beweging te winnen. Kohlbrugge was daar helder en duidelijk in. Dat nooit!

Plaatsje aan de zee

Uiteindelijk kwam Kohlbrugge in het Duitse Elberfeld terecht. Hij geloofde evenwel dat de Heere hem recht zou doen, al was het in het kleinste plaatsje aan de zee. En dat kwam jaren later. Het begon in 1856 met een uitnodiging voor een preekbeurt in de Hervormde kerk te Vianen. Er volgden meer uitnodigingen, waaronder naar de Dom te Utrecht, waar nota bene in de consistoriekamer op 29 mei 1832 was besloten dat hij nooit toegang tot een vaderlandse kansel zou krijgen. In 1865 wachtte hem een beroep naar de hervormde gemeente Zoutelande, inderdaad een plaatsje aan de zee. Arnemuiden volgde, terwijl hij in Utrecht op een drietal stond. Met zijn 61 jaren bleef Kohlbrugge toch maar in Elberfeld.

ds. M. van Kooten
ds. M. van Kooten