Er is niet één juiste manier om het avondmaal te vieren. De verschillende vormen waarin de avondmaalshandelingen worden uitgevoerd, worden soms ingegeven door praktische omstandigheden. Vaak zit er ook een theologische overtuiging achter een bepaalde praktijk.
De praktijk van de viering van de maaltijd van de Heere bestaat uit vele handelingen. Bijbels gesproken zijn die handelingen: nemen, zegenen en danken, breken, delen, spreken, en eten en drinken (Matt.26:26-30 en parallellen).
Al die handelingen kun je op verschillende manieren uitvoeren en daar zegt de Bijbel weinig of niets over. De praktijken verschillen dan ook nogal naar tijd en plaats. De frequentie van de avondmaalsviering, het avondmaalservies met grote of kleine bekers, al dan niet een collectebus ‘Voor de armen’, aanzitten, staan of lopen, wel of niet aangaan – er wordt verschillend mee omgegaan. Die diversiteit is er al sinds het begin van de Reformatie. We kijken in dit artikel naar een paar Nederlandse praktijken en hun historische en bijbelse achtergronden.
Lokale tradities
Wie wel eens een avondmaalsviering in de protestantse kerk van Frankrijk heeft gevierd, deed dat vermoedelijk staande in een kring waarin schaal en beker worden doorgegeven. Zo gebeurt het ook in veel gemeenten in de Protestantse Kerk in ons eigen land. Wie bijvoorbeeld, zoals ik eens, in Stellenbosch in de Rynse Kerk van de Verenigende Gereformeerde Kerk het avondmaal viert, treft aan het begin van de dienst al een klein glaasje wijn in een speciaal houdertje aan de rugleuning van de kerkbank voor zich aan. Nadat de schaal met brood door de banken is doorgegeven en ieder ervan genomen heeft, drinken allen tegelijkertijd hun glaasje wijn. De vormen waarin het avondmaal wordt gevierd, verschillen per plaats. Soms is dat een lokale of kerkelijke traditie met een diepe theologische zin, soms ook eenvoudig een vorm die door het kerkgebouw min of meer wordt afgedwongen. Als er veel kerkgangers, weinig loopruimte en vaste banken zijn, beperkt dat de mogelijkheden. Het is lang niet altijd zo dat de theologie voorop gaat.
Leer en praktijk
‘Een maandelijkse viering (van het avondmaal) zou me bevallen, maar ik kon de mensen niet overtuigen, en het leek me beter hun zwakheid te verdragen dan koppig te blijven discussiëren,’ schrijft Calvijn in 1561 over de avondmaalspraktijk in Genève. De vader van de gereformeerde traditie wist maar al te goed: in de praktijk moet het vaak zoals het gaat en gaat het lang niet altijd zoals het moet. In de Kerkorde van Genève van 1541 stond het zo nadrukkelijk: ‘Omdat het Avondmaal door de Heere is ingesteld om het vaker te vieren (…) moeten we de fout herstellen om het Avondmaal te weinig te vieren.’ Ten minste eenmaal per week, zegt Calvijn in zijn <i>Institutie<p>. Niettemin is de reformator in 1561 al blij dat sinds hij 25 jaar eerder voor het eerst in de stad kwam, de frequentie is gestegen van drie- naar viermaal per jaar.
Dit voorbeeld maakt meteen duidelijk: praktijken, ook als ze uit theologisch oogpunt minder wenselijk zijn, zijn hardnekkig. Maar ook, als we stilstaan bij hoe het avondmaal in de gereformeerde traditie is gevierd, moeten we goed opletten uit welke bron onze informatie komt. Het eerste citaat van Calvijn hierboven, komt uit een brief van hem waarin hij schrijft hoe het er in Genève feitelijk aan toegaat. Het tweede citaat komt uit een kerkorde, en die beschrijft hoe het er aan toe zou moeten gaan, wat dus niet wil zeggen dat het ook werkelijk zo is gegaan. Ook op het gebied van de eredienst gaan leer en praktijk dikwijls uiteen. Maar de praktijk, hoe het er feitelijk aan toegaat, zegt wel iets over het geleefde en vaak ook wel over het beleden geloof.
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 19 mei 2022.
Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!