Waar bent u naar op zoek?

Samen één lichaam

Dr. M. Barnard
Door: Dr. M. Barnard
19-05-2022

Er is niet één juiste manier om het avondmaal te vieren. De verschillende vormen waarin de avondmaalshandelingen worden uitgevoerd, worden soms ingegeven door praktische omstandigheden. Vaak zit er ook een theologische overtuiging achter een bepaalde praktijk.

De praktijk van de viering van de maaltijd van de Heere bestaat uit vele handelingen. Bijbels gesproken zijn die handelingen: nemen, zegenen en danken, breken, delen, spreken, en eten en drinken (Matt.26:26-30 en parallellen).

Al die handelingen kun je op verschillende manieren uitvoeren en daar zegt de Bijbel weinig of niets over. De praktijken verschillen dan ook nogal naar tijd en plaats. De frequentie van de avondmaalsviering, het avondmaalservies met grote of kleine bekers, al dan niet een collectebus ‘Voor de armen’, aanzitten, staan of lopen, wel of niet aangaan – er wordt verschillend mee omgegaan. Die diversiteit is er al sinds het begin van de Reformatie. We kijken in dit artikel naar een paar Nederlandse praktijken en hun historische en bijbelse achtergronden.

Lokale tradities

Wie wel eens een avondmaalsviering in de protestantse kerk van Frankrijk heeft gevierd, deed dat vermoedelijk staande in een kring waarin schaal en beker worden doorgegeven. Zo gebeurt het ook in veel gemeenten in de Protestantse Kerk in ons eigen land. Wie bijvoorbeeld, zoals ik eens, in Stellenbosch in de Rynse Kerk van de Verenigende Gereformeerde Kerk het avondmaal viert, treft aan het begin van de dienst al een klein glaasje wijn in een speciaal houdertje aan de rugleuning van de kerkbank voor zich aan. Nadat de schaal met brood door de banken is doorgegeven en ieder ervan genomen heeft, drinken allen tegelijkertijd hun glaasje wijn. De vormen waarin het avondmaal wordt gevierd, verschillen per plaats. Soms is dat een lokale of kerkelijke traditie met een diepe theologische zin, soms ook eenvoudig een vorm die door het kerkgebouw min of meer wordt afgedwongen. Als er veel kerkgangers, weinig loopruimte en vaste banken zijn, beperkt dat de mogelijkheden. Het is lang niet altijd zo dat de theologie voorop gaat.

Leer en praktijk

‘Een maandelijkse viering (van het avondmaal) zou me bevallen, maar ik kon de mensen niet overtuigen, en het leek me beter hun zwakheid te verdragen dan koppig te blijven discussiëren,’ schrijft Calvijn in 1561 over de avondmaalspraktijk in Genève. De vader van de gereformeerde traditie wist maar al te goed: in de praktijk moet het vaak zoals het gaat en gaat het lang niet altijd zoals het moet. In de Kerkorde van Genève van 1541 stond het zo nadrukkelijk: ‘Omdat het Avondmaal door de Heere is ingesteld om het vaker te vieren (…) moeten we de fout herstellen om het Avondmaal te weinig te vieren.’ Ten minste eenmaal per week, zegt Calvijn in zijn Institutie. Niettemin is de reformator in 1561 al blij dat sinds hij 25 jaar eerder voor het eerst in de stad kwam, de frequentie is gestegen van drie- naar viermaal per jaar.

Dit voorbeeld maakt meteen duidelijk: praktijken, ook als ze uit theologisch oogpunt minder wenselijk zijn, zijn hardnekkig. Maar ook, als we stilstaan bij hoe het avondmaal in de gereformeerde traditie is gevierd, moeten we goed opletten uit welke bron onze informatie komt. Het eerste citaat hierboven komt uit een brief van Calvijn waarin hij schrijft hoe het er in Genève feitelijk aan toegaat. Het tweede citaat komt uit een kerkorde, en die beschrijft hoe het er aan toe zou moeten gaan, wat dus niet wil zeggen dat het ook werkelijk zo is gegaan. Ook op het gebied van de eredienst gaan leer en praktijk dikwijls uiteen. Maar de praktijk, hoe het er feitelijk aan toegaat, zegt wel iets over het geleefde en vaak ook wel over het beleden geloof.

Aanzitten

In de klassiek-gereformeerde traditie in ons land springt de ‘zittende vorm’ in het oog. De avondmaalsgasten zitten aan lange tafels, die voor de gelegenheid voor in de kerk zijn neergezet. Dat is wel terug te voeren op de Nederlandse vluchtelingengemeente in Londen onder leiding van de predikanten Marten Micron en Johannes à Lasco in de zestiende eeuw. Daar, onder die vluchtelingen, was die manier van doen wel degelijk ook theologie: zó, meende men, kwam men het dichtste bij hoe Christus het Laatste Avondmaal met Zijn leerlingen had gevierd. Tussen haakjes, het is wel zeker dat Jezus en de discipelen naar de gebruiken van die tijd en plaats hebben aangelegen en niet aangezeten.

Het tweede argument is mogelijk belangrijker. Het aanzitten, zo noteert Micron, is uitdrukking van Gods belofte dat de gemeente op grond van de verdiensten van Christus rust zou vinden. Vluchtelingen die vanwege het geloof hun vaderland hebben moeten verlaten, grijpen in hun avondmaalsviering vooruit op de rust die Christus Zijn gemeente belooft en die Hij reeds voor hen heeft verdiend. Dat is theologie in praktijk.

Overigens zaten ook bijvoorbeeld Calvijns gemeenteleden in Genève al aan tafels die bij de preekstoel werden neergezet ‘zodat het mysterie (van het avondmaal, MB) beter en makkelijker kon worden uitgelegd bij de tafels’, zoals de eerdergenoemde Geneefse kerkorde zegt. Dat is nog weer een ander theologisch argument: Woord en sacrament worden letterlijk dicht bij elkaar geplaatst. Er werd gedronken uit één beker, die rondging en waaruit ieder op zijn of haar beurt dronk. Daar in Zwitserland gingen eerst de mannen aan, dan de vrouwen, een gewoonte die, voor zover ik weet, in Nederlandse gemeenten althans niet algemeen is gepraktiseerd.

Staan in de kring

Zoals gezegd worden ook andere vormen dan aanzitten theologisch onderbouwd. Eén vorm was voor de gereformeerde traditie altijd verboden terrein, die van het knielen. Die vorm herinnerde te veel aan de rooms-katholieke vormen en de daarmee verbonden theologie van de verandering van het brood en de wijn in het lichaam en bloed van Christus die een verering van de hostie in de hand werkte. Voor de vluchtelingen in Londen was het aanzitten een contrastervaring, die in hun ballingschapssituatie als het ware reikte naar het door Christus beloofde en verworven heil. Maar men kan zich voorstellen dat in een situatie waar het christelijk geloof zelf min of meer een ‘gezeten’ of gevestigde positie heeft gekregen, een andere vorm gekozen wordt. Bijvoorbeeld die van het staan in een kring of naar voren lopen om brood en wijn te ontvangen. Daarbij passen beelden van een gemeente die zich ziet als ‘onderweg’, als ‘vreemdelingen en bijwoners’ (Ef.2:9; Hebr.11:13), als mensen ‘die van die weg zijn’ (Hand.9:2). Zowel bij de zittende vorm als bij de kringvorm is bovendien het gemeenschappelijke, het gemeentezijn een voor de hand liggende betekenis.

De ene drinkbeker

De omstandigheden leiden soms tot specifieke vormen. De Covid-19-pandemie maakte dat sommige gemeenten, toen een avondmaalsviering weer voorzichtig mogelijk werd, voor kleine bekertjes kozen om besmetting zoveel mogelijk te voorkomen. Dat is alleszins begrijpelijk en goed te rechtvaardigen. Wel is op dit punt de Bijbel nu juist duidelijk; het instellingsverhaal spreekt van één drinkbeker die Jezus rondgeeft: ‘Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit’ (Matt.26:27 en parallellen).

Hier komt als vanzelf de prachtige uitleg ervan in het klassieke Nederlandse gereformeerde avondmaalsformulier ons voor de geest. Door Zijn dood heeft Christus onze zonde weggenomen en voor ons ‘de levendmakende Geest verworven’, Die ons de gemeenschap met Christus schenkt. Tegelijkertijd bindt die Geest ook de gemeente in broederlijke en zusterlijke liefde aan elkaar. Zowel van die gemeenschap met de Heere als van de onderlinge verbondenheid zijn het ene brood en de ene beker het symbool: ‘Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood (1 Kor.10:17). Uit vele graankorrels wordt immers één en hetzelfde meel gemalen en één brood gebakken, en uit vele geperste druiven vloeit één en dezelfde wijn en drank die zich tot één geheel mengt. Zo zullen wij allen, die door het waarachtige geloof in Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde samen één lichaam vormen, omwille van Christus, onze geliefde Zaligmaker, Die ons tevoren zo bijzonder heeft liefgehad…’

Zodra het kan, moeten die kleine bekertjes maar weer snel diep in de kast worden weggeborgen. Dan gaan leer en praktijk weer samen.


Volgende week bespreekt prof. dr. M.J. de Vries in aansluiting op dit overzichtsartikel of er in de coronatijd veranderingen in de avondmaalspraktijk geïntroduceerd werden die het behouden waard zijn.

Dr. M. Barnard
Dr. M. Barnard