Waar bent u naar op zoek?

Scheppingsbericht

ds. J.T. de Koning
Door: ds. J.T. de Koning
10-09-2020

En Hij stelde er twaalf aan om bij Hem te zijn. Markus 3:14a

Uit een groep ‘gewone’ mensen stelt Jezus er twaalf aan. Hoewel, ‘aanstellen’ is eigenlijk te zwak vertaald. Het doet in zekere zin ook tekort aan het geheim achter dit gebeuren, aan het geheim achter dit ‘scheppingsbericht’. Dat is het ten diepste: een scheppingsbericht.

Scheppen, dat is wat Jezus hier doet. Hij schépt Zich een kring van twaalf discipelen, zegt Markus letterlijk. Eerst door te willen, door te verkiezen, dan door te roepen en dan door te noemen, door de namen te noemen van mensen die mét Hem zullen zijn, die in Zijn dienst zullen staan. Zo roept Jezus hier iets nieuws tot aanzijn, zo schépt Hij een kring van mensen om Zich heen. Een twaalftal, dat wil in de Bijbel zeggen een volheid.

Volheid

En wát voor een volheid vormt dat opgesomde twaalftal in Markus 3. Op het eerste gezicht is het eigenlijk een ratjetoe, een groep vol van verscheidenheid. Het zijn allerlei mensen met verschillende achtergronden, karaktereigenschappen en politieke kleuren. Hebreeuwse namen, Griekse namen. Water en vuur.

Werkelijk alles loopt binnen deze kring door elkaar. Deze kring van mensen zou elkaar zelf misschien niet zo één-twee-drie hebben uitgezocht, maar nu worden ze door Jezus bij elkaar geroepen en tot een eenheid gesmeed. En Hij ‘schiep’ de twaalf, herhaalt Markus daarom nog eens nadrukkelijk.

Het zijn twaalf mensen die vanuit zichzelf moeten zeggen: ‘Maar wie ben ík? Wie ben ík dat ik mét Hem zou zijn, wie ben ik dat ik mét Hem zou bouwen. Wie ben ik?’

Dat is een herkenbare vraag, denk ik. Niet alleen voor mensen die geroepen worden tot een bijzondere ambt, nee, voor ons allemaal is het wel een herkenbare vraag. Wie ben ík dat ik mag geloven mét Hem te zijn? Wie ben ík dat ik mag geloven gered en geroepen te zijn om me in te zetten voor Gods Koninkrijk, om daarvan een getuige te mogen zijn? Wie ben ík?

Nieuwe naam

Wat ik nu zo mooi vond om te ontdekken in dit Schriftgedeelte, is dat het Jézus is Die je zegt wie je bent. Het is Jezus Die zo iemand als Simon een bijnaam geeft, een naam die erbij komt, een nieuwe naam. Dat Hij zegt: ‘Ja, de mensen kennen je wel als Simon, maar Ik noem je ‘Petrus’. Ik noem je ‘rotsman’, iemand op wie Ik kan bouwen en op wie Ik zál bouwen, op wie Ik Mijn gemeente zal bouwen.’

Dat is ook schepping, dat is herschepping, dat Christus je een nieuwe naam geeft, een nieuwe identiteit. En dat je dat dan ook bent, simpel en alleen omdat Hij zegt dat je het bent. Omdat Hij het je herscheppend aanzegt en toerekent. Zoals Hij je ook Zijn gerechtigheid aanzegt en toerekent.

Hij riep de twaalf tot aanzijn en aan Simon gaf Hij de bijnaam Petrus. Daarna volgen de andere namen, waarbij ook Jakobus en Johannes een bijnaam krijgen. Boanèrges noemt Jezus hen, ‘zonen des donders’.

Ook dat is veelbetekenend, want het geeft de broodnodige variëteit aan binnen de eenheid die Jezus tot aanzijn roept. Waar Hij de één ‘rotsman’ noemt, daar noemt Hij de ander ‘zoon van de donder’.

Daarmee brengt Hij iets bij elkaar wat wij misschien juist uit elkaar proberen te houden. Want waar ‘rots’ iets vaststaands, iets stabiels uitdrukt, daar drukt het woord ‘donder’ juist iets plotselings, iets onverwachts uit.

In dienst

Binnen de gemeente van Christus is dit blijkbaar allebei even nodig. Die twee bijnamen sluiten elkaar binnen de gemeente van Christus niet uit, maar vullen elkaar juist aan. We hebben aan de ene kant rotsen nodig, mensen die het DNA van de gemeente als het ware met zich meedragen, die het fundament waarop we als gemeente gebouwd zijn, vast kunnen houden.

Tegelijkertijd kunnen we –binnen dat DNA en staande op dat fundament – de plotselinge lichtflits en de donderslag die ons zo nu en dan eens even goed wakker schudt, niet missen. Ze zijn nodig: mensen die ineens een nieuw perspectief openen en daarmee de nodige verrassing brengen, wil de gemeente naar binnen en naar buiten toe levend en relevant blijven.

Zo worden er verschillende mensen in dienst genomen om te doen wat ze moeten en mogen doen, elk op zijn eigen wijze, elk vanuit zijn eigen karakter en achtergrond, maar verenigd in de belijdenis: ‘Hij bouwt, Hij bouwt Zijn gemeente. Door alle eeuwen heen tot op de dag van vandaag.’

ds. J.T. de Koning
ds. J.T. de Koning