column
Scherven
Achter ons horen we glasgerinkel. Ik draai me om en ontdek dat het geluid uit een grote platte TV komt. Op het beeldscherm zie ik een vrouw geschrokken naar de vele glasscherven op de grond kijken.
Een jongedame verschijnt nu in beeld met een rubberen bezem in haar hand en een glimlach op haar gezicht. Ze veegt twee keer heen en weer over de vloer en alle scherven liggen keurig op een hoopje bij elkaar. Een vriendelijke stem klinkt: ‘Maak kennis met de rubberen wonderbezem. Nat en droog, binnen en buiten te gebruiken.’
We zijn in een winkel in Elburg. Als ik dit reclamefilmpje bekijk, moet ik meteen denken aan het Joods museum waar we net vandaan komen. Daar zagen we een fragment van een Joodse huwelijksvoltrekking. Aan het eind van de plechtigheid breekt de bruidegom een glas. Zo staan ze stil bij het feit dat de vreugde toch nog niet helemaal volmaakt is vanwege de verwoesting van de Tempel en de val van Jeruzalem. Onwillekeurig verbinden mijn gedachten deze ceremonie met de zes gebroken spiegels van het Auschwitzmonument in Amsterdam, ter nagedachtenis aan de zes miljoen Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog gedood zijn.
Het Joodse volk houdt mij de laatste tijd bezig. Vorige week zagen we een indrukwekkende documentaire over het opkomende antisemitisme in Nederland. Het ging niet over jaren terug, maar over nu, op dit moment. Veel Joden trekken door de toenemende dreiging weg uit Europa naar Israël. De titel van de documentaire is alarmerend: ‘De kanarie in de kolenmijn’.
Thuisgekomen zet ik de wonderbezem in de kast, ik kon hem niet laten staan. ‘s Avonds leest mijn man uit Ezechiel 37. ‘Zie, Ik ga de Israëlieten nemen uit de heidenvolken waarheen zij gegaan zijn. Ik zal hen van rondom bijeenbrengen en hen naar hun land brengen (…) Mijn tabernakel zal bij hen zijn. Ik zal een God voor hen zijn en zij zullen een volk voor Mij zijn.’ Een gedachte komt bij mij op: ‘Als deze belofte ten volle vervuld wordt, hoeft er geen glas meer gebroken te worden en zal er volmaakte vreugde zijn.’ Geen scherven meer.
Marijke de Wit