Waar bent u naar op zoek?

Schriftgetrouw én geschorst

ds. M. van Kooten
Door: ds. M. van Kooten
09-09-2021

De homofoob genaamde uitspraken die Olaf Latzel uitte bij een huwelijksseminar in de Martinikerk te Bremen, leidde tot een forse boete door de overheid. Ook de kerk ging over tot een schorsing van enkele maanden. Ds. Latzel is niet de enige die zoiets overkomt.

Overigens mag de predikant zich gesteund weten door zijn kerkenraad. Ook het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond heeft adhesie met de kerkenraad van deze predikant betuigd. Ds. Latzel wilde immers niemand kwetsen, maar wel het bijbels getuigenis hoog houden in leer maar ook in leven.

Bremen

Olaf Latzel is niet de eerste die in Bremen met dergelijke maatregelen te maken kreeg. Het was Albert Hardenberg (1510-1574), die dit in 1561 overkwam. Hier werd het zelfs een definitieve ontheffing. De Reformatie werd te Bremen in 1522 ontketend door de komst van Hendrik van Zutphen, oud-prior van het Augustijnerklooster te Dordrecht, en vervolgd door Johannes Praepositus (Johan Proost). Beiden waren op Luther georiënteerd. Zo ook aanvankelijk Albert Hardenberg, die er vanaf 1547 werkzaam was. Toen hij ging sympathiseren met onder andere Calvijns avondmaalsopvatting, moest hij de stad verlaten. Hij heeft daarna in ons land meerdere hagenpreken gehouden in de regio Amsterdam, Elburg en Harderwijk.

Gereformeerde vluchtelingen

Ditzelfde gebeurde in 1576. Toen volgde na het overlijden van Frederik de Vrome – op wiens verzoek de Heidelbergse Catechismus werd geschreven – zijn zoon Lodewijk hem op. Deze was een fanatiek lutheraan. Hij stond niet toe dat een gereformeerd predikant zou spreken bij de begrafenis van zijn vader. De catechismus, die door zijn vader was ingevoerd, werd verboden lectuur. De gereformeerde kerkorde werd afgeschaft.

Zeshonderd predikanten en schoolmeesters met gereformeerde beginselen moesten Heidelberg en de Palts verlaten. Boekhandelaren mochten geen gereformeerde boeken meer verkopen of laten drukken. Gereformeerde vluchtelingen werden van hun voorrechten beroofd. Zelfs de weduwe van zijn vader moest Heidelberg verlaten. Ook de opstellers van de Heidelbergse Catechismus, Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus, behoorden tot degenen die uit Heidelberg moesten vertrekken.

Ontslagen lutheraan

Ook andersom kwam het voor. Paul Gerhardt (1607-1676) – dichter van onder andere ‘O hoofd, bedekt met wonden’ en ‘Beveel gerust uw wegen’ – was luthers predikant en had zijn theologische opleiding genoten in Wittenberg. Toen hij in 1657 predikant werd te Berlijn, rezen er grote moeilijkheden. De calvinistische keurvorst Friedrich Wilhelm von Brandenburg, die getrouwd was met een dochter van onze stadhouder Frederik Hendrik, wenste dat zijn onderdanen ook calvinist werden.

Het gevolg was dat Gerhardt in 1666 werd ontslagen. Dat alles kwam naast het verdriet dat hij en zijn zestien jaar jongere vrouw moesten verwerken, omdat zij in die periode vier maal een kind aan de schoot der aarde moesten toevertrouwen. Allereerst een meisje van acht maanden, net voor hun komst naar Berlijn, in 1659 een dochtertje van veertien maanden, in 1660 een jongetje, dat enkele dagen leefde en een zoontje, dat in 1665 stierf na zeven maanden geleefd te hebben.

Dan was de boetgezant Theodorus van der Groe milder ten opzichte van de luthersen. Hij noemt hen in zijn catechismusverklaring bij de verklaring van zondag 18 en 32 ‘geloofsbroederen’.

Naziregime

Tijdens het regime van Hitler zijn er ook schriftge-trouwe predikanten ontheven uit hun ambt. Een voorbeeld daarvan is Paul Schneider, over wie onlangs een indrukwekkend boekje verscheen van de hand van A.B. Goedhart onder de titel De dominee van Buchenwald. Hoewel zijn kerkenraad pal achter hem stond, mocht ds. Schneider zijn ambt niet meer uitvoeren nadat hij een begrafenisplechtigheid niet met de gebruikelijke zegenbede wilde beëindigen.

Het betrof de begrafenis in een nabij dorp van een lid van de Hitlerjugend. Na allerlei toespraken, waaronder een van de kringleider van de NSDAP, moest ds. Schneider naar gewoonte de zegen uitspreken. Dit was voor hem onmogelijk omdat de kringleider zei dat de overledene direct was opgenomen in de ‘hemelse Sturmabteiling’. Schneider eindigde de plechtigheid door te zeggen: ‘Hiertegen protesteer ik. Deze begrafenis is een kerkelijke zaak en ik ben als predikant verantwoordelijk voor de zuivere leer van de Heilige Schrift.’ Bij het verlaten van de begraafplaats zongen de nazi-jongeren:

Wij zijn de vrolijke Hitlerjeugd

We hebben niet nodig een christelijke deugd.

Want onze Führer is Adolf Hitler

Hij is onze verlosser en middelaar. (…)

De kerk kan mij worden gestolen

Het hakenkruis maakt ons zalig op aarde.

Hem wil ik volgen bij iedere stap

Baldur von Schirach (de leider van de Hitlerjugend)

neemt me mee.

Schneider werd vanwege zijn optreden gearresteerd. Zijn leven eindigde in concentratiekamp Buchenwald, nadat een kamparts hem een dodelijke injectie toediende.

In ballingschap

Johannes Calvijn moest ook samen met Willem Farel op 23 april 1538, de dinsdag na Pasen, uit Genève vertrekken, omdat hij de puntjes op de i zette bij het handhaven van de tucht. Overigens wachtte hem ruim drie jaar later weer een comeback. In Schotland waren het de Covenanters die hun gemeente moesten verlaten en elders in ballingschap verbleven, omdat ze niet de koning maar alleen Christus als hoofd der kerk erkenden. Samuel Rutherford, de balling van Aberdeen, was een van de velen.

Remonstrantse uitingen

Wie een blik slaat op een predikantenbord in een willekeurige consistoriekamer of kerkruimte van een oude hervormde kerk, zal ook regelmatig het woordje ‘afgezet’, ‘losgemaakt’ of ‘geschorst’ tegenkomen. Vooral in het jaar 1619 is dat het geval. Hier betreft het meestal predikanten die ontzet werden uit het ambt vanwege hun remonstrantse uitingen.

Overigens ging het daarbij niet altijd even geestelijk toe. Vandaar dat Constantijn Huijgens oordeelde dat er destijds weinig geloof en veel geloven waren. In ieder geval was duidelijk dat de ontzette predikanten zich niet wilden voegen onder de Heilige Schrift en de gereformeerde belijdenis.

Ook voor en na 1619 zijn er wel predikanten om de leer uit het ambt ontzet. Zo werd in 1595 Petrus Hackius te Leiden voorgoed uit het ambt ontheven, nadat hij meerdere kansen had gehad om toch te kunnen blijven functioneren. Vanaf de Leidse kansel durfde hij in 1584 te beweren dat de moord op Willem van Oranje een straf van God was. Kort daarvoor was zijn zoon Frederik Hendrik gedoopt. Dat ging met zodanige praal, statie en een uitgebreid banket gepaard dat daar wel een gericht op moest volgen…. Van zo’n boetgezant zou men mogen verwachten dat deze wel zeer consciëntieus met Schrift en belijdenis omgaat. Integendeel. Reden van afzetting was met name zijn vurig verzet tegen handhaving van de belijdenisgeschriften. Zijn kerkenraad was gereformeerd maar de magistraat libertijns. Hackius stond aan de zijde van de magistraat die naar zijn zeggen liever de Spaanse inquisitie begeerde dan de Geneefse discipline. Uiteindelijk heeft de stedelijke overheid onder druk van kerkenraad en prins Maurits in Hackius’ afzetting bewilligd.

Zedelijk terrein

In veel gevallen werden predikanten uit het ambt ontzet vanwege misdragingen op zedelijk terrein. Trijntje en vooral wijntje waren de meest voorkomende redenen tot afzetting. Overigens betoonde men menigmaal ook heel coulant te zijn ten opzichte van de berouw betonende voorgangers. Ik heb de indruk dat de weg terug tegenwoordig moeizamer is, als er al een weg is. Prof. G. Wisse merkte dienaangaande eens op: ‘In de hemel komen zou nog wel gaan, maar in de synode….’

Schorsing zoals aanvankelijk bij ds. Latzel gebeurde, heeft ook in onze kerk plaatsgevonden. In veel gevallen leidde het zelfs tot definitieve ontzetting uit het ambt. We denken daarbij niet aan het grote aantal predikanten dat dit in 1886 onder leiding van Abraham Kuyper als het ware uitlokte.


In deze serie volgen enkele voorbeelden van een onheuse ontheffing uit het ambt. Meestal gebeurde dit vanwege de plaatselijke overheid, maar in een enkel geval ook door de kerk zelf. Het gaat om:

• Abraham van der Velde (1614-1677)

• Hermann Friedrich Kohlbrugge (1804-1875)

• J.P. Paauwe (1872-1956)

• Jacobus Koelman (1632-1695)

• Jan Scharp (1756-1828)

ds. M. van Kooten
ds. M. van Kooten