Waar bent u naar op zoek?

Schuldig tegenover Joden

dr. A.A.A. Prosman
Door: dr. A.A.A. Prosman
22-10-2020

De studie van het Jodendom is in de afgelopen tien jaar zwaar onder druk komen te staan. Die realiteit kwam weer eens aan het licht in de afscheidsrede van Judith Frishman, emeritus hoogleraar Jodendom aan de Universiteit Leiden, schrijven Jan Willem van Henten, Eric Ottenheijm en Kyra Gerber in een opinieartikel in Trouw (2-10-20). Met haar emeritaat wordt namelijk ook de leerstoel Jodendom aan de Leidse Universiteit opgeheven.

Trouw

Leerstoelen voor Joodse studies, incluis taal, literatuur en geschiedenis, zijn bovenmatig geslachtofferd in de geesteswetenschappen, en niet altijd als gevolg van bezuinigingen. In 2008 bood het Nederlands Genootschap voor Joodse Studiën een rapport aan aan de Vereniging van Nederlandse Universiteiten VSNU (‘De stand van Joodse Studies in Nederland, 1990-2008’) waarin deze ontwikkelingen in kaart werden gebracht en concrete aanbevelingen werden gedaan. Ondanks mooie woorden van de VSNU is de studie van het Hebreeuws en het Jodendom sindsdien alleen maar meer onder druk komen te staan, niet alleen in Leiden, maar ook in Utrecht en Groningen. Nederland dreigt zo vele jaren te worden teruggeworpen in haar ooit vooraanstaande positie op het vlak van Joodse studies.

Dat is niet alleen zorgwekkend omdat het Jodendom de bakermat is van twee andere wereldgodsdiensten, christendom en islam, en kennis van het Jodendom onontbeerlijk is voor de eigenheid van die religies. Wie – terecht – aandacht geeft aan de islam in de vorm van nieuwe leerstoelen, kan niet voorbij aan het Jodendom. Het is evenzeer zorgwekkend, omdat het Jodendom het verdient om intrinsiek bestudeerd te worden.

Joden en Jodendom zijn een integraal onderdeel van de Europese geschiedenis en cultuur. Bovendien is het antisemitisme verre van weg in de Nederlandse samenleving en internationale politiek, en aandacht daarvoor blijft helaas hoogstnoodzakelijk. De ervaringen van Joden als religieuze, culturele en politieke minderheid bieden een unieke toegangspoort om de verhouding tussen dominante culturen en minderheden te begrijpen.

Diaspora-studies, bijvoorbeeld, is alleen al als term gemunt op Joodse ervaring. Joodse studies is zo ook de studie van het Europese erfgoed, in al zijn glorieuze, tragische en gewelddadige aspecten. Kennis daarvan is van eminente betekenis voor nieuwe generaties academici en toekomstig leidinggevenden in politiek en samenleving. (…)

Wat te doen om deze dramatische teloorgang te keren? Er loopt een vacature voor een (parttime) leerstoel geschiedenis van het Nederlandse Jodendom aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, en in Nijmegen komt een hoogleraar Oude Testament met deels aandacht voor het antieke, laat-bijbelse Jodendom. Daarmee is de teloorgang zeker niet gekeerd (…).

Dat roept bij mij de vraag op hoe het op dit moment aan de diverse theologische universiteiten en faculteiten is gesteld met de studie van het Jodendom? Destijds kende de Utrechtse faculteit een aparte hoogleraar voor Judaïca. Officieel was dr. J.W. Doeve aangesteld als gewoon hoogleraar voor de geschiedenis van het Jodendom in de hellenistische en romeinse tijd en het Aramees. Dat vak was niet facultatief. Iedereen moest tentamen doen. Daarna is de kaalslag gekomen. Is dat alleen een kwestie van geld geweest? Ligt hier niet een speciale taak voor theologische faculteiten en universiteiten waar de gereformeerde theologie beoefend wordt? De islamstudies zijn populair en hebben invloed op het maatschappelijke debat. Een reden temeer om op dit punt initiatieven te nemen.

Het lijkt mij ook van groot belang om een vorm van Holocauststudies in het theologische curriculum op te nemen. Op dit terrein moet een en ander ingehaald worden. In een vrij recente studie over het Nederlandse christendom in de twintigste eeuw wordt in amper vijftien pagina’s de houding van de kerk ten opzichte van het nazisme en de bezetter beschreven. Aan de Vrijmaking wordt evenveel aandacht besteed als aan de moord op 102.000 Joden. Een merkwaardig evenwicht. Daar steekt wel een bepaalde visie op de verhouding van kerk en Israël achter. Ook andere recente handboeken over de kerkgeschiedenis behandelen de Holocaust niet als een eigen onderwerp maar alleen voor zover de kerk erbij betrokken was.

Reformatorisch Dagblad

In verband met de Holocaust trof mij een artikel van ds. A. Schot, predikant van de gereformeerde gemeente te Nunspeet en tevens voorzitter van het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten. Ds. Schot schrijft in het Reformatorisch Dagblad (9-10-20) niet alleen over de Holocaust. Hij trekt het breder en signaleert dat over allerlei onderwerpen – onder andere slavernij – schuld beleden wordt of oproepen worden gedaan om schuld te belijden. Ik neem de belangrijkste elementen uit zijn betoog over.

Iedere tijd heeft zijn karakteristieke kenmerken. Een opvallend verschijnsel nu is het schuld belijden over het verleden. Deze behoefte bestaat in politieke kring. Denk aan het optreden van onze koning in Indonesië en aan zijn uitspraken bij de dodenherdenking op de Dam in Amsterdam. Deze behoefte bestaat in de maatschappij. Denk aan de discussie rond Zwarte Piet en het koloniale verleden.

Deze behoefte wordt gevoeld in de kerk. Denk aan de initiatieven rond kerkscheuringen uit het verleden. Deze behoefte bestaat vanuit verschillende geledingen in de richting van het Joodse volk in verband met het droeve verleden. Onze Joodse contacten worden soms van over heel de wereld overspoeld met mensen die hun schuld komen belijden. Als predikant zou je heel blij moeten zijn met de bereidheid tot schuld belijden. Toch wil ik enkele voorzichtige kanttekeningen plaatsen bij dit verschijnsel.

In de eerste plaats is het de vraag of wij voldoende van alle feiten op de hoogte zijn. We doen onze vaderen geen recht als wij beoordelen vanuit onze onvolledige kennis van zaken. (…)

In de tweede plaats kunnen we ons afvragen of wij onze voorvaderen recht doen als we handelen beoordelen vanuit de wetenschap van nu. Hebben wij in de spanning geleefd waarin zij geleefd hebben? (…)

Achteraf is het gemakkelijk om te zeggen dat mensen het verkeerd hebben gedaan. We mogen echter het oordeel over hen aan de Heere overlaten.

In de derde plaats: wie schuld wil belijden, moet zelf schuldenaar zijn. Anders geeft zo’n schuldbelijdenis eigenlijk alleen maar meer pijn bij degenen aan wie we belijden. (…) Het ware schuldbelijden kan niet vanuit puur politieke overwegingen. Zeker bij een publieke schuldbelijdenis mogen we ons wel afvragen of we schuldenaar zijn gemaakt. Breed georganiseerde schuldbelijdenissen hebben in de praktijk bitter weinig nagelaten. In de vierde plaats valt mij op dat het schuld belijden vaak zo selectief is. Mensen belijden schuld voor het ene, terwijl zij over het andere met het grootste gemak heen stappen. (…)

Ten slotte, plaatsvervangend schuld belijden heeft bijna een ‘roomse trek’ in zich. Men zal tegenwerpen dat de dichters en profeten in de Bijbel dit ook hebben gedaan. Ik geef toe dat zij de schuld van het voorgeslacht geëigend en als zodanig persoonlijk beleden hebben. Dat is een goede zaak. Maar zij hebben geen plaatsvervangende schuldbelijdenis georganiseerd.

Ds. Schot heeft zeker gelijk als hij zegt dat het achteraf gemakkelijk is om te zeggen wat vorige geslachten verkeerd gedaan hebben. Ook is het terecht dat hij oproept tot oprechtheid. Schuldbelijden mag niet gebeuren uit ‘puur politieke overwegingen’. Inderdaad.

Maar ds. Schot noemt ook dingen die ik niet begrijp. Ik beperk me tot de Holocaust. Als hij zegt dat zijn ‘Joodse contacten soms van over heel de wereld overspoeld (worden) met mensen die hun schuld komen belijden’, dan vraag ik me af hoe dat kan. Waar vandaan zijn de Joden weggesleept naar de vernietigingskampen: uit Amerika, uit Afrika, uit Australië, uit Azië? Nee, uit Europa met uitzondering van Engeland. Ze werden allereerst weggesleept uit Duitsland. Daar ligt de schuld. Hadden de Duitse kerken na de oorlog moeten zeggen: dat deden onze vaderen, daar hebben wij niet mee te maken? Het heeft inderdaad tientallen jaren geduurd voordat het tot een royale schuldbelijdenis kwam. En Nederland? Nederland heeft ook schuld, de kerken niet uitgezonderd. Als we dat niet erkennen, zijn we als de priester en de Leviet uit Lukas 10.

dr. A.A.A. Prosman
dr. A.A.A. Prosman