Slechts twee geuren
De stam van Levi krijgt een belangrijke taak toebedeeld: het reukwerk offeren. In de Bijbel worden onze gebeden vergeleken met reukwerk dat opstijgt voor Gods aangezicht. En ook ons leven wordt in verband gebracht met geur – ‘wij zijn een aangename geur van Christus’, zegt Paulus.
In de Bijbel speelt onze neus een belangrijke rol. Onze neus is het orgaan waardoor we ademen: ‘Toen vormde de Heere God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen.’ (Gen.2:7) Het tegenovergestelde is echter ook waar: Zodra wij onze laatste adem uitblazen, sterven we. Het Hebreeuwse woord voor neus kan eveneens worden vertaald met toorn. Als iemand boos wordt, zie je dat zijn neusvleugels gaan trillen en je hoort het snuiven van zijn neus. Vandaar dat Elifaz zegt: ‘Door de adem van God komen zij om, en door het blazen van Zijn neus worden zij vernietigd.’ (Job 4:9, zie ook Ps.18:9,16)
De neus is een teken van kracht. Als het volk Israël uit Egypte wordt geleid, staat het op een gegeven moment voor de Schelfzee. En dan baant God een pad door het water: ‘Door de adem van Uw neus is het water opgehoopt, de stromen stonden als een dam, de watervloeden zijn gestold in het hart van de zee.’ (Ex.15:8)
De zegen
Mozes is aan het einde van zijn leven gekomen. Hij is inmiddels 120 jaar oud. Hij staat op een grensovergang. Achter hem ligt de woestijn en voor hem ligt het beloofde land Kanaän. Maar voordat hij sterft, zegent hij het volk Israël: ‘Dit nu is de zegen waarmee Mozes, de man Gods, de Israëlieten gezegend heeft, vóór zijn dood.’ (Deut.33:1)
Mozes staat hiermee in de traditie van de aartsvaders. Jakob zegent op zijn sterfbed zijn zonen (Gen.49). En nu, bijna twee eeuwen later, zegent Mozes het ontelbare nageslacht dat uit vader Jakob is voortgekomen. Op zich is dat een wonder. Want zowel Jakob en zijn kinderen als Mozes en het volk Israël hebben die zegen niet verdiend. Integendeel. Vanwege hun zonden en het verbreken van het verbond hebben ze de vloek verdiend. Toch worden ze gezegend, door Mozes, de man Gods.
Ondertussen loopt er een directe lijn van Jakob, via Mozes naar de Heere Jezus. In gedachte zie ik Hem staan op de Olijfberg. De laatste dag van Zijn leven op aarde is ook aangebroken. Terwijl Hij afscheid neemt van Zijn discipelen, heft Hij Zijn doorboorde handen zegenend op: ‘Hij leidde hen naar buiten tot bij Bethanië. En Hij hief Zijn handen op en zegende hen. En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij Zich van hen verwijderde. En Hij werd opgenomen in de hemel.’ (Luk.24:50-51)
Wij ontvangen eveneens elke zondag aan het einde van de kerkdienst de zegen van God. Alleen daarvoor zouden we al twee keer naar de kerk komen. Om als gezegende mensen door het leven te mogen gaan.
De stam van Levi
Het is opmerkelijk dat Mozes een van de langste zegeningen aan Levi geeft. Dat heeft alles te maken met de bijzondere positie die de stam van Levi inneemt. De stam van Levi is namelijk speciaal belast met de offerdienst.
Dit roept de vraag op: waarom heeft God de stam van Levi uitgekozen en niet een van de andere stammen? God kiest de stam van Levi uit, omdat de Levieten zich tijdens de woestijnreis anders dan de andere stammen hebben gedragen. De stam van Levi heeft bijvoorbeeld bij de berg Horeb niet meegedaan met de aanbidding van het gouden kalf. En bij Massa en bij Meriba zijn de Levieten op de proef gesteld en door God ter verantwoording geroepen. Ook daar hebben de Levieten andere keuzes gemaakt: ze gehoorzamen God meer dan de mensen. Kortom, vanwege hun toewijding aan God worden de Levieten door God uitgekozen om reukwerk te offeren.
De Heere Jezus zal later zeggen: ‘Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard. En wie zijn kruis niet op zich neemt en Mij navolgt, is Mij niet waard. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen; en wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden.’ (Matt.10:37-39)
Reukwerk
In gedachte zie ik een Leviet het tempelplein oplopen. Hij staat op het punt om een gouden schaal met reukwerk aan de priester te geven. Nadat de priester het reukwerk heeft ontvangen, gaat hij het Heilige binnen. Daar staat immers het reukofferaltaar. Dat altaar is zestig centimeter lang, zestig centimeter breed en honderdtwintig centimeter hoog. Het is gemaakt van acaciahout en met goud overtrokken. Op de hoeken staan vier hoornen. Tussen die vier hoornen wordt nu deze gouden schaal met reukwerk geplaatst. Elke morgen en elke avond opnieuw.
Het reukofferaltaar staat vlak voor het gordijn, dat scheiding maakt tussen het Heilige en het Heilige der heiligen. Met andere woorden: dichter bij God kan de priester met het reukwerk niet komen. En nadat hij de schaal met reukwerk naar binnen heeft gebracht, verspreidt zich een heerlijke geur (zie Ex.30:1-10). Op deze wijze vervullen de priester en de Leviet de opdracht, die zij van God gekregen hebben: zij zullen reukwerk voor Uw neus leggen.
Gebeden
In de Bijbel wordt dit reukoffer vaak in verband gebracht met het gebed. In Psalm 141:2 (berijmd) staat:
Mijn bee, met opgeheven handen,
klimm’ voor Uw heilig aangezicht,
als reukwerk, voor U toegericht,
als offers, die des avonds branden.
Na de troonsbestijging van de Heere Jezus vallen de hemel en de aarde in aanbidding neer voor het Lam van God: ‘En toen Het de boekrol genomen had, wierpen de vier dieren en de vierentwintig ouderlingen zich vóór het Lam neer. Zij hadden elk een citer en gouden schalen vol reukwerk. Dit zijn de gebeden van de heiligen.’ (Openb.5:8, zie ook Openb.8:3-4) Deze woorden sporen ons aan om de geur van onze gebeden voor de neus van God te laten opstijgen. Laten we veel bidden voor onszelf en elkaar, voor ons huwelijk, ons gezin en onze familie, voor onze gemeente en de kerk, voor ons land en volk, voor het werk van zending en evangelisatie, voor onze vervolgde broeders en zusters, voor de komst van Gods Koninkrijk en voor de wederkomst van Christus.
Een aangename geur
De vraag dient zich aan: ‘Welke geur stijgt er vanuit ons hart en vanuit onze gemeente omhoog voor Gods aangezicht? Is het een aangename geur of een vieze lucht?’ Paulus wijst ons in dit verband op onze levenswandel. Hij zegt dat wij in ons leven slechts twee geuren kunnen verspreiden: een levenslucht of een doodslucht: ‘Want wij zijn voor God een aangename geur van Christus, onder hen die zalig worden en onder hen die verloren gaan; voor de laatsten een doodsgeur, die leidt tot de dood, maar voor de eersten een levensgeur, die leidt tot het leven.’ (2 Kor.2:15-16)
Het aroma van Christus
Wat is de allerlieflijkste geur die ooit voor Gods aangezicht is gebracht? Dat is de geur van Christus. Het aroma van Christus. Zijn offer aan het kruis op Golgotha is de meest aangename geur die ooit door de neus van God is opgesnoven. Laten we ons erop toeleggen om vooral de geur van Christus te verspreiden.
Zij zullen reukwerk voor Uw neus leggen.
Deuteronomium 33:10b