Waar bent u naar op zoek?

Snel en veel denken

Mariska Buitink
Door: Mariska Buitink
16-03-2023

Wanneer is God begonnen? Hoe weet ik of God echt bestaat? Jullie zeggen dat geloof draait om een bekeerd hart, maar geloof zit toch in je hersenen? Meer- en hoogbegaafde jongeren zitten met zulke vragen. En predikanten en jeugdwerkers weten hier niet altijd goed mee om te gaan.

Nog meer van zulke vragen: Wat moet ik met teksten in de Bijbel die niet kloppen? Als we in de hemel voor eeuwig lofliederen voor God zullen zingen, ga ik me dan niet vervelen? Elke opvoeder, jeugdwerker of catecheet zal het herkennen: jongeren die geloofsvragen stellen. Voorspelbare vragen, omdat ze aansluiten bij hun leeftijd, bij het thema van de catecheseavond of bij de actualiteit. Soms zijn ze complexer en vragen ze een moment van nadenken of zelfs onderzoek. Vragen stellen hoort bij geloofsontwikkeling en mag (moet!) om die reden gestimuleerd worden.

Wat nu als de vragen van jongeren maar blijven komen, vragen die veel dieper en intenser zijn dan die van hun leeftijdsgenoten? Als de vragen irritatie of ongeduld oproepen bij een ouder, catecheet, jeugdwerker of leeftijdsgenoot, terwijl de jongere er zelf mee blijft worstelen? Het is de werkelijkheid van veel meer- en hoogbegaafde jongeren, waarmee niet elke predikant, catecheet of jeugdwerker altijd raad weet.

Weinig aansluiting

In Nederland is ongeveer drie procent van de bevolking ‘hoogbegaafd’ (IQ boven 130), een iets hoger percentage, ongeveer zeven procent, is ‘meerbegaafd’ (IQ tussen 120 en 130). In een catechesegroep van twintig jongeren zitten, bij een gemiddelde populatie, in theorie dus twee jongeren met begaafdheidskenmerken. Ze worden soms over het hoofd gezien, omdat ze niet op willen vallen en zich aanpassen aan hun omgeving. Soms dreigen ze af te haken doordat ze weinig aansluiting vinden in jeugd- en/of gemeentewerk. Het zien en horen van deze jongeren maakt een wereld van verschil, maar wie zijn zij? Wat kenmerkt hen? Hoe kunnen wij deze jongeren betrekken in de gemeente? In dit artikel worden meer- en hoogbegaafde jongeren samengenomen, omdat ze veel raakvlakken hebben. Omwille van de leesbaarheid wordt in het vervolg over ‘hoogbegaafde jongeren’ gesproken.

Kenmerken

In het verleden werd weleens gezegd dat hoogbegaafden de excentrieke slimmeriken waren die alleen maar in hun kamertje wilden studeren. Inmiddels weten we dat dé hoogbegaafde niet bestaat. Intelligentie is meer dan snel kunnen leren of een enorme leerhonger hebben. Iedere jongere is uniek en heeft eigen gaven en talenten ontvangen, ook de hoogbegaafde jongere. De sportieve actieveling kan daarmee net zo goed hoogbegaafd zijn als de stille boekenwurm.

In de afgelopen decennia is er veel onderzoek gedaan naar hoogbegaafdheid. Daarbij is de aandacht verlegd van het hebben van een bepaalde intelligentiescore naar het omschrijven van kenmerken van hoogbegaafdheid. De Vlaamse hoogbegaafdheidsexpert Tessa Kieboom heeft een model ontwikkeld waarbij de kenmerken van hoogbegaafde jongeren bij elkaar komen. Ze zijn te herkennen aan hun ‘denkluik’ en ‘zijnsluik’. Het denkluik omvat de cognitieve vaardigheden van deze jongeren: hun uitzonderlijke intelligentie (IQ), motivatie en creativiteit. Het zijnsluik gaat over hun persoonskenmerken: hun sterke rechtvaardigheidsgevoel, gevoeligheid, kritische instelling en de eigenschap om de lat heel hoog te leggen voor zichzelf en anderen. Door deze kenmerken hebben ze vaak het gevoel anders te zijn dan leeftijdsgenoten: ze denken na over hun eigen denken, ze zien zichzelf als norm en ervaren daardoor soms ongeduld jegens anderen of zichzelf. Ze willen precies weten hoe alles in elkaar zit, maar ervaren belemmeringen om ermee aan de slag te gaan, omdat ze niet (altijd) op willen vallen of weinig vertrouwen hebben in hun eigen capaciteiten. Ze stellen vragen, maar krijgen niet altijd een bevredigend antwoord, waardoor ze zich niet gehoord of serieus genomen voelen.

Gevoelig voor authenticiteit

In de kerk ervaren hoogbegaafde jongeren deze belemmeringen ook. Een kenmerk van deze jongeren is dat ze snel en veel denken. Als ze ergens door gegrepen zijn, willen ze tot het uiterste gaan om te begrijpen hoe het in elkaar steekt. De keerzijde hiervan is dat ze zeer gevoelig zijn voor (on)waarheden, authenticiteit en objectiviteit. Deze jongeren vinden dat iemand zijn of haar autoriteit moet verdienen, ook in de kerk. Een predikant ontleent zijn gezag bijvoorbeeld niet (alleen) aan zijn ambt, maar moet zich bewijzen als kundig en geloofwaardig om als betrouwbaar gezien te worden.

Hun kritische instelling is prijzenswaardig, maar kan ook in de weg zitten. Ze zijn op zoek naar echte antwoorden, niet naar gemakkelijke reacties. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat ze kritische vragen over geschiedenissen uit de Bijbel stellen of vraagtekens plaatsen bij bepaalde (ongeschreven) regels in de gemeente die volgens hen niet rijmen met het christen-zijn. In de puberfase leidt dit soms tot ongemakkelijke momenten: een catecheet kan verrast worden door hun originele, maar complexe vragen over het geloof of hun ongenuanceerde mening over het geloofsleven in de gemeente. In een reflex kan de reactie van zo’n jongere als brutaal of ongepast bestempeld worden. Tegelijkertijd zijn er ook jongeren die de vragen vooral voor zichzelf houden, omdat ze twijfelen aan de waarde van hun vraag of ervoor waken om op te vallen.

Van hart tot hart spreken

Betekent dit dat we een extra doelgroep moeten onderscheiden in de kerk? Ja en nee. Wat voor niethoogbegaafde jongeren geldt, geldt ook voor hoogbegaafde jongeren: ze willen gezien en gehoord worden. Ze hebben evengoed behoefte aan een warme, stimulerende en veilige omgeving om te ontwikkelen. Er zijn enkele aandachtspunten die in het bijzonder voor deze groep jongeren gelden: Ouders en verzorgers doen er goed aan om dit te delen met de wijkouderling, -predikant en/of catecheet. Belangrijk is dat er iets gedeeld wordt over hoe de jongere als hoogbegaafde is. Sommige jongeren hebben ontwikkelingsgelijken binnen de gemeente aan wie ze zich optrekken. Soms ligt dat lastiger. Een gemeente kan pas betrokken zijn, als er iets over gedeeld wordt.

Breng deze jongeren, naast de activiteiten met leeftijdsgenoten, in contact met gemeenteleden die een interessegebied delen: een begaafde musicus, een wiskundige, een creatieveling, een technicus et cetera. Door de gemeenschappelijke interesse kan er ook ruimte ontstaan om van hart tot hart te spreken.

Samen op onderzoek

Neem de vragen van hoogbegaafde jongeren altijd serieus. Zichtbaar grinniken om een vraag, deze wegwimpelen of er een bepaalde (on)geloofswaarde aan hechten is niet de bedoeling. Schuw de moeilijke vragen niet. Geef geen gemakkelijke, maar eerlijke antwoorden. Ga het liefst samen op onderzoek uit. Lukt dat niet, zoek dan zelf verdieping en beloof er later op terug te komen. Als deze jongeren de antwoorden in onze samenleving moeten zoeken, komen ze er bekaaid vanaf. Ze hebben behoefte aan hoop en een betekenisvol leven. Wie hen laat gaan, omdat ze ‘slim genoeg zijn’ om hun eigen antwoorden te vinden, berokkent hun schade.

Bedenk dat hoogbegaafde jongeren intens kunnen tobben, maar tegelijkertijd daardoor des te meer verwonderd kunnen raken over het werk van de Heere in hun leven. Knoop het gesprek aan met deze jongeren: hoe kijken ze naar het/hun geloof, naar de gemeente en het jeugdwerk? Ze voelen scherp aan wat de sterke en zwakke eigenschappen zijn. Gebruik deze eigenschap.

Toon hoogbegaafde jongeren dat er in de Bijbel geschreven is over zeer getalenteerde mensen, zoals Daniël, Salomo en Paulus. Er wordt daarnaast meermaals geschreven over mensen die hun bijzondere talenten moesten gebruiken, zoals bij de bouw van de tabernakel en de tempel van Salomo. De Heere Jezus gebiedt ons dat we al onze capaciteiten inzetten om de Heere te dienen (Mark.12:30).

De gemeente die zo met deze jongeren omgaat, biedt een hoopvolle en stimulerende omgeving voor hun geloofsontwikkeling.

Mariska Buitink
Mariska Buitink