blog
Een noodzakelijke luxe
Studeren wordt voor predikant verplicht
Het is voorbij, het studieverlof van drie maanden waar elke dienstdoende predikant om de vijf jaar aanspraak op kon maken. Vanaf 1 september geldt de roeping én de plicht tot permanente educatie. In die plicht zit hier en daar de pijn.
De vraag is als hoe bijzonder we het feit moeten zien dat de synode van de Protestantse Kerk besloot dat studeren voor predikanten een verplichtend karakter krijgt. Niemand zal ervan opkijken als we lezen dat voor sporters trainen verplicht wordt. Wie niet op vaste tijden stevig en gericht traint, mag niet meedoen aan sportwedstrijden. Toch zijn er momenteel in de kring van de Gereformeerde Bond zeker dominees die zich gereserveerd opstellen ten aanzien van de besluiten van de synode.
In een plaatselijk kerkblad las ik: ‘Positief is dat de kerk inziet dat studeren voor predikanten van groot belang is en dat kerkelijke werkers in de regeling worden betrokken. Negatief is dat er een soort puntensysteem komt. Binnen een bepaalde periode moeten er punten worden behaald, anders volgen er maatregelen. U begrijpt dat veel predikanten vanwege deze verzakelijking van het predikantschap niet vrolijk worden.’ Is het echt zo erg? Is de vrijheid van het ambt van dienaar van het Woord zelfs in het geding?
Synodebesluit
Al enige jaren denkt de Protestantse Kerk na over de wijze waarop professionele werkers als dominees en hbo-theologen op basis van de beschikbare financiën zo goed mogelijk ingezet kunnen worden in de (kleiner wordende) gemeenten. Een van de aandachtspunten daarbij is de werving van voldoende jonge predikanten. De website www.domineeworden.nl is een nieuw middel om jongeren voor een leven in de pastorie enthousiast te maken.
Al in 2006 legde de Brede Studiecommissie Predikanten enige druk op de schouders van de theologen in de Protestantse Kerk. ‘Het nieuwe elan moet vooral komen van onze predikanten en de kerkelijk werkers. Van hen wordt verwacht dat zij het voortouw nemen en geestelijk leiding geven aan de opbouw van de gemeente en hun verantwoordelijkheid nemen voor de kerk in haar geheel.’
In november 2009 besprak de synode de nota ‘Permanente Educatie’, waarbij duidelijk werd dat het belang van nieuwe en meer verplichtende afspraken ten aanzien van een permanent scholingsprogramma voor predikanten en kerkelijk werkers breed gedeeld werd.
De gemeente centraal
De noodzaak van een onderwijsprogramma voor predikanten zag de synode in het vergroten van ‘de bedieningsvreugde en het werkplezier’. De achtergrond van deze gedachte is de zogenoemde aantrekkelijkheid van het predikantschap, een begrip dat in bezinning en beleid een cruciale rol speelt. Op dit terrein zijn vanuit de Gereformeerde Bond twee kritische en inhoudelijke vragen aan de kerk gesteld.
Allereerst is het gevaar groot dat bij het inzoomen op de positie van de predikant vergeten wordt dat hij voorbijganger is, dat de gemeente en niet haar dienaar bijbels gezien centraal dient te staan. Het gaat om haar bearbeiding, haar welzijn. Het doel is ten diepste dat de predikant als werver namens Christus haar op Zijn dag als een reine bruid (Ef.5:27) kan voorstellen.
In de tweede plaats lijkt het nadenken over de aantrekkelijkheid van het predikantsambt te conflicteren met de roeping tot het ambt. Hoeveel voorbeelden staan er niet in de Bijbel van mensen die liever ‘hun eigen ding’ waren blijven doen, maar die door God met kracht tot een speciale taak in Zijn dienst geroepen werden? En hoe vaak neemt een dominee geen beroep aan naar een gemeente, waarbij er in menselijke termen gedacht geen sprake is van promotie of uitdaging, maar zelfs van een teruggang in traktement of arbeidsvoorwaarden? Beschikbaar zijn in het Koninkrijk van Christus is iets anders dan je eigen ambities verwerkelijken of een persoonlijk ontwikkelingsplan uitdenken.
Netwerksamenleving
Met dit als uitgangspunt stel ik tegelijk vast dat permanente educatie van groot belang is. Het zijn van herder en leraar vraagt een houding waarin het Woord van God bron van veel studie is en waarin er aandacht is voor ‘de werkingsgeschiedenis van het Woord in de context van de hedendaagse samenleving’. De laatste formulering uit een synoderapport brengt ons bij onze netwerksamenleving met veel complexe vragen.
Ik verdedig daarom de stelling dat het op kosten van de kerk mogen studeren een noodzakelijke luxe is, waarvoor predikanten dankbaar en gemotiveerd dienen te zijn. Er zijn heel wat beroepsgroepen te noemen waarin de beoefenaars van een vak in hun beperkte vrije tijd vakliteratuur dienen bij te houden.
Voortgezette nascholing
Inderdaad staat er een sanctie op het niet nakomen van de verplichte nascholing. Deelname is nodig om de bevoegdheid als predikant te kunnen behouden. We spreken hier niet over de al bestaande nascholing van zeven keer drie dagen voor predikanten in de eerste gemeente, maar over de voortgezette nascholing.
Deze educatie geldt een algemeen deel, dat zich richt op de vraag wat een predikant nodig heeft om op basisniveau te kunnen blijven functioneren, en een vrij deel, die beide de helft van het aantal uren in beslag nemen. Degenen die in de pastorie aan een dissertatie werken, krijgen voor vijf jaar vrijstelling van het verplichte algemeen deel.
Laten predikanten niet denken dat dit algemene deel thema’s bevat die ver van hen afstaan. Het gaat om het onderhouden van vaardigheden op het gebied van de bijbelse, de systematische en de praktische theologie. Met het bestuur en de rector van de PThU overlegt het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in deze maanden op welke wijze onze docenten H. van den Belt, G. van den Brink en J. Hoek bij die permanente educatie voor het geheel van de kerk betrokken kunnen worden. Over de realisering van onze doelstellingen gesproken!
Kerkenraden
De kerk vraagt van haar predikanten overleg met de eigen kerkenraad over de invulling van het vrije deel. Is dat bedreigend voor een dominee? Niet als we goed onderscheiden tussen de vrijheid van het ambt om naar eigen overtuiging het Woord te verkondigen en het belang om eerlijk en kwetsbaar te spreken over de invulling van het werk in de gemeente – om zo op het spoor te komen op welke terreinen de predikant zich nader zou willen scholen. De gerichtheid op studie voor de dominee leidt ons hopelijk van de aandacht voor zijn charisma naar de inhoud van zijn boodschap.
Nodig is ook dat de dominee reëel zijn eigen mogelijkheden en bekwaamheden onder ogen ziet. In een tijd van individualisering wordt veel van hem gevraagd. Laten kerkenraden en gemeenten dat beseffen. Zonder veiligheid in een kerkenraad, zonder een geestelijke houding in het gesprek met de dienaar van het Woord zal deze niet kwetsbaar kunnen zijn. Daarom ligt de verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van de nascholing zeker zo sterk bij de kerkenraden.
Als we door de aanduiding ‘Persoonlijk scholingsplan’ heenkijken, kan het gesprek over de gegeven toerusting kerkenraad en predikant samen leren wat de gemeente de komende jaren nodig heeft. Het gesprek daarover wordt, lijkt me, eerder te weinig dan te veel gevoerd.
***
Het was om die reden dat het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond zich met de brochure Wie niet studeert… Over het belang van doorgaande theologische studie
niet alleen op de predikanten richtte, maar ook op kerkenraden, die een klimaat voor studie moeten scheppen. Je krijgt immers tranen in de ogen als je verneemt dat een kerkenraad soms bezorgd aan een beroepen predikant vraagt of hij niet te veel tijd in de studeerkamer doorbrengt. In een instructief hoofdstuk in deze brochure schrijft prof.dr. W. Balke dat wie in de pastorie de discipline tot studie niet kan opbrengen, meewerkt aan een devaluatie van het ambt.
Denken in competenties
Ik begrijp goed dat predikanten een bocht moeten nemen om mee te gaan in het denken in competenties, zoals in de nascholing gebeurt. Met elkaar zullen we daarom alert moeten zijn of er door het gebruik van een bepaald jargon en de gedachten daarachter, inderdaad geen verzakelijking en daarmee uitholling van het ambt plaatsheeft.
Opvallend is ook dat de visitatie constateert dat in toenemende mate het belang ervaren wordt van scholing in de bekwaamheid om mensen in het geheimenis van het geloof in te wijden. Het zou goed zijn als de hoogleraren van de Gereformeerde Bond in dit opzicht in de nascholing veel voor het geheel van de kerk kunnen gaan betekenen. Zou er in de hervormd-gereformeerde beweging zelf meer geleerd moeten worden de taal van onze cultuur te lezen?
Vorige maand besloot de synode de werkgroep Permanente educatie de opdracht te geven met een opleidingsaanbod te komen, dat gericht is op vragen uit de praktijk, zodat predikanten die de gemeenten moeten dienen, er werkelijk mee geholpen zijn. Ik pleit daarom voor een positieve opstelling ten aanzien van het scholingsaanbod dat de kerk aan haar dominees en kerkelijk werkers biedt.
Geestelijke nood
Leren behoort tot de kern van de gemeente. De predikant mag hierin voorop gaan. ‘In de ontstellende geestelijke nood van deze tijd is het onze roeping te laten zien dat de gereformeerde theologie springlevend is en dat wij vanuit de Schrift en de belijdenis iets veel wezenlijkers te bieden hebben dan de holle vaten van het modernisme en postmodernisme, die momenteel het hardst klinken’ – het is een uitspraak van dr. Balke, die te kernachtig is om hier niet aan te halen. En die door hem genoemde gereformeerde theologie raakt ook het gewone leven.
P.J. Vergunst
Brochure ‘Wie niet studeert…’
Onder redactie van prof.dr. G. van den Brink en drs. P.J. Vergunst verscheen de brochure Wie niet studeert… Over het belang van doorgaande studie
, een uitgave van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond. De brochure wil een klimaat in de gemeenten bevorderen waarin er voor de predikant ruimte en stimulans is op vaste tijden aan gerichte studie te doen. Het zal de gemeente ten goede komen, het zal de kerk dienen, het zal de stem van de kerk in het publieke debat versterken.
Daarnaast beoogt deze brochure allen die zich tot gerichte studie gezet hebben, een handreiking te doen. De brochure zet in met een bijdrage van prof.dr. A. de Reuver, waarin deze laat zien hoe in de reformatorische traditie theologiebeoefening en vroomheid verstrengeld waren. Daarna gaat prof.dr. W. Balke in op de waardering van het ambt in het huidige geestesklimaat. In aansluiting daarop deelt prof.dr. W. Verboom zijn ervaringen als predikant die wilde promoveren, waaruit zijn motivatie om te blíjven studeren spreekt. Prof.dr. Jan A.B. Jongeneel, de hoogleraar bij wie dertig theologen promoveerden, geeft adviezen vanuit het perspectief van de begeleider van promovendi. In hoofdstuk vijf belicht dr. H. van den Belt het dilemma waarvoor hij ooit stond: de roeping tot het ambt om het Evangelie te verkondigen of de roeping tot academische studie. Prof.dr. G. van den Brink geeft in het volgende hoofdstuk inzicht in de opzet en betekenis van het promovendiberaad van de Gereformeerde Bond. Tot slot brengt ds. F. Hoek in kaart voor welke vragen een gemeentepredikant bij de invulling van het studieverlof staat.
Tegen kostprijs is deze brochure van 66 bladzijden te bestellen bij het bureau van de Gereformeerde Bond. Dat kan door € 4,95 over te maken (inclusief porto) op ING-rekening 2937021 t.n.v. Bureau Gereformeerde Bond te Apeldoorn, o.v.v. Studeren. Wie vijf of meer exemplaren bestelt, betaalt € 3,95 per stuk.