Tastend en eerlijk
Bewogen, zorgvuldig, tastend, eerlijk – zo zou ik in enkele steekwoorden de belangrijke en actuele brochure over genderdysforie willen typeren. In beton gegoten statements ontbreken, wel krijg ik een stevige hand aangereikt met het oog op de pastorale ontmoeting met transgenders. Ik ben er dankbaar voor.
Het interview met Elbert Bot brengt de nood dichtbij en voert ons tegelijk midden in de verbijsterende complexiteit van genderdysforie. Vooral de laatste zin houdt mij een spiegel voor én zet de toon voor heel de brochure: ‘Waar zou je je meer veilig moeten voelen dan in je eigen gemeente?’
Oriëntatie en houvast
‘De Bijbel biedt ons geen kant en klare ethische positiebepaling ten aanzien van transseksualiteit’, stelt hoofdstuk 2. Dat lijkt een open deur, maar is het onderstrepen waard. Stappen gemeenteleden en
ambtsdragers soms toch niet in de valkuil om op basis van enkele bijbelteksten ingrijpende vragen rond transseksualiteit te bezweren? Tegelijk geven bijbelse thema’s en grondlijnen ons in de bezinning wel oriëntatie en houvast. Hier geeft bijvoorbeeld hoofdstuk 4 nadrukkelijk blijk van. Daarbij is de blik telkens op de Heiland gericht,
Die met diepe bewogenheid mensen die lijden onder gebrokenheid, ontvangt en helend nabij is. Nuttig vind ik trouwens ook de uitwerking in hoofdstuk 2 van het onderscheid tussen het orthodoxe scheppingsgeloof en een dynamische visie op de schepping als voortgaand gebeuren, waarin het onderscheid tussen schepping en verlossing vervaagt. Dit is inzichtgevend, voor wie enigszins probeert te snappen hoe het kan bestaan dat lezers van dezelfde Bijbel en leden van dezelfde Protestantse Kerk in hun ethische bezinning in den brede tóch tot totaal andere conclusies komen.
Nuchter
In hoofdstuk 4 reikt de brochure een drietal benaderingen aan (plichtethiek, deugdethiek, doelethiek), dat mijns inziens fundamenteel helpend is voor het bezinnings- en besluitvormingsproces inzake de vraag hoe te denken over medische ingrepen bij transpersonen. Liefdevol klinkt hier een nuchter, eerlijk en tegendraads geluid, waarin ook culturele vooronderstellingen worden ontmaskerd. Ter illustratie: bij genderdysforie is de behandeling gebaseerd op de ervaring van de patiënt. Daarop zeer ingrijpende behandelingen baseren is medischethisch problematisch. De parallel wordt getrokken: als de ervaring van mensen basis zou zijn van behandelen, hebben we medisch-ethisch ook geen verweer meer tegen bijvoorbeeld abortus, draagmoederschap en zaadceldonatie.
Ook heeft onze samenleving de neiging te denken dat voor ieder probleem een oplossing moet bestaan. ‘De gedachte dat een medische behandeling de transgender grotendeels uit zijn of haar problemen helpt, is op zijn best slechts zeer ten dele correct.’ Het is belangrijk dat er oog is voor de bredere context van huwelijksrelatie en eventuele kinderen. De vraag is of onze maatschappij de in de brochure benoemde bedenkingen en kanttekeningen niet ál te makkelijk onder het vloerkleed veegt.
Elkaar vasthouden
Het pastorale hoofdstuk dat volgt, gaat over de vraag: ‘Hoe dan wel?’ Daarbij is terecht zowel aandacht voor de broeder of zuster met genderdysforie voor wie een transitie principieel een onbegaanbare weg is, als voor diegene die wél de weg van transitie inslaat. Bij de opmerkingen over het pastorale beleid, waar het gaat over ‘indringende vragen die te maken hebben met het leven als christen in een gemeenschap’, is de brochure naar mijn gevoel nét wat te summier.
Waardevol vind ik de pastorale routekaart die ook dienst zou kunnen doen als leeswijzer bij de brochure, alsook de suggestie van het ‘moreel beraad’ dat aan het slot van hoofdstuk 3 beschreven staat. Dat kan een hulpmiddel blijken om, wanneer de fase van ‘overtuigen’ voorbij is, niet van elkaar te vervreemden en elkaar vast te houden.
Kerkenraden zouden er wat mij betreft verstandig aan doen om deze brochure niet ongelezen te laten. Te midden van een wirwar van gebrokenheid en gecompliceerde vragen is ons gebed: Och, schonk Gij mij de hulp van Uw Geest.