Thuiskomen
In het leven zijn veel dingen belangrijk. Maar één woord staat met stip bovenaan: thuiskomen.
Thuiskomen veronderstelt dat je nu niet thuis bent, maar onderweg. Elk mens herkent op de een of andere manier dat gevoel. Iedereen zoekt geborgenheid: hier ben ik veilig, hier mag ik mezelf zijn.
Maar hoe kom je thuis? Hoe weet je wat je thuis is? Zwerven we niet van de ene plek naar de andere zonder thuis te komen? We komen er wel achter dat ons echte thuis niet daar is waar we vandaan komen, maar daar waar we naartoe gaan. Twee verhalen over thuiskomen. Allereerst de ervaring van een Iraanse vluchtelinge (Nederlands Dagblad van 9 september).
Nederlands Dagblad
De eerste keer dat ik iets over Nederland hoorde, was toen ik zes was. Mijn moeder had een wollen deken in de kleuren donkerblauw, geel en groen. Ieder jaar rond de winter werd die uit de kast gehaald en met veel liefde en zorg gebruikt. Tijdens de lange winteravonden kroop ze eronder en las ze haar boek. Het plaidje was geliefd, want toen ze een tiener was, had ze het van haar vader na een van zijn vele reizen als souvenir gekregen.
Wij als kinderen mochten het niet aanraken. Toch was er iets aan die deken dat mij uitnodigde om eraan te zitten. Het was het zijdezachte label met een witte poes erop genaaid. Op een avond was ik weer aan het friemelen aan het label toen mijn moeder riep: ‘Blijf er vanaf Sara!’ Ik liet het los en vroeg: ‘Wat staat hier?’ Er staat ‘Didas’ en ‘made in Holland’, zei mijn moeder. ‘Wat betekent dat’, vroeg ik. ‘Het dekentje heet Didas en het is in Holland gemaakt.’ ‘Waar is dat?’ ‘Een land heel ver hiervandaan.’ En daar was het dan, Holland. Een nieuw begrip in mijn kindervocabulaire.
Wat ik niet wist, was dat ik jaren later tegen mijn wil en weten naar ‘Holland’ meegenomen zou worden. Het land van de witte poes Didas. Mijn moeder had besloten dat Iran niet meer een plek was waar ze wilde en kon blijven. Ze had met haar dochters het land verlaten. Wij werden voorgelogen over wat er ons te wachten stond, als we zouden teruggaan naar Iran. Tegelijk wilde niets in mij, een 21-jarige, hier blijven. Ik had een studie, een baantje, vrienden, liefde, een hobby en een toekomstplan, en alles bevond zich in Iran. (…)
Zelfs jaren later, toen ik de taal beheerste, toen ik hier werkte, een ‘made-in-Holland’-man trouwde en een baby met gouden lokken had, kon ik er geen vrede mee krijgen. Dit was niet mijn land. Mijn land en mijn leven waren Iran. (…)
In mijn hoofd leefde ik nog in Iran. Met de maatstaven en dromen van daar. Zoals dat dekentje ‘Didas’ had ik gedacht dat ik ‘made in Iran’ was. Totdat God mij liet zien: ‘Sara, je bent ‘made in heaven’. Je leven is geen vastomlijnd scenario dat je volgens plan moet uitspelen. Je leven is een reis. Een reis samen met Mij. Geniet van alles wat je onderweg ziet.’
Er zijn soms blinde bochten op je pad, en je weet niet wat erachter zit, maar ze kunnen jou naar een nieuw land of een nieuwe situatie brengen. Je moet bereid zijn om dit nieuwe land te leren kennen. Niets van deze reis is van jou, maar alles is een deel van jouw verhaal. Je hebt nergens recht van eigendom, zelfs niet in het land waar je geboren bent. Maar je hebt overal recht van leven en beleven; liefhebben en tot zegen zijn. Waarderen en genieten. Met de mogelijkheid dat je na een blinde bocht, alles weer moet loslaten.
Nu weet ik dat ik in tegenstelling tot witte poes Didas, nooit ‘made in Holland’ zal zijn. Maar Nederland is wel een kostbaar deel van mijn verhaal. Het land waar ik mijn Maker heb leren kennen. En ook mezelf. En omdat het een deel van mijn reis is, en ik dit land liefheb, is het ook ‘mijn Nederland’.
Friesch Dagblad
Van een heel ander kaliber is het verslag van de uitvaartdienst van kardinaal Simonis. Het Friesch Dagblad van 11 september bericht daarover. Ook hier gaat het over thuiskomen. Want, zoals kardinaal Eijk het in de dienst zei, het leven van Simonis had wel iets weg van het vagevuur. Simonis stond in de branding van de tijd. Ik geef enkele fragmenten uit het verslag. Kardinaal Eijk leidde de dienst.
De woensdag 2 september overleden kardinaal Simonis (88) was decennialang het gezicht van de Rooms-Katholieke Kerk in ons land. (…) In maart volgend jaar zou Simonis een halve eeuw bisschop zijn geweest. ‘Ik kan me nog goed herinneren hoe ik als zeventienjarige op een zwartwit-televisie naar zijn bisschopswijding heb gekeken op 20 maart 1971’, aldus Eijk. ‘Toen woedde – zoals hij het zelf vaak uitdrukte – ‘een heuse godsdienstoorlog’. Hij kreeg ontzettend veel hoon en kritiek over zich heen omdat hij zo conservatief zou zijn. In feite verkondigde hij echter gewoon katholieke standpunten.’
Feitelijk bleef kardinaal Simonis altijd trouw aan het geloof en de leer van de Rooms-Katholieke Kerk, schetste Eijk. ‘Vanwege de vrijmoedigheid en de openheid waarmee kardinaal Simonis zijn hele priesteren bisschopsleven trouw is gebleven aan Christus en Zijn kerk heb ik hem altijd bewonderd. Nu is er enige waardering voor hem, maar tientallen jaren lang werd hij vanwege zijn openheid en vrijmoedigheid door menigeen miskend en zelfs bespot. Hij was voor mij persoonlijk een echt voorbeeld. Dat ik altijd heb geprobeerd na te volgen en ik zal dat ook altijd blijven doen.’ De sterke polarisatie die er in de kerk was, ten tijde van zijn periode als bisschop en later aartsbisschop was niet gemakkelijk. Eijk: ‘Als kardinaal Simonis gevraagd werd naar wat hij van het eeuwige leven verwachtte, zei hij vaak: ‘Ik hoop dat ik tenminste in het vagevuur terecht kom.’ Maar misschien heeft hij zijn vagevuur al hier op aarde gehad…’ (…)
Wat hem toen kracht gaf in die lastige tijd? ‘Ik denk in het vieren van de eucharistie, in zijn eigen gebed en het gebed van anderen. Een gevleugeld woord van hem: ‘Ik ben er letterlijk doorheen gebeden’.’ (…) Na zijn emeritaat (2007), haalde hij nog één keer uitgebreid de pers, in 2010. ‘Over het vreselijke en schaamtevolle nieuws van het seksueel misbruik binnen onze kerk. En hij gebruikte toen volstrekt verkeerde woorden. Later heeft hij daar in een brief zijn oprechte excuses voor uitgesproken. En hij schreef ook, met een knipoog – en dat tekent hem, zijn humor: ‘Als kardinaal heb ik geen vrouw. Anders had ze zeker gezegd dat ik een beetje dom was geweest.’
Maar hij voegde er aan toe: ‘Dat hebben nu mijn zussen wel gedaan…’’ (…)
Prof. dr. Paul van Geest, persoonlijke vriend van Simonis, sprak een in memoriam uit. Eigenlijk wist Simonis, die als kapelaan ineens tot bisschop werd benoemd door de paus, niet wat voor impact dat had. ‘Zonder de cursus ‘Hoe bestuur ik mondige Nederlanders?’ gevolgd te hebben, werd hij voor de leeuwen gegooid in een sterk gepolariseerde kerkprovincie.’ (…)
Toen in ons land religie losraakte van de kerkelijke instituties en onder meer de kerkgang snel verdampte ‘leed hij daar onder’. Besturen en vergaderen was niet zijn ding. Dus delegeerde hij veel en zodoende wist hij van sommige dossiers ook echt niets, aldus Van Geest. Ook als het ging om misbruik. Dat geestelijken die hij kende, dat hadden gedaan, kon hij niet bevatten. (…) Tijdens het uitdragen van de kist klonk het In paradisum. De kardinaal vond de laatste rustplaats op de begraafplaats Sint-Barbara in Utrecht. Daar bevinden zich ook de graven van bijna al zijn voorgangers.