De kerk is het lichaam van Christus. Hij heeft haar gekocht met Zijn bloed. Hij regeert, onderhoudt en troost haar door Zijn Woord en Geest. Hij is bij haar tot de jongste dag. Intussen is de kerk in Nederland verzwakt geraakt, niet alleen getalsmatig, maar ook in geestelijk opzicht.
Naar mijn inzicht heeft dat te maken met de geest van de tijd, waarin ‘ik’ centraal staat. Dat ‘ik’ is uitermate zelfbewust. Ik denk. Ik vind. Ik voel het zo. Laat niemand het wagen daar iets tegen in te brengen. In de woorden van Luther: de mens leeft toegekromd naar zichzelf. De tijdgeest verdraagt het niet dat God ter sprake komt. Deze geest uit de afgrond waait ook in de kerk. Ik noem het de geest van het secularisme. Eerst werd God gezien als een nietszeggende overbodigheid, inmiddels als een regelrechte bedreiging van onze vrijheid.
Het ambt als geneesmiddel
Er is al veel nagedacht en geschreven over de vraag hoe wij als de kerk, in deze context geplaatst, onze roeping kunnen vervullen. Voor nu richt ik de focus op één aspect: het ambt. Dat ligt niet zo voor de hand. Het lijkt een stoffig onderwerp, gespeend van elke actualiteit en urgentie. Toch geloof ik dat de gemeente van Christus genezing en nieuwe kracht zou vinden, wanneer ze in geloof zou verstaan wat het ambt betekent, waartoe het is bedoeld, en hoe het vervuld dient te worden.
De aanwezigheid van Christus op aarde realiseert zich niet zonder ambt. Christus belooft bij ons te zijn tot de voleinding van de wereld. Niet lichamelijk, maar door Zijn Geest. ‘De Heilige Geest, de Trooster, blijft bij u tot in eeuwigheid.’
Die presentie van Christus door Zijn Heilige Geest gaat evenwel niet buiten het ambt om. De woorden uit Mattheüs 28 zijn immers gesproken tot de twaalf apostelen. Wanneer jullie de mensen leren alles wat Ik verkondigd heb, dán en zó zal Ik bij u zijn. De aanwezigheid van Christus door de Heilige Geest krijgt concreet gestalte in het ambtelijke werk van de twaalf. Die twaalf zijn de eerste ambtsdragers, apostelen, ooggetuigen, geroepen om het woord van Christus te onderwijzen. Zonder die ambtelijke dienst kan de gemeente niet leven. Scherp geformuleerd: zonder ambt kan de gemeente niet bestaan.
Doel
De Geest van Christus bindt Zich aan het Woord en bedient Zich van het ambt. Waar dat vreemde woord ‘ambt’ valt, komt het geheimenis mee van de aanwezigheid van Christus. Het herinnert ons aan God, Die leeft, spreekt en handelt. Tot Hem moet ik mij verhouden. Voor Hem moet ik verantwoording afleggen. Ik ben dus niet langer het ultieme referentiepunt meer. Daarom sluit het begrip ‘ambt’ niet goed aan bij het (post)moderne leefklimaat. Het botst onmiddellijk op het seculiere denken.
Die twaalf apostelen hebben later hun opdracht doorgegeven aan anderen, aan opzieners en oudsten. Daaruit blijkt meteen wat de essentie van het ambt is: het ambt is bedoeld om de kerk te bewaren bij Christus. Dat wil zeggen: het ambt is erop gericht dat de kerk trouw blijft aan wat de apostelen van Christus getuigd hebben (1 Kor.15:1-5; 1 Tim.6:20; Jud.:3), in welke tijd de gemeente ook komt, in welke situatie, plaats, of cultuur dan ook.
Geschenk en inzetting
De gemeente van Christus kan niet functioneren zonder het ambt. Dat blijkt alleen al hieruit dat Christus Zélf vanuit de hemel de ambten als een geschenk aan Zijn gemeente geeft: apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars (Ef.4:1-16). Geen mens, geen synode, geen kerk heeft het ambt verzonnen. Het is door Christus ingesteld. Hij acht het nodig voor Zijn gemeente. Niemand kan tot het ambt roepen dan Hij alleen.
Mogelijk klinkt dit vertrouwd in de oren. Toch ben ik ervan overtuigd dat velen in de gemeente dit niet verstaan. Het ambt wordt gedevalueerd tot ‘vrijwilligerswerk voor de kerk’. Je moet er tijd voor hebben, het moet in je agenda in te passen zijn. Maar door God geroepen worden betekent: ik moet het stuur van mijn leven in Zijn hand geven. Hij voert de regie.
Eigensoortige volmacht
Ambt betekent: ik kom namens een ander, dé Ander. Dat kenmerkt het ambt en geeft aan het ambt een eigensoortige volmacht. Jezus zegt: als in een stad iemand niet naar je luistert, schudt dan het stof van je voeten. Indrukwekkende woorden staan in Johannes 20: als jullie op aarde iemand de zonden vergeven, dan zíjn ze vergeven in de hemel. En omgekeerd: als jullie ze niet vergeven, zíjn ze niet vergeven. Dit gezag van de kerk veroorzaakt onmiddellijk ongemak in onze egalitaire, democratische cultuur. Het ambt verwijst naar Gód en stelt mij voor de vraag of ik bereid ben voor Hem te buigen.
Dit verwijzende karakter van het ambt gaat al te zeer verloren wanneer we over het ambt gaan spreken in termen van ‘leiderschap’. Dan komt het accent namelijk op de verkeerde plaats: bij de charismatische voorganger, die met flair spreekt, die de dingen origineel kan zeggen en op een aantal competenties goed scoort. Een dergelijke kijk op de ambtsdrager leidt tot methodistisch getinte preken. Het komt nu immers aan op de overredingskracht van de spreker. Daarachter steekt een tekort aan vertrouwen dat de Heere soeverein door Zijn Geest geloof en bekering wekt, als leven uit de dood.
Doet de persoon van de ambtsdrager er dan niet toe? Zeker wel! Maar alleen in tweede instantie. Het is van groot belang om te denken over het ambt van Gód uit, van bovenaf, niet van onderop. Want zelfs het beste leiderschap zal niet opgewassen zijn tegen de ontwrichtende macht van de zonde, die zich nestelt in het hart van een zondaar en die zich in onze tijd zo onbeschaamd manifesteert in het secularisme.
Niet ónze business
Wie van onderaf over het ambt denkt, verstaat niet wat de kerk is. Leiderschap leidt tot groepsdenken: je bent immers leider over een bepaalde groep, die je aan je weet te binden. Als het ambt niet functioneert, vervalt de kerk. Hier wreekt zich een denken over de kerk vanuit de gelovige mens. Dan wordt de kerk gezien als een vrijwilligersorganisatie. Van de kerkenraad wordt verwacht daar leiding aan te geven door middel van enquêtes. Beleidsplannen moeten de toekomst veilig stellen. En als het niet goed gaat, ontstaat een zekere paniekerigheid.
Naar mijn inzicht speelt op de achtergrond mee dat de trouw van de HEERE aan Zijn verbond niet voldoende weegt. De kerk is niet ónze business. Ze is Gods schepping. Het ambt herinnert ons daar steeds aan, door middel van de prediking van het Woord. Dat wekt geloof, brengt rust in God, en leidt tot vurig gebed om geestelijke groei van de kerk.
Ambt is dienst aan Christus, aan Zijn Woord, voor Zijn gemeente. Wie ambt zegt, zegt kerk. Ook binnen de christenheid wordt vaak met neerbuigendheid gesproken over de kerk. Dat is wel begrijpelijk, omdat de kerk ook een (al te) menselijke kant heeft. Maar zij is intussen toch het lichaam van Christus en als zodanig toonbeeld van Zijn liefdevolle trouw (Ef.5:22-33). In dat lichaam vormen de ambten het skelet. Ze geven stevigheid, stabiliteit, duurzaamheid.
Het ambt dient niet een bepaalde groep, maar heeft het geheel van de kerk op het oog. Het ambt verbindt ons aan de kerk van alle eeuwen en plaatsen. Eén Heere, één geloof, één doop. Het ambt geeft uitdrukking aan de katholiciteit van de kerk. Daarom is kerkgeschiedenis een belangrijk vak aan de opleiding van predikanten. Het geeft zelfinzicht: ik ben een klein schakeltje in Gods grote werk. En het geeft zicht op de roeping: het zal erom gaan dat de kerk hetzelfde blijft zeggen juist ín alle verschillende tijden en culturen.
Sacramenteel
Het ambt is ingesteld om de gemeente te bewaren bij Christus. Prediking is bemiddeling van het heil. Als Christus Zijn gemeente aanspreekt, geeft Hij Zichzelf. In de bediening van het Woord zit een sacramenteel element. Daarom is er ordinatie nodig, bevestiging in het ambt. Bediening van sacramenten vloeit voort uit bediening van het Woord en kan dan ook alleen worden verricht door een geordineerde ambtsdrager. Dat geldt ook voor nieuwe kerkplekken. De handelende Persoon is en blijft Christus, door Zijn Geest.
Daarom is een preek veel meer dan een deskundige uitleg van de Bijbel. Prediking is een gebeuren. Door middel van de prediking handelt Christus aan ons. Bijna zou ik zeggen: Hij onderhandelt met ons (HC, zondag 31). De predikant verzorgt niet een optreden, hij is uitdeler van de genade van God aan ieder die gelooft. Prediking is bediening van de verzoening (2 Kor.5): Laat u met God verzoenen!
Toeschouwer
Het is een zegen voor de gemeente wanneer ze dat dieper zou verstaan, geloven en beleven. De gemeente moet leren waarom ze naar de kerk gaat. Ik heb wel eens de indruk dat kerkgangers naar de kerk komen om te bezien hoe de predikant het ervan afbrengt. En dát is dan ook het thema voor het gesprek na afloop, thuis, bij de koffie. De kerkganger maakt zichzelf toeschouwer – dat ís al secularisatie. En predikanten versterken dat wanneer ze meer bezig zijn met het etaleren van hun authenticiteit dan met de verkondiging van Christus. Laat het ons verlangen zijn zó te preken dat het gesprek op het kerkplein over de grootheid van Christus gaat.
Natuurlijk bedoel ik het voorgaande niet formeel. In en op zichzelf zal het ambt ons niet redden. Alles wacht op de beademing van de Heilige Geest. In dat kader komt ook de persoon van de ambtsdrager in beeld. Van de geroepen ambtsdrager wordt veel gevraagd. Voor de dienst aan het Woord is het beste niet goed genoeg. De kerk doet er wijs aan hoge eisen te stellen aan de predikant. Er is in ieder geval grondige kennis nodig op academisch niveau van Oude en Nieuwe Testament, van het belijden, de traditie en geschiedenis van de kerk en van de samenleving waarin de Heere ons een plaats geeft.
Een manier van zijn
Daarmee is niet alles gezegd. Het ambt is geen baan. Het is een manier van zijn. Het stempelt je leven. Het ambt vraagt offers. Het functioneert niet zonder geloof in God, liefde voor de gemeente, hoop op Christus, nederigheid, beslistheid, moed, zorgvuldigheid. En vooral: gebed en dagelijkse overdenking van de geheimenissen van Gods verbond.
Het recent door de synode aangenomen rapport Geroepen en gezonden neemt het op voor de ordinatie van de predikant. ‘Het ambt is dienst aan het Woord’. Dat noteren we met dankbaarheid. Tegelijk: alles staat of valt met de vraag wat we verstaan onder ‘dienst aan het Woord’. Het ambt werkt niet automatisch. Nodig is de levende bediening van het Woord, de dienst van de verzoening, de verkondiging van God en van Zijn grote daden, met betoon van Geest en kracht.
Gemeenschap
Het ambt is niet los verkrijgbaar. Het functioneert in de gemeente, en heeft daarom de gemeente nodig. Als het ambt bedoeld is om de schapen bij de Herder te bewaren, staat het dus in dienst van het bijeenbrengen bij Christus. De Heilige Geest sticht gemeenschap met Christus, in Christus. Omdat er maar Eén Christus is, is er ook maar één lichaam. Dat betekent: waar verdeeldheid is, functioneert het ambt niet optimaal. Nu is er altijd verdeeldheid geweest, want satan zit niet stil. Maar juist in onze cultuur waar ‘ik’ de norm is, heerst een chaotisch uiteenvallen. Ieder gelooft wat goed is in eigen oog, en kiest zichzelf een gemeente uit. De geest van het individualisme brengt verbrokkeling en versplintering teweeg. Dat verwoest de gemeenten en speelt uiteindelijk het secularisme in de kaart.
De Heilige Geest bindt juist samen. Hij bindt ons samen op Christus. Dat is de focus van het ambt: dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles zullen toegroeien naar Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus.
Het is dan ook dringend nodig dat we opnieuw leren verstaan wat het ambt is, waartoe het dient en hoe het vervuld moet worden. Dat is niet alleen heilzaam voor de kerk, maar heeft ook missionaire betekenis. Het is een rijk getuigenis in deze koude ik-samenleving, wanneer de kerk de meest uiteenlopende mensen tot elkaar brengt als schapen onder de ene Herder, in een wij-wereld, waar liefde de toon zet.
Neem een jaarabonnement (€ 49,00). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!