Waar bent u naar op zoek?

Trouw en toegewijd

ds. J.J. ten Brinke
Door: ds. J.J. ten Brinke
31-03-2022

Wil ik belijdenis doen in deze kerk? En als ik dat doe, wat betekent dat dan? Er zijn namelijk best wel dingen waar ik anders over denk... Misschien herkennen we deze vragen bij onszelf. Anders hoor je ze wel van anderen.

Het is goed om je er met elkaar op te bezinnen wat het betekent om belijdenis te doen in een gemeente die behoort tot de Protestantse Kerk in Nederland. En wat beloof je eigenlijk als het gaat om de plaatselijke gemeente?

Eén kerk

Het overkwam mij als ongeveer achttienjarige, toen ik betrokken was bij het evangelisatiewerk in Lelystad en Almere. Op straat zongen we aansprekende liederen, deelden we folders uit en probeerden we in gesprek te komen. Met regelmaat was een van de eerste vragen die je kreeg: ‘Maar van welke kerk ben je dan?’ Natuurlijk, dat was bijna altijd een vraag van iemand met een kerkelijke achtergrond. Als het erop aankwam, mocht iedereen weten waar ik mijn kerkelijke thuisbasis had. Toch heb ik me aangewend die vraag te beantwoorden met een verwijzing naar de Apostolische Geloofsbelijdenis. ‘Van welke kerk ik ben? Van de ene heilige, algemene, christelijke kerk.’ Gesprek gegarandeerd!

Dát is wat wij zondag aan zondag belijden, verbonden met Gods wereldwijde kerk, terwijl we staan op de schouders van ons voorgeslacht: ‘Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk.’

Levend lid

Wanneer je gelovig spreekt over de ene kerk, gaat dat niet buiten jezelf om. Het veronderstelt een heel persoonlijke betrokkenheid. De doop is voor mij het teken dat ik in de kerk ben opgenomen, ‘om geheel aan Hem toe te behoren, wiens merk en veldteken wij dragen’ (Nederlandse Geloofsbelijdenis, art.34). Op de vraag wat ik geloof van de ‘heilige, algemene, christelijke kerk’, klinkt in antwoord 54 van de Heidelbergse Catechismus ‘dat ik daarvan een levend lid ben en eeuwig zal blijven’. Daar komt nog iets bij. De kerk is immers geen ‘statisch gegeven’, maar iets waar de Zoon van God voortdurend aan werkt. Hij ‘vergadert Zich uit het gehele menselijke geslacht een gemeente, die tot het eeuwige leven is uitverkoren’, Hij ‘beschermt haar en houdt haar in stand’. Als wij de kerk belijden, hebben we het dus niet over een instituut of een gebouw, maar over wat de Bijbel noemt ‘het volk van God’, ‘het lichaam van Christus’, of ook: ‘de bruid van het Lam’. Wanneer ik door Gods genade levend lid ben van de kerk, weet ik mij verbonden met allen die de verschijning van onze Heere Jezus Christus hebben liefgehad (2 Tim.4:8b). Wereldwijd, maar ook door de tijden heen.

Plaatselijke gemeente

Het belijden van de ene kerk is een zaak van geloof. Dat betekent echter niet dat het iets vaags wordt. De ene kerk zoals beleden in de Twaalf Artikelen, krijgt concreet gestalte in de plaatselijke gemeente. Als de apostel Paulus spreekt over de gemeente, kan dat wijzen op de lokale gemeente, maar ook op het geheel van gemeenten in een bepaald gebied en zelfs op de wereldwijde kerk. Het woord ‘gemeente’ (Grieks: ekklesia) wijst op haar ontstaan: geroepen door God uit de duisternis tot Zijn licht. Het woord ‘kerk’ (Grieks: kuriakè) wijst op haar bestaan: ze is van de Heere Jezus.

Als het gaat om de plaatselijke gemeente, wil het Nieuwe Testament niet weten van een ‘stukje van het geheel’; die plaatselijke gemeente is voluit de ene heilige, algemene, christelijke kerk. Dat blijkt ook uit de beelden die in het Nieuwe Testament gebruikt worden. Wat van toepassing is op ‘de kerk van alle tijden en plaatsen’, geldt ook voor de plaatselijke gemeente (bijvoorbeeld ‘bruid’, ‘huis’, ‘tempel’). In de plaatselijke gemeente waar je belijdenis doet, ontvang je de prediking van het Evangelie, is er het gemeenteleven en mag je iets van gemeenschap met andere gelovigen ervaren. Als het goed is, roept het liefde tot de gemeente op, waardoor je weet: híer hoor ik, dít is mijn geestelijk thuis.

Landelijke kerk

In de plaatselijke gemeente ontmoet je de kerk. Daar wordt het lichaam van Christus zichtbaar. In en door de verkondiging van het Evangelie (in de plaatselijke, concrete context) vergadert Christus Zijn kerk. De kerk is ‘een heilige vergadering van mensen die waarachtig in Christus geloven’ (NGB art.27). In het besef dat die gelovigen gevonden worden op elke plaats waar Christus Zijn gemeente samenbrengt bij Woord en sacrament, weten we ons verbonden met gelovigen buiten onze plaatselijke gemeente. Dat komt mede tot uiting in het bestaan van de landelijke kerk. Wanneer jij je belijdend voegt bij een plaatselijke gemeente die behoort bij de Protestantse Kerk in Nederland, dan ben je (in alle bescheidenheid) geroepen tot verantwoordelijkheid voor het geheel van de landelijke kerk. De Protestantse Kerk in Nederland is immers gestalte van de kerk die in de Twaalf Artikelen beleden wordt.

Tussenbalans

Als we de balans opmaken, kunnen we vier aspecten onderstrepen.

1) De kerk waarin ik belijdenis doe, is de kerk die we met de Twaalf Artikelen belijden: ‘heilige, algemene, christelijke kerk’.

2) Wanneer ik belijdenis doe, weet ik me heel persoonlijk betrokken op die ene kerk.

3) In mijn belijdenis spreek ik uit dat de gemeente waarbinnen ik mijn plaats heb gekregen, voor mij zichtbare gestalte is van de ‘heilige, algemene, christelijke kerk’.

4) Als plaatselijke gemeente weten we ons verbonden met andere gemeenten. Concreet betekent dat loyaliteit en verantwoordelijkheid voor de landelijke kerk waartoe ik behoor.

Het geheim van de gemeente

Wat hierboven in enkele typeringen is geschreven over kerk en gemeente, is alleen te belijden in geloof. En geloof belijden is altijd een aangevochten iets. De Bijbel spreekt over kerk en gemeente veelal in termen van verwachting en hoop. Vooral de Efezebrief (ook wel ‘kerkbrief’ genoemd) ademt hoopvolle verwachting als het gaat om wat de kerk dankzij Gods verkiezende genade is en worden zal. Het is de Heilige Geest, Die de hoop werkt en levend houdt. Terwijl Christus beleden wordt als het Hoofd van de gemeente, is het de Geest die ‘onderpand is van onze erfenis’ (Ef.1:14). Dat tekent iets van het geheim van de gemeente: ze is kerk onder het kruis en haar volle rijkdom is een zaak van de toekomst.

Pijnlijke en zondige realiteit

Wie om zich heen kijkt, ervaart de pijnlijke en zondige realiteit van het kerkzijn. Binnen een dorp of stad bevinden zich veelal verschillende kerkelijke gemeenten, soms met exact dezelfde grondslag. Het tekent iets van de gebrokenheid van de kerk. Die gebrokenheid moeten we als schuld voor God belijden. Het is tot oneer van God. Christus bad om eenheid (Joh. 17:21). Het zorgt voor verwarring binnen de kerk, maar ook voor grote onduidelijkheid voor de wereld waarin we als kerk geroepen zijn het licht van Christus te verspreiden. Het doen van belijdenis en daarmee het nemen van verantwoordelijkheid voor een plaatselijke gemeente en het landelijke kerkverband waarbinnen deze gemeente haar plaats heeft, betekent dan ook niet een keuze tégen een andere plaatselijke gemeente in het dorp of in de stad. Waar ‘Christus, de Gekruisigde’ gepredikt wordt (1 Kor.1:23; 2:2), binnen of buiten de Protestantse Kerk in Nederland, is er hartelijke verbondenheid, om Christus’ wil. Er is nog een tweede iets wat gebrokenheid, pijn en schuld ademt. Op allerlei manieren staat binnen onze plurale, landelijke kerk het gezagvol spreken van de Heilige Schrift ter discussie. Soms kun je meer verbondenheid ervaren met gemeenten van een ander kerkverband dan met gemeenten binnen de eigen landelijke kerk. Binnen die weerbarstige werkelijkheid weten we ons als belijdende leden van de Protestantse Kerk in Nederland echter door de Heere geroepen onze plaats binnen het geheel in te nemen, waarbij heel de kerk (terug)geroepen wordt tot het onomwonden belijden en leven vanuit de weg die Christus ons in de Schriften wijst.

Je jawoord

De eerste belijdenisvraag benadrukt het persoonlijke geloven in de drie-enige God. In de tweede belijdenisvraag gaat het om je roeping als christen in het leven van elke dag. De derde belijdenisvraag is toegespitst op je plek in de kerkelijke gemeente. Vanuit wat hierboven is aangereikt, zou de kern van de derde belijdenisvraag kunnen worden weergegeven met het woord ‘trouw’. Wie belijdenis doet, neerknielt voor Gods aangezicht en een hartelijk ‘ja’ uitspreekt voor God en voor de gemeente, belooft trouw te zijn in woord en wandel, tot opbouw van de gemeente van Christus. Vanuit liefde tot de gemeente waar God je een plek gegeven heeft, mag je dat laten zien door mee te helpen bij een kinderclub of zondagsschool, bij het onderhoud van kerktuin, bij technische klusjes of door actief betrokken zijn in een bijbelkring. Daar waar je belijdend lid geworden bent, neem je je plek in: trouw en toegewijd.

Deze overweging vraagt wel om enige nuchterheid. Wanneer je als jongere belijdenis doet, sta je veelal voor meerdere kruispunten in je leven en kun je nog niet altijd overzien wat er in de nabije toekomst gaat veranderen. Een huwelijk, een werkkring of andere omstandigheden kunnen leiden tot een verhuizing en daarmee een vertrek uit de gemeente waar jouw jawoord geklonken heeft. Dat hoeft geen belemmering te zijn voor het doen van belijdenis. Wel beloof je in verbondenheid aan Schrift en belijdenis, in verantwoordelijkheid voor een plaatselijke gemeente én in loyaliteit aan de landelijke kerk waartoe de plaatselijke gemeente behoort, je roeping te vervullen.

De kerk als moeder

Hebben we niet alle reden om ons over Gods trouw te verwonderen? Ik kreeg mijn plek binnen de christelijke gemeente. De kerk was er eerder dan ik. Als God mijn Vader is, is de kerk mijn moeder. Door Gods verkiezende liefde ben ik binnen de lichtkring van Gods verbondsgemeente gebracht. Daarvan getuigt mijn doop. Hoezeer er ook dwaling en gebrokenheid is, zowel in mijn eigen hart als in het geheel van de kerk: Gods trouw is elke morgen nieuw. Dat besef doet mij zingend belijden, in liefde tot God en tot de gemeente. Niet alleen bij de openbare geloofsbelijdenis, ook elke keer als Christus mij nodigt tot de tafel van Zijn verbond.


Preken leren luisteren

We beginnen de catecheseavond met een terugblik op de zondag (ochtend- én avonddienst). Twee vragen zijn leidend:

1) Welke boodschap heb je gehoord?

2) Waartoe heeft de preek je aangespoord?

De catechisanten schrijven dat in een paar regels vooraf op. Achterliggende gedachte is dat de catechisant na het belijdenis doen blijvend kan leren van de wekelijkse prediking. Belijdeniscatechese duurt één seizoen, de prediking is blijvend. Daarnaast sporen deze vragen hen aan om trouw te zijn onder de bediening van het Woord. Jongeren geven terug dat ze zich hierdoor meer bewust zijn dat de prediking echt iets wil overbrengen. Door een inkijkje te geven in hoe je een preek opzet, krijgen ze daar al luisterend meer grip op. Vaak krijg ik terug dat ze het nu beter kunnen volgen, ook al zijn predikanten qua stijl heel divers. Als predikant zelf krijg je op deze manier ook zicht op hoe en waar een preek geland is. Na de bespreking weet je wat overgekomen is en wat niet en ook wat heel anders overkwam dan je bedoelde.

Ik hoop dat deze manier van terugblikken helpt om het Woord van Christus rijk in ons te laten wonen. Wat helder is in ons hoofd, kan oplichten in ons hart.

ds. J.J. Mulder, Krimpen aan den IJssel


Slechts één houvast

Zingen we nog? Als predikant of catecheet vraag je het jezelf soms af: Heeft zingen zin? Landen de woorden nog? Zingen we op catechisatie? In Apeldoorn doen we het. Als belijdenisgroep zingen we steeds hetzelfde lied: telkens weer de berijming van zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus (Weerklank 366). Waarom altijd dit lied? Omdat hierin de kern van het geloof in Christus klinkt. Zingend zijn we als groep verbonden. De hele groep krijgt stem en is zo betrokken. Zingen zorgt ervoor dat we ons de woorden eigen maken. We ademen de woorden in en zingen het uit. Daarbij is herhaling nog altijd de beste leermeester. Zingend zoeken we houvast in leven en in dood.

Je kunt je afvragen of het landt. We spraken erover in de groep. Hoe vind je het om steeds hetzelfde te zingen? Wat mooi om dan te horen dat de herhaling helpt om de woorden eigen te maken. Mooier nog om te vernemen dat een knul van negentien jaar genoeg heeft aan een paar woorden uit dit lied: ‘Hij heeft mij vrijgekocht.’ Dat geeft hem ruimte om belijdenis te doen. Ik raad het iedereen aan: zing naar hartenlust. En breng gerust steeds hetzelfde lied ten gehore. Zingen over de Zaligmaker verveelt niet, toch?

ds. H.I. Methorst, Apeldoorn

ds. J.J. ten Brinke
ds. J.J. ten Brinke