Waar bent u naar op zoek?

Twee talen spreken

Arnold Dekker
Door: Arnold Dekker
16-09-2021

Om te weten waar je staat, moet je je spiegelen aan anderen. Ook als theoloog. Voor mij draagt de jaarlijkse studieweek van de Gereformeerde Bond daar zonder meer aan bij. Met dit jaar als thema een nogal essentiële vraag: wat betekent het om gereformeerd theoloog te zijn in deze tijd?

In die vraag zitten twee brandpunten: het eigene van de gereformeerde theologie en het eigene van deze tijd. Rondom deze polen draaiden de lezingen in de studieweek, die van 23 tot en met 26 augustus onder leiding van ds. D.C. Floor en zijn vrouw plaatshad in Mennorode in Elspeet. Voortdurend was daar ook de onderliggende vraag hoe de dynamiek daartussen is. In wat voor een tijd leven we en hoe beweegt de gereformeerde theologie daarin?

Existentieel

Een greep uit de gehouden lezingen. Dr. A.J. Kunz schetste in zijn lezing een fraai theologisch portret van prof. dr. C. Graafland, over wie de laatste tijd een en ander verschenen is. Hij zou de urgentie van het thema ongetwijfeld onderstreept hebben. Het geluid van de gereformeerde traditie laten klinken in een specifieke tijd en cultuur dreef hem. Voortbordurend op Graafland legde dr. Kunz aan het eind van zijn lezing een paar vragen neer die bij mij bleven hangen: natuurlijk moet je niet over hoofden en harten heen preken, maar heb je die hoofden en harten nog iets te bieden? Waar draait het je nou om? Mag je boodschap nog een beetje schuren, existentieel worden? Graafland hekelde de rationalisatie in de prediking van zijn tijd, Kunz in lijn daarmee het intellectualisme.

Dat vraagt om bezieling van mij als theoloog. Als je zelf niet meer betrokken bent op de kern, sta je op den duur droog. Ds. J.C. Schuurman besteedde daar in zijn lezing aandacht aan. ‘Voor wie loop je nou zo hard? Leef je wel van genade?’ Om droogstaan te voorkomen moet het kanaal richting God openblijven en daarvoor dienen gebed, contemplatieve bijbellezing en geestelijke begeleiding – de drie ‘dragende delen’ (Eugene Peterson). Dus niet alleen beroepsmatig de oude woorden tot je nemen, maar ook voor jezelf. En waarom niet met een groepje jaargenoten of andere theologen een intervisiegroepje in het leven roepen (of houden) waarin je elkaar bemoedigt, bevraagt en bekritiseert?

Ontmoeting

Een bron hebben die je voedt, is dus van belang. Maar toewijding aan Christus betekent toewijding aan de wereld, zo stelde dr. P.J. Visser. We zijn geroepen om leven mogelijk te maken, zoals mineralen in de grond (het ‘zout der aarde’). Dat vraagt een open vizier.

En wil je dan het gesprek aan kunnen gaan met een tijdgenoot, dan moet je aan stevige reflectie doen. Waaróm geloof ik? Kan ik het voor mezelf verantwoorden? Als je daar geen zicht op hebt, kun je het een ander ook niet uitleggen, meent ds. Visser. Tegelijk heeft het hem verrast dat je juist in de ontmoeting met een onkerkelijke nieuw zicht op het Evangelie kunt krijgen. Je ontvangt zomaar nieuwe taal. Visser pleitte daarom voor een open houding, zonder schroom. Met de prikkelende vraag wat belangrijker voor je is: de stapel boeken en het aantal bezochte conferenties of het aantal ontmoetingen.

Tweetalig

Meermaals kwam het idee naar voren dat een gelovige zich van twee talen moet bedienen. De Goudse burgemeester Pieter Verhoeve bracht dat concept in: tweetaligheid. Je moet de eigen woorden van geloof en kerk enerzijds en van de ‘wereld’ anderzijds kennen en kunnen gebruiken. Dat vraagt dus investeringen aan beide kanten. Terrorisme-expert dr. Beatrice de Graaf refereerde ook aan die dubbelheid en sprak in dit kader over ‘dubbel denken’, ontleend aan de twee steden van Augustinus. Dit vormt volgens haar het christelijke antwoord op het ver langen naar veiligheid en de diepe ervaring dat ‘niets meer uitkomst biedt’. Vanuit het christelijke perspectief van de overwinning op het ‘grote’ kwaad enerzijds steun je de strijd van de overheid tegen het ‘kleine’ kwaad anderzijds. Daarin maak je als het ware twee gedachtebewegingen.

Tijdgeest

Het was verfrissend dat niet alleen theologen het podium beklommen, maar dat ook sprekers met een andere maatschappelijke positie aan het woord kwamen. Vanuit een heel eigen perspectief maakten ze

iets voelbaar van de wijze waarop geloof en dagelijkse verantwoordelijkheid met elkaar verweven zijn. Psychiater dr. Ewoud de Jong liet in zijn lezing zien hoe bepaalde maatschappelijke tendensen waar hij als psychiater op stuit ook doorwerken in de kerkelijke gemeente. Zo leven mensen gefragmenteerd en in hoge versnelling. Dat merk je in de kerk. Het interessante aan zijn lezing vind ik dat kerk en geloof een positief effect kunnen hebben op cultureel bepaald gedrag. Bijvoorbeeld: het geschapen zijn door God en de vrijheid die we hebben in Christus, kunnen een gezonde balans geven tussen autonomie en afhankelijkheid.

Waarheid

Maar wat is nu het hart van de gereformeerde theologie? Daarover sprak dr. H. van den Belt. Is dat een centraal persoon (Calvijn bijvoorbeeld), een centraal leerstuk, een bepaalde theologische grondhouding? Van den Belt zette het gereformeerd belijden centraal en meent dat een gereformeerd theoloog zich beweegt tussen de statische verabsolutering ervan aan de ene kant en de relativering van de belijdenis aan de andere kant. Je moet rekenen met de ontstaanscontext van het gereformeerd belijden, maar tegelijk meent Van den Belt dat er ook sprake is van inhoudelijke exclusiviteit ervan. De bijbelse waarheid is er volgens hem immers bijzonder goed in verwoord.

Het zette me in deze week aan het denken. Hoe zit het met het ‘geding om de waarheid’ (Van den Belt)? Als theoloog zoek ik naar een oriëntatiepunt. En ik zie het anderen om me heen ook doen. Mensen zijn klaar met de eindeloze relativeringen. Ik herken dat. Ds. M.K. de Wilde refereerde ook aan dit punt in zijn heldere lezing over de theologie van Tim Keller en John Piper en in de discussie die volgde. De twee Amerikanen hebben een meer rationele inslag dan wij in Nederland gewend zijn. Bijbel en geloof lijken voor hen ook een objectiever karakter te hebben. Ds. De Wilde vroeg zich hardop af of we dat absolute, universele van Bijbel en geloof juist in het relatieve van onze tijd niet sterker zouden moeten aanzetten. Wellicht moeten we af en toe bewust aan de andere kant van de boot gaan hangen en stelling durven nemen.

Enfin, denkstof te over. Bij dezen dan ook een hint richting mijn medetheologiestudenten voor deelname aan de vierdaagse van volgend jaar: een week met andere theologen optrekken als een soort company of preachers, een groep die elkaar inspireert en opscherpt.


Aan het begin van de studieweek voor theologiestudenten richtte ds. J.A.W. Verhoeven, voorzitter van de Gereformeerde Bond, de aandacht op de zeggingskracht van het Woord van God. Een deel van zijn openingswoord.

Het spreken van God is neergeslagen in de Bijbel. Laat het nooit gewoon worden, sleets. Het is Gods Woord, bron en norm voor al het spreken en handelen van de kerk. Het Woord is doorademd van de Heilige Geest.

Wij hoeven de Bijbel niet te verdedigen, wij hoeven God niet te verdedigen. De Bijbel spreekt voor zich. Er gaat een eigensoortige kracht uit van de Bijbel. Ik heb daar in de loop van mijn leven vele voorbeelden van gezien. Als theologen moeten wij bescheiden zijn: het is niet aan ónze deskundigheid te danken dat de Bijbel de mensen iets zegt.

Duidelijk

Wij moeten als theologen ook oppassen de Bijbel al te zeer te problematiseren, alsof er eigenlijk niets mee te beginnen valt. De Bijbel is duidelijk (perspicuitas). Dat betekent niet dat er geen moeilijke passages in de Bijbel staan. En ook niet dat wij niet hoeven te studeren op de bijbeltekst. Maar wel: een kind kan het begrijpen.

Als het gaat over het leren kennen van God laat de Bijbel geen onduidelijkheid bestaan: Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven. Zijn kruisdood betekent de verzoening van de zonden. Zijn opstan ding betekent de overwinning over de machten. Luther schrijft aan Erasmus:

‘Want wat verheveners kan er in de Schrift nog verborgen zijn nadat de zegels verbroken zijn, de steen van de ingang van het graf is weggerold, en het grootste geheim is geopenbaard, namelijk dat Christus, de Zoon van God, mens geworden is, dat er één God is, Die drievuldig is, dat Christus voor ons geleden heeft en eeuwig zal heersen?’

Een helder licht

Die verwondering van het geloof is essentieel. Uw woord brengt licht. Wij ontvangen met vreugde en eerbied de canonieke boeken als Woord van God (NGB, art.3-7). De 66 boeken zijn één, omdat ze allen dezelfde Auteur hebben.

Natuurlijk weet ik ook dat er een enorme verscheidenheid bestaat, een ongekende variatie en veelkleurigheid. Maar omdat God één is, is ook Zijn Woord één.

God spreekt Zichzelf niet tegen. Hij is de Waarachtige in Zijn openbaring. Daarom kunnen en moeten we Schrift met Schrift vergelijken. De Schrift legt zichzelf uit. Dat is niet typisch gereformeerd, dat is algemeen christelijk. Gods Woord is licht en brengt licht. Niet een troebel licht, maar een helder licht. Dat Woord geeft kracht, leert ons wijsheid, brengt ons hoop. Je zult in tijden van crisis terechtkomen. Dat is onvermijdelijk. Dan is het zaak dat je terugvalt op de Schriften. Het is een enorm voorrecht dat je dag aan dag bezig mag zijn in het Woord – laat je dat niet ontnemen. Zoek erin, lees erin, proef de woorden. (…)

Net anders

Wij zullen wel moeten buigen voor Gods Woord. Dat kost je steeds je oude ik. De zondeval herhaalt zich dag aan dag: dat we ons oor lenen aan de slang, die ons tot vervelens toe zal vertellen dat het toch net ánders zit dan de Heere God ons heeft voorgespiegeld. Wij hebben voortdurend de leiding van de Heilige Geest nodig. Hij leidt ons in de waarheid. Dat is niet een waarheid náást of áchter het Woord. Hij leidt ons binnen ín het Woord van God. Uw woord is een lamp voor mijn voet. (Ps.119:105)

Tot nu toe heb ik naar onszelf gekeken. De persoonlijke, vertrouwelijke toon van Psalm 119 geeft daar ook alle aanleiding toe. Maar tegelijk: de psalm is ingebed in het psalmboek, in het geheel van de Bijbel. Wat de dichter hier uitroept, is geen privé-mening, maar het is het geloof van Israël. Het is het belijden van de kerk. Het gaat niet alleen om mijn persoonlijke levenspad. Het is de Heere te doen om de weg van Zijn kerk door de wereld heen.

De kerk dienen

Dat geeft ons een hoge roeping: om als dienaren van het Woord de kérk te dienen. Het geeft ons daarnaast goede moed. Ook voor de gehele kerk van Christus geldt: Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. Wanneer de kerk gehoorzaam en dankbaar zich buigt onder het spreken van de Bijbel, heeft ze toekomst.

Arnold Dekker
Arnold Dekker