Tweevoudige genade
Van Calvijn (Institutie, boek III) leren we dat rechtvaardiging en heiliging zeer nauw samenhangen en tegelijk toch scherp onderscheiden moeten worden. In twee artikelen komt deze werkelijkheid van Gods werk aan ons en in ons aan de orde.
De Reformatie zette de rechtvaardiging van de goddeloze centraal (Luther). Dat is enorm bevrijdend. Ik ben niet rechtvaardig, ik word het ook niet, ook niet een beetje. Ik ben en blijf in mijzelf een goddeloze. En toch ziet God mij in Christus aan als rechtvaardig. Het beslissende is: in Christus.
Toerekening
Deze rechtvaardiging heeft het karakter van toerekening. Genade is niet ‘iets’. Je wordt er ook niet iemand mee. Het is aanneming tot een kind van God. Niet doordat ik mezelf goed voorgesorteerd heb bij God, maar als goddeloze. Een gelovige is niets anders dan een vrijgesproken zondaar. De kennis van de zonde is niet een aanloop, laat staan een voorwaarde, voor de rechtvaardiging. Het is juist de vrucht ervan. Het hele leven van een christen is boete. Groeien in Christus betekent onder meer ook: hoe langer hoe meer jezelf leren kennen als een schuldige voor Gods aangezicht. Het gedoopte kind spreekt uit: ik ben het eigendom van Christus (HC, zondag 1). Zonder het te weten deelt dit kind in de verdoemenis. Zonder het te weten wordt het aangenomen in Christus. Beide moet het kind leren, door het geloof. Dat is het werk van de Heilige Geest.
Wij mogen de bijbelse kernnotie van de rechtvaardiging niet verliezen in prediking en geloofsleven. We hebben Luther en Kohlbrugge blijvend nodig. Prediking is Christusprediking. Paulus wil van niets anders weten dan van Christus en Dien gekruisigd. Christus heeft Zichzelf gegeven voor onze zonden, er is geen ander evangelie (Gal.1). Wij worden gerechtvaardigd door het geloof, zonder de werken, zonder enige bijdrage van onze kant (Rom.4). Er valt niets te roemen dan alleen in de Heere. Laat die roem gezongen worden.
Goedkoop?
Is dit alles niet goedkoop? Dat is Kohlbrugge verweten, overigens geheel onterecht: hij zou de heiliging te kort doen. Paulus had al met die tegenwerping te maken: ‘Zullen we maar in de zonde blijven liggen? Dan kan God ons des te meer Zijn genade geven!’ (Rom.6:1) Wie zo denkt, kent Christus niet. Want als Christus rechtvaardigt, heiligt Hij ook. Calvijn spreekt voortdurend over de duplex gratia. De ene genade is tweevoudig van aard: ze omvat gerechtigheid én heiligheid. Voor deze gedachte beroept Calvijn zich graag op 1 Korinthe 1:30. Het is ondenkbaar dat iemand de gerechtigheid van Christus krijgt toegerekend zonder Zijn heiligheid. Want als Christus de schuld van de zonde verzoent, breekt Hij ook de macht van de zonde.
Calvijn argumenteert vanuit de ambtenleer van Christus. Wanneer Christus onze Hogepriester is, Die voor ons de verzoening voltrekt met Zijn eigen bloed, dan is Hij ook onze Koning, onder Wiens gezag wij vallen. Die twee aspecten zijn niet uit elkaar te trekken, want dan zouden we Christus ‘verscheuren’. Rechtvaardiging zonder heiliging bestaat niet. Wij worden gerechtvaardigd zonder goede werken, maar die rechtvaardiging kan nooit zonder goede werken blijven (brief van Jakobus). Bonhoeffer heeft dat veel later op formule gezet: de gelovige gehoorzaamt, de gehoorzame gelooft.
Moralisme
Soms meent men dat de heiliging van het leven tekortkomt in reformatorische prediking. Soms vragen mensen: wanneer horen wij nu eens iets over de vernieuwing en over het concrete leven door de Geest? Om daar als predikant adequaat op te kunnen reageren, moet je goed weten waar je staat in de wirwar van vragen die onderhuids meespelen. Naar mijn inzicht helpt het niet om extra nadruk te leggen op de navolging van Jezus, tenminste niet wanneer dat ten koste gaat van de prediking van het kruis. Eerder zou ik willen aanbevelen om met meer aandrang Christus te verkondigen in al Zijn volheid. De vraag van de gemeente naar ‘concrete’ prediking kan voortkomen uit onkunde over de essentie van de rechtvaardiging. Zoals gezegd: wie in Christus gerechtvaardigd wordt, zal vruchten voortbrengen. En op die basis is het goed om in de prediking concreet te worden over het leven van de heiliging, de navolging van Christus, het leven in de vreze des Heeren.
Maar als we te zelfstandig alleen over de heiliging spreken, geven we voeding aan moralisme, dat wil zeggen: aan de oude mens. Want die kan zich erg vroom voordoen. Er ontstaat dan een wedijver: wie van ons is de meeste? Als de oude mens niet sterft, wil hij vooruit, ook in ‘heilig’ leven voor God. En daar kun je ver mee komen, zoals de Farizeeën ons laten zien. Hier ligt een sluipend gevaar, omdat het aansluit bij de oude mens. Zoals Luther zei: ‘Als je mij opensnijdt, komt er een paap uit!’ (Zo noemde Luther een rooms-katholiek.) Een geloof dat aan de rechtvaardiging van de goddeloze voorbij groeit, wordt bloedeloos. Het thema van de vergeving van de zonden moet blijvend diepgaand aan de orde komen in de prediking, anders heeft de heiliging geen grond. Een christen komt nooit verder dan genade alleen. Genade van Christus, zowel voor mijn rechtvaardiging als voor mijn heiliging. Als we genade voorbij groeien, verdwalen we onherroepelijk. Zelfs onze beste werken hebben verzoening nodig.
Relatie
De gerechtigheid en de heiligheid van Christus worden ons eigen door het geloof. Het geloof is niet een substantie, niet een ‘ding’. Het is een relatie. Het is betrokkenheid op Christus. Het is de band van liefde met Christus. Dat werkt de Heilige Geest. Hij werkt de unio cum Christo: de Heilige Geest maakt ons één met Christus. ‘Ik in u, u in Mij.’ (Joh.15) Dat is een groot geheimenis. Zo leef ik niet meer, maar Christus leeft in mij (Gal.2:20). Alles wat van Hem is, wordt nu op mijn naam gezet: Zijn gerechtigheid en Zijn heiligheid. Ook Zijn heerlijkheid zelfs. En alles wat van mij is, komt op Zijn naam: al mijn zonde, onreinheid, onheiligheid. Paulus zegt dan steeds: wij zijn ‘in Christus’. Dat zijn twee kostbare woordjes. Gerechtvaardigd en geheiligd zijn we ‘in Christus’.
Johannes schrijft zelfs dat een kind van God niet meer kan zondigen. Hij bedoelt: in Christus. Het is de ‘logica’ van het geloof om de dingen zo te bezien. In Christus – en ook alléén in Hem – zijn wij dood voor de zonde en levend voor God. Houd het daarvoor! (Rom.6:11) Anders gezegd: leef uit uw doop (Rom.6:1-4). Het heeft urgentie dat de gemeente leert uit haar gedoopt-zijn te leven. Als je door het geloof leeft, in Christus, is het eenvoudig onmogelijk dat je zonder heiliging leeft, zonder goede werken, zonder vruchten (HC, antw.64). Geloof werkt door de liefde. Het is een misvatting dat de nadruk op de rechtvaardiging ertoe zou leiden dat de heiliging er bekaaid van afkomt. Toch denkt men vaak zo. Calvijn had daar al mee te maken. Om dat misverstand te bestrijden, behandelt hij eerst het leven van de heiliging, om daarna te zeggen dat die voortkomt uit de rechtvaardiging.
Dankbaarheid
Ook in de Heidelbergse Catechismus komt het leven van de heiliging voluit tot zijn recht. Het grootste hoofdstuk is dat van de dankbaarheid. De Heidelbergse Catechismus behandelt de heiliging onder het kopje van de dankbaarheid. Wij worden uit genade gerechtvaardigd, om niet (zonder goede werken). Genade van God is echter een werkzame kracht. Genade doortrekt je leven, en wel zó dat wij de oude mens doden en gaan leven in een nieuw leven onder de gehoorzaamheid aan Christus. We gaan leren om met heel onze levenshouding en levenswandel God te danken voor Zijn verlossing. Dit moet wel goed verstaan worden. Deze dankbaarheid is niet een tegenprestatie van onze kant. Het is eerder de doorwerking van Gods genade. Het is het werk van Christus in ons. Christus doet namelijk geen half werk. Nadat Hij ons met Zijn bloed heeft gekocht en bevrijd, vernieuwt Hij ons ook door de Heilige Geest tot Zijn beeld (HC, antw.86). Dat brengt een transformatie teweeg, die levenslang duurt en tegelijk toch nog maar een klein begin is van wat eenmaal realiteit zal zijn (HC, antw.114).
Volgende week het slot van dit tweeluik, met onder andere aandacht voor de wedergeboorte.