Uit balans
Het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap (NBG) wil met de Wetenschapsbijbel op wetenschappelijk verantwoorde wijze de kloof tussen de Bijbel en onze tijd duiden en waar mogelijk overbruggen. De Wetenschapsbijbel bevat veel nuttige informatie, mooie dwarsverbanden en interessante actuele toepassingen. Toch stelt de uitgave in het licht van de doelstelling teleur.
De wetenschap en de Bijbel komen namelijk beperkt tot hun recht. Bovendien blijven de grote vragen van het leven veelal onbenoemd.
Verantwoorde omgang
Deze uitgave draagt officieel de titel Bijbel met bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap. Dat is feitelijk inderdaad wat het is: ‘gewoon’ een Bijbel in de vertaling NBV21, met af en toe een korte of iets langere tekst ertussendoor.
Vooropgesteld moet worden dat het doel van de Wetenschapsbijbel ronduit positief en navolgenswaardig is: de Bijbel in verband brengen met vragen en ontwikkelingen in het hier en nu. Dat brengt meteen ook bij een vraag aan hen die deze Wetenschapsbijbel kritisch bezien. Is er door hen genoeg gedaan om een verantwoorde omgang met geloof en wetenschap te bevorderen en worstelende zielen pastoraal nabij te zijn? Hebben we mogelijk schade aangericht door te stellige opvattingen over (bij)- zaken waarover de Bijbel zich niet duidelijk uitspreekt? Laat ons vrezen voor het aangezicht van God, zowel in het afdoen als in het toedoen aan de Schrift. Zeker richting jongeren die worstelen met geloof en wetenschap, hebben we een grote verantwoordelijkheid.
De inleiders, prof. dr. G. van den Brink (VU) en dr. A.M. Schol-Wetter (NBG), voeren onvermijdelijk een hoge pretentie door zelf bewust ook de benaming Wetenschapsbijbel te gebruiken. Ze willen geen commentaar of studiebijbel bieden, want daarvan zijn er al genoeg. Het gaat hen om de verhouding tussen Bijbel en wetenschap, het duiden van bijbelse onderwerpen in het licht van de (wetenschappelijke) actualiteit en om actuele vragen in bijbels perspectief. Dat alles op een wetenschappelijke manier. Ik constateer echter dat bij veel bijdragen de grens tussen studiebijbel en Wetenschapsbijbel toch dun lijkt. Van een wetenschapsbijbel mag mijns inziens meer verwacht worden, zowel wat betreft de inhoud als wat betreft het met elkaar in verband brengen van wetenschap en Bijbel.
Thema’s en topics
Het meest omvangrijk zijn de ruim twintig thema’s, die elk ongeveer vier pagina’s beslaan. Het gaat om onderwerpen die door de hele Bijbel heen van belang zijn, zoals wonderen of geweld. Ten tweede zijn er ongeveer vijftig topics van elk een pagina. Het gaat daarbij om specifiekere onderwerpen, zoals het jubeljaar of de zondvloed. Tot slot zijn er ongeveer tweehonderd toelichtende kanttekeningen bij individuele bijbelteksten; het gaat om één tot maximaal zeven toelichtingen per bijbelboek. De drieledige structuur van de Wetenschapsbijbel is nuttig. De inhoud en het nut van de Wetenschapsbijbel zijn wellicht vooral te beoordelen op de thema’s en topics. Bij het selecteren van onderwerpen blijft veel te wensen over. Ik mis bijvoorbeeld thema’s als verzoening en rechtvaardigheid. Toch is mijn indruk dat de redactie aardig geslaagd is in het streven om een goede selectie te bieden. Meer kritiek kan geleverd worden op de verdeling over thema’s en topics. Is het zorgvuldig om een thema te wijden aan homoseksualiteit en daarin vooral de klassieke overwegingen te relativeren, terwijl het topic huwelijk zich vrij zakelijk beperkt tot een historische beschrijving? Waarom is niet gekozen voor een thema over huwelijk, seksualiteit en gezin? En is het belang van voortplanting echt vooral een culturele voorkeur of is daarover op grond van de wetenschap en de Bijbel nog iets te zeggen? Het blijft gissen voor de lezer.
Missing links
Er is geen grond voor de gedachte dat de Wetenschapsbijbel slechts informatie biedt voor verder gesprek, zonder zelf stelling te betrekken. De opvattingen over onder meer de vermeende subjectiviteit van de moraal en reïncarnatie zijn (terecht) behoorlijk stellig. Als we alles afwegen, dringt zich bij het lezen de vraag op: doet de uitgave primair recht aan de wetenschap en de Bijbel of lezen we vooral een weerslag van mainstreamopvattingen onder westerse christenen? Opvallend is bijvoorbeeld hoe negatiefrelativerend de auteurs over hiërarchie schrijven. Zou een iets kritischer blik op onze hedendaagse, westerse culturele positie ons niet sieren? Is de orde van man en vrouw echt vooral iets van na de zondeval? Tot mijn verbazing constateerde ik dat de Wetenschapsbijbel twee kardinale ‘missing links’ kent: juist de onderwerpen wetenschap en het Woord komen nauwelijks uit de verf.
Wazige teksten
Een algemene duiding van de wetenschap blijft hoofdzakelijk beperkt tot een kolom in de inleiding en een topic van een pagina. Over de aard van wetenschap zijn relativerende opmerkingen te lezen. Ook wordt terecht gewezen op het risico om meer te (willen) lezen in bijbelteksten dan bedoeld is. Op veel punten bijten wetenschap en Bijbel elkaar inderdaad niet. Toch draait de publicatie om de hete brij heen: wat nu als Bijbel en wetenschap botsen met uitspraken over dezelfde werkelijkheid? Calvijn gaat in zijn preken over Genesis 1 wel recht op de kern af: met de eenvoudige beschrijving van de schepping test God de nederigheid van ons geloof! Die test geldt voor leken en wetenschappers.
Ten aanzien van de evolutie wordt vooral gepoogd de bijbelse gegevens in te passen in de huidige stand van de wetenschap. Het risico ervan wordt benoemd, maar tegenstemmen komen nauwelijks aan bod. Een kritische beoordeling van de aard van de evolutiebiologie ontbreekt eveneens. Er is zonder verdere duiding te lezen dat ‘wie ervoor open staat’ het geloof in de Schepper kan verenigen met de hedendaagse wetenschap, inclusief de evolutie. Dit soort wazige teksten past eerder bij esoterische bewegingen dan bij de nuchterheid van zowel de wetenschap als de Bijbel. Blijven we per saldo niet achter met een variant van de deïstische god, die het evolutiemodel mag uitvoeren, maar die verder weinig in te brengen heeft?
Andere perspectieven
De auteurs geven terecht aan dat de Bijbel ook over andere vragen en perspectieven gaat dan de wetenschap. Helaas wordt nauwelijks duidelijk welke andere vragen dat zijn en welke perspectieven ze kunnen openen. Prof. H. Bavinck waarschuwde in zijn lezingen over geloofszekerheid dat voor onze hoogste, eeuwige belangen, niet minder dan onfeilbare, goddelijke zekerheid nodig is en dat de wetenschap ons die zekerheid nooit kan schenken. Zou ook een wetenschapsbijbel in een tijd vol (religieuze en seculiere) onzekerheid niet juist hier als gids van meerwaarde kunnen zijn? Doet het dan bijvoorbeeld recht aan de ernst van de vraag of de hel eeuwig is om te volstaan met de opmerking dat daarover verschil van mening bestaat?
Het Woord en het woord
De status van het Woord van God als openbaring, als Heilige Schrift, blijft vrijwel onbesproken. Er is slechts een topic dat expliciet gaat over het spreken van God. Toch hangt van dit onderwerp misschien wel alles af. Als lezer bekruipt je de vraag of de klassieke Schriftvisie niet is weggesijpeld en het menselijk spreken over God is gaan domineren. Er wordt heel veel gesproken over bijbelschrijvers die hun boodschap verpakken, die werken met het wereldbeeld van hun tijd en die literaire motieven gebruiken. Waar blijkt het uitgangspunt dat de schrijvers door de Geest gedreven Gods Woord voortbrengen? Als het gaat om de schepping benoemen de auteurs herhaaldelijk dat God schept door Zijn woord (Ps.33). Die harde noot is door de evolutietheorie eigenlijk niet te kraken, maar een nadere reflectie ontbreekt. De kerntekst Hebreeën 11:3 blijft ook onbesproken: door het geloof verstaan we dat de wereld door het Woord van God tot stand is gebracht. De lijnen naar het Nieuwe Testament zijn in de Wetenschapsbijbel overigens vaker zwak of zelfs afwezig. Als de schrijvers (veronder)stellen dat er buiten de tuin van Eden al mensen konden leven, wat betekent dit dan voor de vergelijking die Paulus trekt tussen Adam en Christus? Bij al zulke vragen is Christus als het vleesgeworden Woord in het geding.
Voor het beoordelen van de positie van de mens is de rol van het woord van essentieel belang. Het woord biedt meer dan de mogelijkheid om te communiceren. Het brengt ons immers in verbinding met Christus als het eeuwige Woord. Ook bij internationaal vooraanstaande genoomwetenschappers als Francis Collins en primatologen als Frans de Waal is te leren dat de mens zich wezenlijk onderscheidt van de dieren. Wat betekent dit bijbels gezien bijvoorbeeld voor de vraag of we over de mens als een (zoog)dier of als een mensaap kunnen spreken? Het zijn punten waar we van een wetenschapsbijbel iets mogen verwachten.
Geen gunstige basis
De Wetenschapsbijbel biedt aan het slot nuttige literatuursuggesties en gespreksvragen. Dat is mooi. De inhoud van de Wetenschapsbijbel biedt naar mijn indruk echter geen gunstige basis voor een evenwichtig gesprek. Kritische tegenstemmen ontbreken nogal eens en argumenten voor en tegen zijn soms zelfs opzichtig uit balans. Er zijn maar weinig thema’s – goede voorbeelden zijn duurzaamheid en lichaam en geest – waarin meer dan summier een vergelijking tussen wetenschappelijke en bijbelse gegevens en een weging ervan plaatsvindt, terwijl dat toch de beoogde meerwaarde van de Wetenschapsbijbel zou moeten zijn. Bovendien komt het nogal eens voor dat deze uitgave met een minimum aan onderbouwing een maximum aan (veronder)stelling betrekt.
De Wetenschapsbijbel is in ieder geval een goede aanleiding en stimulans voor christenen om (weer) aan de slag te gaan met vragen van geloof en wetenschap. Laten we daarbij de schatten uit het verleden niet vergeten. Het is bijvoorbeeld bijzonder hoe ds. G. Boer in de jaren zestig van de vorige eeuw in zijn serie preken en bijbellezingen over Genesis op godvruchtige en heldere, maar ook ontspannen wijze, wist te (s) preken over geloof en wetenschap (Ik ben de Alpha). Die benadering helpt ons ook in deze tijd verder.