column
Uit kindermonden
Het jongetje naast mij pakt zijn liturgie en stoot zijn vriendje aan. Onze klas is aan de beurt, fluistert hij. Het orgel zet in en even later hoor ik de jonge kinderstemmen galmen.
‘De Filistijn, de Tyriër, de Moren, zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht…’ Ik slik, dit raakt me.
Het is donderdagavond. Ik ben uitgenodigd voor de Psalmzangavond van de Seba- en Rehobothschool. Deze scholen zamelen geld in voor kinderen in Malawi. Elke klas heeft een paar psalmen ingestudeerd die ze deze avond voor hun ouders zullen zingen. De kerk zit vol. Aan mij is gevraagd om kort iets te vertellen over wat ik afgelopen zomer in Malawi heb gezien, over de kinderen daar, de honger en de hulp die geboden wordt.
Het jongetje naast mij – met een mooie kuif in zijn haar en glimmende schoenen aan – wijst op het blaadje voor mij, knikt me toe en zegt: ‘Nu mag u.’
Als ik even later iets vertel over Malawi, zie ik de donkere kindertjes – met kroeskrulletjes, zittend op de grond – weer voor me. Ze hebben Psalm 23 geleerd en veldwerker Bep Klok geeft aan dat ze dit graag aan mij willen laten horen. Ze zetten in. Vol overgave zingen ze, een blijde blik in hun ogen. De taal versta ik niet, de wijs ken ik niet, maar toch begrijpen we elkaar en zing ik in mezelf de woorden mee: ‘De God des heils wil mij ten Herder wezen…’
Mijn kleine buurman zit me in de bank al op te wachten. Hij fluistert goedkeurend: ‘Leuk verhaal.’
Na de dienst hoor ik één van de onderwijzers zeggen: ‘Als dit hier al zo mooi klinkt, hoe zal het dan straks zijn als alles volmaakt is?’ Opeens moet ik denken aan de woorden uit Openbaring: ‘En zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam.’ Ik slik.
Marijke de Wit