Waar bent u naar op zoek?

Vechten tegen het virus

dr. A.A.A. Prosman
Door: dr. A.A.A. Prosman
04-03-2021

Corona is ruim een jaar in ons land en inmiddels is er al een zee van artikelen en beschouwingen aan gewijd. Corona raakt de hele samenleving: ouderen en jongeren, werknemers en werkgevers, bedrijven en organisaties, vrije tijd en sport. Het raakt de kerk op een heel gevoelige manier. Want het is vreemd om in een lege kerk te preken – dat went nooit – of thuis voor het scherm te luisteren en te zingen – dat went ook nooit.

Corona doet zich het meest voelen in de ziekenhuizen en vooral op de ic-afdelingen waar de longartsen de coronapatiënten behandelen. Hoe lang moet doorgegaan worden met de behandeling? Longarts Sander de Hosson vertelt daarover in Trouw (20-02). Hij vindt palliatieve zorg buitengewoon belangrijk. Op een heel persoonlijke en invoelende manier vertelt hij erover.

Trouw

‘In de beginperiode van de pandemie zagen we al die Italiaanse artsen omvallen, dat was confronterend. Uiteraard is dit mijn werk en daar sta ik voor, toch was ook ik bang. Inmiddels ben ik gevaccineerd en loop ik een stuk rustiger over de Covid-afdeling. Zelf ruik ik de ziekenhuisgeur allang niet meer omdat ik er dagelijks in rondloop, maar ik weet wel dat die geur veel impact heeft op mensen die worden binnengebracht. Waar ik zelf naar uitkijk is de geur van de lente als alle knoppen openbarsten in de natuur. Het is nog te vroeg om terug te blikken. Toch merk ik een verandering bij artsen en in de samenleving.

Door corona is de dood meer in de openbaarheid gekomen en dat opent gesprekken over hoe je de kwaliteit van leven kunt verhogen in die allerlaatste fase. Het gaat erom dat je als arts ‘leven toevoegt aan de dagen, geen dagen aan het leven’, zoals Cicely Saunders, de Britse arts en oermoeder van palliatieve zorg, ons zo mooi heeft geleerd.

Toen ik zo’n vijftien jaar geleden in de opleiding tot longarts zat, werd er amper over palliatieve zorg gesproken. Terwijl het gros van onze patiënten doodgaat. Ik vond dat zo bizar. Daarom breng ik al jaren samen met de Zwolse internist-oncoloog Sabine Netters, mijn ‘sister in arms’, dit onderwerp onder de aandacht. Samen kunnen we de boel aanjagen, met één stem kom je er niet.

Het probleem is dat de zorg te veel gericht is op survival, terwijl het over kwaliteit van leven zou moeten gaan. De tijd van alleen medisch behandelen is voorbij – ook voor topspecialisten. Als je alleen de tumor behandelt en de mens vergeet, wat voor dokter ben je dan? Je patiënt leeft dan wellicht een paar maanden langer, maar zijn dat maanden die waarde toevoegen? Levenskwaliteit is zeker zo belangrijk als levens verlengen.’ (…)

‘Zelf maakte ik het mee bij mijn eigen ouders. Mijn vader stierf anderhalf jaar geleden, dat was een vrij natuurlijk proces, maar bij mijn moeder was ik begin dertig. Een heel ander verhaal. Ik was bijna longarts en dacht al gepokt en gemazeld te zijn in de palliatieve zorg, maar aan de rand van haar bed wist ik maar weinig. Toen was ik geen dokter, maar een zoon die zijn moeder verloor. Ik heb het ongelooflijk gewaardeerd dat er in dat hospice veel aandacht was voor ons als familie. (…)

Wij waren thuis niet zo knuffelig, maar hier pakten we elkaar steeds vast. Ik hield lang de hand van mijn moeder vast. Haar voelen, dat contact maakte zoveel uit. Dat heeft voor mij heel veel betekend. Die ervaring, het zien dat ze gaat, raakte de diepste vezels van mijn lichaam.’

‘Als arts trek ik een professionele jas aan, maar af en toe overspoelt het verdriet mij toch. Ik laat dan gerust mijn emoties zien. Mensen van mijn leeftijd, veertigers of vijftigers, vind ik het meest confronterend. Helemaal als er van die kindertjes om zo’n bed heen dartelen. Dat ik zelf vader ben van een zoon van vier en een dochter van zes speelt zeker mee. (…)

Geregeld tref ik patiënten aan waarbij ik niet weet wat ze zelf willen. Onlangs nog zag ik een oudere man met uitgezaaide longkanker in mijn spreekkamer. Naast hem twee dochters op het puntje van hun stoel, die roepen dat hun vader echt keihard gaat vechten tegen de kanker. Terwijl ik een doodzieke man voor me zie die achteroverleunt, geen enkele vraag stelt, maar weet dat hij doodgaat. Hij wil waarschijnlijk helemaal niet die super-innovatieve immunotherapie. Ik zou hem het liefst alleen willen spreken en vragen wat hij nu echt wil. Je hoeft niet altijd tot het bittere eind te knokken.

Het beeld van vechten en strijden tegen kanker verandert gelukkig zoetjesaan. Kijk maar naar de pijlers van het kankerfonds KWF, die dat soort retoriek heeft aangepast en palliatieve zorg tot een van de vier pij-lers heeft gemaakt. Woorden als verliezen en strijden komen niet meer voor op hun site. Dat vind ik een goede ontwikkeling. Kijk, de dood is een gegeven, maar laten we het vooral hebben over dat stukje ervoor. Pak elkaar als familie stevig vast, neem de tijd om terug te blikken, creëer ruimte om afscheid te nemen. Dat helpt niet alleen de stervende, maar ook de nabestaanden in hun rouwproces. Dat gesprek is moeilijk, maar levert zoveel op aan kwaliteit. Daar strijd ik voor.’

Confessioneel/Credo

Op verschillende manieren wordt op corona gereageerd. Vaak militant. Dat zien we aan het taalgebruik. De Vlaamse psychiater Mattias Desmet, drijft de spot met de manier waarop er in België over gesproken wordt: ‘We gaan met een ploeg van 11 miljoen de strijd aan met het virus.’ Het is overal gewoonte geworden om er zo over te praten: met elkaar krijgen we het virus eronder. Het virus is onze gemeenschappelijke vijand. Het virus verenigt ons en de strijd ertegen geeft zin aan ons bestaan.

Corona als zingeving. Maar corona veroorzaakt ook angst. Ik citeer het slot van een artikel van ds. Arien Treuren in Confessioneel/Credo.

Ik kom veel voorzichtige mensen tegen. ‘Ik zit in de risicogroep, een beetje te dik. Of: last van suiker. Of: astmatisch, dan weet u het wel.’ Ik snap het. Maar soms denk ik, ook bij gemeenteleden die kerngezond zijn: waar is nou toch je geloof? Je vertrouwen op God. Je creativiteit om er iets van te maken. We hoeven ons toch niet als dor hout te gedragen? Oud en dor. Nee, wij mogen juist nu vruchtdragend hout zijn. Gode goede vrucht dragen, overvloedig zijn in de hoop en in goede werken doordat we geënt zijn op Christus. We zijn toch niet van de corona, maar van Hem? In leven en in sterven, in gezondheid en ziekte, in rijkdom en armoede. Het geloof in de Heer Jezus Christus geeft een boventijdelijke rust. Ik wens iedere Protestantse gemeente toe daar voluit uit te leven.

De coronaepidemie lijkt soms een angstepidemie te worden. Daarvoor lijken christenen bijna nog vatbaarder dan voor corona. Die angst bespeur ik vooral bij het mijns inziens dwaze verbod om in de kerk te zingen. Wat moet je met zo’n verbod in de lijdenstijd? ‘En toen zij de lofzang gezongen hadden, vertrokken zij naar de Olijfberg.’ Voor iedereen, maar zeker voor de kerk is angst een slechte raadgever. We lijken op de discipelen na de opstanding: verschanst achter gesloten deuren. We hoeven niet militant te zijn, maar vertrouwen op God hebben is geen ondeugd.

dr. A.A.A. Prosman
dr. A.A.A. Prosman