Veranderingen
Socioloog Arjan Boersma schreef een biografie over prof. dr. C. Graafland, die in 2004 overleed. Tegendraads gereformeerd is de titel. Op de website Theologie.nl is een interview te lezen van ds. P.L. de Jong met de auteur.
Theologie.nl
Je geeft een behoorlijk compleet beeld. Zijn er voor jou onderweg verrassingen geweest? Momenten dat je dacht: hoe kom je hier nu bij?
Ik ben geen theoloog, dus ik moet oppassen om daar uitspraken over te doen. Wat mij als socioloog heel sterk interesseert, is Graaflands omgang met de traditie. Bijvoorbeeld zijn adagium: ‘door de belijdenis heen naar de Schrift’. Ik had dat graag verder uitgewerkt willen zien. Kan je de Schrift lezen zonder al te veel culturele bagage? Hoe werkt dat? Verder viel me op hoe graag hij het predicaat ‘gereformeerd’ wilde houden. Ik bedoel dan niet de theologie, maar het ‘stempel’ gereformeerd.
Bijvoorbeeld in Gereformeerden op zoek naar God (1990). Hij pleit daarin voor de gaven van de Geest en probeert de gereformeerdheid daarvan te bewijzen door te wijzen op een ‘gelukkige inconsequentie van Calvijn’: namelijk dat Calvijn aangeeft dat in bijzondere tijden de gaven van de Geest kunnen terugkeren. Theologisch durf ik daar geen uitspraken over te doen. Maar als leek heb ik dat altijd krampachtig gevonden. Waarom is het nodig je gereformeerdheid te bewijzen als je vindt dat je de Schrift aan je kant hebt? Hij wilde toch door de belijdenis heen naar de Schrift? Ik heb daar in de biografie niet zoveel over geschreven, maar het intrigeert me nog altijd. Afijn, als ik hem een vraag had mogen stellen, had ik die vraag gesteld.
Wat vind jij de sterke kanten van Graaflands theologie en invloed in de gereformeerde gezindte?
Met name zijn gerichtheid op de actualiteit en zijn signaalfunctie daarin spreekt me aan. Hij legde vaak de vinger op de zere plek en werd daarom soms getypeerd als ‘dwarsligger’. In het naschrift van mijn biografie heb ik proberen te duiden dat deze signaalfunctie van belang is. Voor alle organisaties, maar zeker ook voor de kerk. Het is als de kanarie in de mijn. Zijn we nog op de goede weg? Ik wens de kerk veel dwarsliggers toe. Pas heb ik overigens Gereformeerden op zoek naar God nog eens gelezen. Het viel me op hoe actueel dit boek nog is. En ook in dit boek had hij een signaalfunctie, namelijk als hij wijst naar de gaven van de Geest. Ik vind het mooi dat dit nu in de kerk meer aandacht krijgt.
Graafland had wortels onder andere in de afscheiding. Hij werd predikant in Ameide, hervormd, en bleef dat. Hij maakte de hele Samen op Wegbeweging mee. Heb jij nu begrepen waarom hij aan het eind zo negatief, zo kritisch of zo bezorgd was over het ontstaan van de PKN (Protestantse Kerk, red.)? Wat bewoog hem daarin?
Graafland was hierin heel fel, soms te fel. Dat geeft aan dat hij existentieel betrokken was bij het Samen op Weg-proces. Zelf denk ik dat hij bang was dat met het samengaan van de Gereformeerde Kerken met de Hervormde Kerk er een versnelling zou ontstaan in het verdwijnen van de richting die het authentieke, bevindelijke leven met een persoonlijke God voorstond. Net als in zijn ogen binnen de Gereformeerde Kerken was gebeurd. U noemt terecht zijn afgescheiden wortels. Ten diepste vond hij de kerk ondergeschikt aan het bevindelijke, gereformeerde leven. Hoewel de kerk hem dierbaar was.
Met welk woord, eventueel twee woorden, zou jij hem typeren?
Graafland is tijdens zijn leven vaak met één of twee woorden getypeerd. Bijvoorbeeld met ‘dwarsligger’ of met ‘uitdagend gereformeerd’. En mijn biografie heeft de titel: Tegendraads gereformeerd. Zelf wil ik hem typeren als een authentiek, bevindelijk-gelovig mens. Dit is mijns inziens de erfenis van zijn moeder. Maar het gaat dieper. Wat mij tijdens het schrijven van de biografie trof, is zijn dagelijkse, vertrouwelijke omgang met God.
Theologie.nl (2)
Op de website Theologie.nl trof ik ook een beschouwing aan van ds. Liuwe Westra over ‘De kerkdienst door de eeuwen heen’. Hij probeert duidelijk te maken dat in de loop van de tijd de kerkdienst nogal van vorm en ook van inhoud veranderd is. Vandaar dat we niet huiverig moeten zijn voor veranderingen.
Dat ‘events’ als The Passion in de kerk steeds populairder worden, kan ieder zelf waarnemen. Een bijverschijnsel daarvan is dat ook de ‘gewone’ zondagse kerkdienst steeds meer de trekken van een evenement krijgt. Uit eigen waarneming, als gemeentepredikant en als visitator, is het mij verschillende keren opgevallen dat er een tendens bestaat dat kerkenraden zichzelf soms bijna als een comité tot het organiseren van kerkdiensten verstaan. (…)
Met een ‘event’ bedoel ik een georganiseerde bijeen-komst waarvan het belangrijkste kenmerk niet is dat deze op een geregelde basis plaatsvindt, maar in principe eenmalig is – zo niet in frequentie, dan wel in kwaliteit en unieke kenmerken. Alleen al de voorkeur voor de Engelse term in plaats van het Nederlandse ‘evenement’ lijkt aan te geven, dat men met een event iets speciaals, andersoortigs en unieks wil bieden. (…)
Nog steeds ga ik graag voor in klassiek vormgegeven kerkdiensten. Maar Kuyper of een ander kind van de 19e eeuw zou zo’n vorm van eredienst nauwelijks meer als zodanig herkennen. Mensen komen met sterk wisselende frequentie, voor praktische en soms zelfs wezenlijke zaken worden ad hoc vrijwilligers gezocht, het geheel lijkt niet meer op een formele samenkomst volgens de regels van een welomschreven groep waarvan men lid is of niet. Toch houden we samen vast aan de liturgie zoals we denken dat die al eeuwen gevierd wordt. Tot het moment komt dat kerkenraad en voorganger het schip in lopen en zien dat daar nog geen tien mensen zitten. Liturgisch voelt dat voor mij als door het ijs zakken. De vertrouwde vormen werken dan gewoon niet meer. Dat doet pijn. Maar ik wil ernstig rekening houden met de mogelijkheid dat zich in die pijn een boodschap van de Geest manifesteert.
Als men zich in een bepaalde tijd niet meer wil binden aan een vereniging, en zich ook niet meer op die manier wil binden aan de kerk, zal men ook de ontmoeting met God in een andere vorm zoeken. Dat is geen breuk met de liturgiegeschiedenis, en ook geen definitief gepasseerde wissel. Na het ‘event’ komt er ongetwijfeld weer iets anders. Wat blijft, is de waarde en het belang van een vorm van geregelde samenkomst.
Dr. Westra sluit zijn betoog af met de volgende wens: Maar na deze verkennende gang door de kerkgeschiedenis zou ik willen pleiten voor een begin van reflectie op de vraag wat mensen in deze tijd van een groepsbijeenkomst verwachten. Waarvoor komen mensen überhaupt in groepen bij elkaar? En hoe kan de kerk die behoefte op een vruchtbare wijze verbinden met de schat van het Evangelie, waarvan zij al eeuwen lang uitdeelt?
Daarmee geeft dr. Westra aan dat de kerkdienst voor hem moeilijk te definiëren is. Hij heeft oog voor het werk van de Heilige Geest. Toch lijkt het erop dat hij het werk van de Geest eenzijdig sociologisch invult, namelijk dat de Geest steeds nieuwe vormen gebruikt. Aan de ene kant lijkt dr. Westra de vorm niet zo belangrijk te vinden. God kan alle vormen gebruiken. Anderzijds is de eigentijdse vorm juist van groot belang. Het geeft een dubbelheid aan zijn betoog. Waarom niet meer gezegd over andere aspecten van de kerkdienst, bijvoorbeeld over de verkondiging als de hartslag van de eredienst en over de toe-eigening van het heil? Het geheim van de eredienst komt niet uit de verf als over de kerkdienst gesproken wordt als een bijeenkomst van een groep die bepaalde wensen heeft.