Verankerd in de heilsfeiten
Het begrip traditie roept tegenwoordig al gauw laatdunkende reacties op. Een modern mens is mondig en laat zich niet binden door een traditie. Want dan ben je niet echt vrij en bij-de-tijd. Tradities zouden bovendien star en beknellend zijn. Wie in een traditie staat zou vooringenomen zijn.
Toch staan we als kerk vol overtuiging in een eeuwenoude geloofstraditie. Dat is werkelijk een zegen, want in die lange traditie wordt ons het Evangelie van Jezus Christus overgeleverd. Dankzij die overlevering zijn we christen. Dicht bij huis zijn we gevormd door de traditie van de lokale gemeente. Die gemeenten zijn weer ingebed in de gereformeerde traditie, die teruggaat op de Reformatie (met name op de hervorming van Calvijn). De traditie van de kerk gaat echter nog veel verder terug. De christelijke kerk begint al in het Nieuwe Testament. Als orthodoxe christenen staan we welbewust in de traditie van de vroeg-kerkelijke belijdenissen. Denk maar aan de Apostolische Geloofsbelijdenis (Twaalf Artikelen). En dan heb ik nog niet eens het belangrijkste document van de kerkelijke traditie genoemd: de Bijbel. Zonder dat eeuwenoude boek zou er nu geen christelijke gemeente zijn.
Openbaring en geschiedenis
Hoe komt het dat wij als christelijke gemeente zo gehecht zijn aan de traditie? In de Bijbel heeft de openbaring van God een historisch karakter. Het heil in Christus is verankerd in de geschiedenis. In de persoon en in het werk van Jezus Christus heeft zich een beslissende wending voltrokken. Jezus heeft Zichzelf opgeofferd ‘voor eens en altijd’ (Hebr.7:27). En Paulus schrijft dat Jezus ‘voor eens en altijd voor de zonde is gestorven’ (Rom.6:11). Die historische eenmaligheid is karakteristiek voor het christelijk geloof. Het volkomen offer is eenmaal op Golgotha gebracht en daarin ligt volgens het formulier voor het heilig avondmaal het enige fundament van onze zaligheid. En met de Apostolische Geloofsbelijdenis belijden we dat Jezus Christus is gekruisigd onder Pontius Pilatus. Liggen die heilsfeiten dan niet ver achter ons in de geschiedenis? Dat is toch verleden tijd? Hoe kan het ons hier-en-nu raken? Welnu, dat gebeurt door de traditie, door de overlevering. Het heil-in-Christus wordt ons overgeleverd. Het wordt bemiddeld, naar ons toe gebracht. Vanuit Jeruzalem ging het de wereldgeschiedenis in. In die lange keten van bemiddeling zijn er heel wat schakels in het spel. Het begint met de uitstorting van de Heilige Geest op het pinksterfeest. Daar begint de verkondiging van het Evangelie en ontstaat de kerk. En dan is er nog een uiterst belangrijke schakel: de schriftelijke vastlegging van het Evangelie in de canon van het Nieuwe Testament. Zonder de boeken van het Oude en Nieuwe Testament zou het Evangelie ons niet bereikt hebben.
Overleveren en eigen maken
Dichter bij huis speelt de overlevering ook een belangrijke rol. De opvoeding thuis en op school, de deelname aan de praktijken van de kerkelijke gemeente waartoe we behoren – het zijn allemaal schakels in de traditie. Toch is daarmee de overlevering nog niet compleet. De uiteindelijke schakel is onze deelname aan het heil: dat we door die overlevering en door deel te nemen aan kerkelijke praktijken zelf deelgenoot worden van het heil in Christus. De traditie vindt zijn voltooiing in de toe-eigening, zouden we kunnen zeggen. Het heil-in-Christus omvat uiteindelijk ook de vereniging met Christus in het geloof.
Dat is de zegen van de geloofstraditie. Wat Jezus Christus eenmaal heeft volbracht in kruis en opstanding, blijft niet verborgen in een ver verleden, maar wordt levende werkelijkheid in het heden. Met de apostel Paulus belijden we dat we ‘met Christus gekruisigd’ zijn; ‘en niet meer ik, maar Christus leeft in mij.’ (Gal.2:20) In de gereformeerde traditie zijn we ons enerzijds bewust van de historische eenmaligheid van de verlossing in Jezus Christus én beseffen we anderzijds dat het in de geloofstraditie uiteindelijk gaat om de vereniging met Christus door het geloof.
Petrus
Petrus was een van de discipelen die door Jezus Zelf is uitgekozen. Hij heeft het leven van Jezus, Zijn sterven aan het kruis en Zijn opstanding van nabij meegemaakt. Hij was een ooggetuige. Dat geldt ook voor Johannes, want hij schrijft in zijn brief aan de gemeente: ‘Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij u.’ (1 Joh.1:3) Als in het begin van het boek Handelingen de lege plaats van Judas opgevuld moet worden, dan zegt Petrus dat het iemand moet zijn uit de kring van mensen die met Jezus zijn opgetrokken vanaf het begin van de doop van Johannes ‘tot op de dag waarop Hij van ons opgenomen werd’. En die persoon moet met ons getuige worden van Zijn opstanding.
Er wordt dus grote waarde gehecht aan de overlevering van alles wat Jezus heeft gezegd en gedaan. Geen verkondiging zonder nauwkeurige kennis van het leven, sterven en de opstanding van de Heere Jezus. We mogen ervan uitgaan dat de ooggetuigen een belangrijke bron zijn geweest voor de teboekstelling van de vier evangeliën. Toen op het pinksterfeest de verkondiging van het Evangelie van start ging, werd er getuigenis afgelegd van ‘de grote werken van God’.
Paulus
Dan komt ineens in het boek Handelingen Paulus naar voren. Het is na Hemelvaart. Jezus is dan niet meer op aarde. En het is ook na Pinksteren. Paulus was geen discipel, geen ooggetuige. Hij kent Jezus niet ‘naar het vlees’. Wellicht heeft hij Jezus nooit lijfelijk ontmoet. Toch zegt hij dat zijn roeping rechtstreeks teruggaat op Jezus. Hoe kan dat? ‘En als laatste van allen is Hij ook aan mij verschenen, als aan de ontijdig geborene.’ Hiermee verwijst hij naar de openbaring van Jezus toen hij op weg was naar Damascus. In de aanhef van de brief aan de Galaten schrijft hij: ‘Paulus, een apostel – geroepen, niet vanwege mensen, ook niet door een mens, maar door Jezus Christus en God de Vader.’ Geen ooggetuige, ook niet aangesteld door de apostelen, maar wel door Jezus Zelf in een bijzonder openbaringsvisioen, ‘toen het God behaagde Zijn Zoon in mij te openbaren.’ (Gal.1:15.16) Hij ontving een bijzondere roeping van de verhoogde Christus, Die aan de rechterhand van de hemelse Vader zit. Dit is in de lijn van Stefanus, die bij de steniging uitriep dat hij Jezus zag, ‘staande aan de rechterhand van God’ (Hand.7:55). Een meer geestelijke omgang met Jezus Christus zouden we kunnen zeggen.
Met Christus gestorven en opgestaan
De brieven van Paulus getuigen ervan dat Jezus Christus een levende werkelijkheid wordt door de kracht van de Geest. Kruis en opstanding grijpen ons direct aan in het leven hier-en-nu. ‘Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen.’ (Rom.4:4-8) Kruis en opstanding krijgen gestalte in ons leven in de 21e eeuw. Datgene wat in een ver verleden heeft plaatsgevonden, legt hier-en-nu opnieuw beslag op ons bestaan. Daarin schuilt de kracht van het Evangelie.
De overlevering van Jezus
Gaat het bij Paulus dan vooral om de geestelijke vereniging met Christus en speelt de overlevering van de ‘historische Jezus’ een ondergeschikte rol? In zijn brieven staat inderdaad opvallend weinig over het leven van Jezus. Hij heeft dat ook niet van nabij meegemaakt. Het is hem wel overgeleverd. Hij zegt zelfs nadrukkelijk dat hij de kern van het Evangelie, kruis en opstanding, heeft ontvangen. ‘Want ik heb u ten eerste overgeleverd wat ik ook ontvangen heb, dat Christus is gestorven voor onze zonden…’ (1 Kor.15:3) Hij heeft het uit betrouwbare bron ontvangen, wellicht uit de kring van de twaalf apostelen.
Hij gebruikt hier woorden die duiden op het doorgeven van een traditie. Hoe zou Paulus anders zo indringend hebben kunnen getuigen van het gewicht van kruis en opstanding? Als Paulus schrijft over de viering van het heilig avondmaal, gebruikt hij weer dezelfde woorden: ‘Want ik heb van de Heere ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam…’ (1 Kor.11:23) De instelling van het avondmaal is een overgeleverde traditie. Zonder de overlevering van de historische gebeurtenissen over Jezus Christus zou de geestelijke vereniging met Christus volkomen in de lucht hangen.
Waakzaam blijven
Gelukkig bevat het Nieuwe Testament niet alleen het boek Handelingen en allerlei brieven aan de gemeente, maar ook de vier evangeliën. De heilsfeiten – de geboorte van Jezus, Zijn leven, lijden, sterven en opstanding – zijn ons overgeleverd. In Jezus Christus, Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, ligt het fundament van onze zaligheid. In onze moderne tijd kan het subjectivisme zozeer de boventoon gaan voeren dat alle aandacht uitgaat naar de geestelijke vereniging met Christus hier-ennu. De geestelijke beleving van het heil in Christus staat dan volop in de schijnwerpers. Zozeer zelfs dat de verankering van onze verlossing in de heilsfeiten daaraan ondergeschikt wordt gemaakt. De overlevering? Ach, dat blijft afstandelijk en objectief. Die gedachtegang vormt een gevaar voor de christelijke orthodoxie. Daarom, laten we ons ervan bewust zijn dat allerlei vormen van hedendaags piëtisme – of ze nu komen in een bevindelijk-gereformeerd of evangelisch gewaad – niet alleen aantrekkelijke, maar ook bedenkelijke kanten hebben.