Verbinden met Jezus
Om pastorale zorg te kunnen verlenen, moeten we leren kijken met de ogen van de Heere Jezus. Pastoraat hoort bovendien christocentrisch te zijn: gericht op het verbinden met Jezus Christus. Dát is echte zielzorg.
In het vorige artikel keken we naar Ezechiël 34. In dat hoofdstuk wordt al gesproken van de komende Herder, Die we in het Nieuwe Testament ontmoeten. We richten ons nu op het slot van Mattheüs 9. Jezus trekt rond in Galilea, ‘in al de steden en de dorpen’, staat er. Hij gaat er dus op uit om mensen op te zoeken. Hij wacht niet alleen totdat ze bij Hem komen – Hij onderneemt ook Zelf actie. Dat is een leerpunt om mee te nemen: herderlijke zorg is ook naar mensen toegaan.
En dan lezen we over Zijn ontferming – eigenlijk staat er dat Zijn hart brak. Wanneer? Toen Hij de menigte zag. Ja, zág …! Dat is wat anders dan kijken naar. Jezus zag en peilde hun nood. Hij was vooral bewogen met de menigte ‘omdat zij vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben’ (dezelfde typering als in Ezechiël 34).
Opgejaagd
In de Bijbel is dat een schrikbeeld: schapen zonder herder. Dat betekent dat er geen zorg, geen leiding is. Mensen zijn aan zichzelf overgeleverd. Ze zoeken het overal en nergens, opgejaagd door de ene hype na de andere. Daarom dat vermoeide, dat rusteloze dat vandaag zo herkenbaar is. En niet alleen onder jongeren. Wat missen velen – helaas ook binnen de gemeente – een vaste koers in hun leven, en daarmee ook innerlijke vrede, houvast, geborgenheid en uitzicht.
Zíen we dat? Hebben wij iets van die blik van Jezus? Zou het voor herderlijke zorg geen eerste vereiste zijn dat we door Zijn ogen leren kijken? Anders zien we alleen elkaars buitenkant, en dan kunnen we maar zo ons oordeel klaar hebben. ‘Dat is nou eenmaal een lastig gemeentelid.’ Dat kan zijn, maar wat zit erachter? Kijk eens verder, vraag eens door…
Kortom: om werkelijk bewogen te zijn met anderen dienen we iets van de goede Herder te hebben, Die maar liefst Zijn leven voor Zijn schapen gaf. Laat de bede uit de avondzang ons aller gebed zijn – ook als het om pastorale bewogenheid gaat: ‘O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk.’ Kaïn vroeg: ‘Ben ik de hoeder van mijn broeder?’ En al bedoelde Kaïn ‘nee’, Gods antwoord is ‘ja’. Wij moeten elkaars hoeder zijn. Dat kan alleen als we door een levend geloof met Christus zijn verbonden. Of anders gezegd: alleen als schaap van de Heere Jezus kun je herder zijn, doordat je Zijn stem hoort en Hem volgt. Zo komt Zijn gezindheid in ons en leren we dienen.
Het dagelijkse leven
‘Herderlijke zorg voor allen’. Het is goed om te beseffen dat deze zorg heel het leven raakt. Niet alleen het geestelijk welzijn, onze ziel, maar ook het gewone leven van elke dag. Voor God telt ons hele bestaan. Denk aan de Heidelbergse Catechismus: de enige troost omvat ‘lichaam én ziel’, en dan ook nog in die volgorde. Wat heeft Jezus Zelf een zorg besteed aan concrete noden van ziekte en honger.
De Heere wil ook volop betrokken zijn in het dagelijkse leven, zodat het voor Zijn aangezicht wordt geleefd. We zijn dus niet minder pastoraal bezig – op een lager niveau – als we naar elkaars gezondheid informeren, of hoe het gaat in het gezin, in het huwelijk, in de werksituatie, in de studie. Wat doet echte belangstelling goed. Het kan ook openingen scheppen voor een dieper gesprek over de relatie met God. Want dat is wel het doel van herderlijke zorg: dat we bij Christus uitkomen om ons leven aan Hem toe te vertrouwen, inclusief alle moeite en kruis.
Bucer
Ik las in dit verband mooie dingen bij Martin Bucer. Deze niet zo bekende reformator heeft zich intens met het pastoraat beziggehouden. Zo schreef Bucer het boek Over de ware zielzorg. Het gaat erom dat Christus steeds meer gestalte krijgt in ons leven, doordat we steeds nauwer aan Hem verbonden worden. Je zou bij Bucer kunnen spreken van ‘christocentrisch pastoraat’. Is herderlijke zorg dat niet per definitie? Binnen de kerk draait het er toch om dat we Jezus Christus leren kennen en volgen, in het diepe besef dat er buiten Hem geen leven is? Pastoraat is wat anders dan hulpverlening, waarin het al gauw om zelfaanvaarding en zelfbevestiging gaat. Pastoraat wil verbinden met de Heere Jezus.
Verbinden
Verbinden is een woord dat we vandaag veel horen in de kerk. Er wordt ook veel over geschreven. Rond pioniersplekken bijvoorbeeld, en ook in verhalen over en vanuit gemeenten komen we het tegen.
Verbinding zoeken met de buurt, of met bepaalde doelgroepen (jongeren/asielzoekers), om zo mensen bij de gemeenschap te betrekken. Natuurlijk is het belangrijk om contacten leggen. Ook richting buitenstaanders. In onze kerkorde is sprake van herderlijke zorg aan de (gemeente)leden én anderen die deze zorg behoeven. Als kerk zijn we, als het goed is, niet eenkennig. Anderen zijn van harte welkom. Maar leeft ook het verlangen dat mensen de Heere Jezus vinden als hun Redder? Om door Hem met God verzoend te worden? Ik krijg soms de indruk dat deze notie verdwijnt. Terwijl echte verbinding ligt in het kennen van Christus. Dat is toch kerk-eigen. Daar willen we toch voor staan?
Bucers boek gaat over zielzorg. Maar zijn we dit woord niet voor een groot deel kwijtgeraakt? Heeft dat te maken kunnen met een afnemend eeuwigheidsbesef? In mijn beleving klinkt juist in het woord zielzorg iets door van de eeuwigheid, van de laatste ernst: behouden worden of verloren gaan, afhankelijk van het wel of niet in Christus zijn.
Inzet van alle gemeenteleden
Verder voert Bucer een vurig pleidooi voor de inzet van alle gemeenteleden en ook voor de toerusting die daarvoor nodig is. Nu zijn we via deze reformator weer bij de twee aspecten die in het thema liggen opgesloten: ‘Herderlijke zorg voor, en ook door allen’. Bucer spreekt zelfs van het ‘herdersambt van alle gelovigen’, al benadrukt hij ook voortdurend dat ambtsdragers een eigen en ook eerste verantwoordelijkheid hebben. Dat is bijbels, omdat de ambten, genoemd in Efeze 4, door de verhoogde Christus gegeven zijn. Maar dan geeft Paulus tegelijk aan dat ambtsdragers geroepen zijn om de gemeente/gemeenteleden toe te rusten tot dienstbetoon, en tot opbouw van het lichaam van Christus. Hieronder valt ook herderlijke zorg voor elkaar. God geeft immers aan ieder gemeentelid gaven om zich in te zetten.
Waarschuwen
Wat noemt Paulus dan in Efeze 4 als doel? Dat we steeds meer toegroeien naar Christus, Die het Hoofd is, terwijl we niet in de kinderschoenen van het geloof blijven staan. Want dan blijven we vatbaar voor dwaalleer en andere invloeden die ons bij de Heere vandaan trekken. In het weiden van Gods kudde zit ook altijd het element van waakzaamheid, omdat er altijd wolven zijn die het op de gemeente van Christus hebben voorzien. In onze situatie is het seculiere denken en leven een levensgevaarlijke wolf. Wat zijn we er ook als kerk gevoelig voor. Komt het grootste gevaar niet van binnenuit, doordat we God geen God laten zijn? Er is weinig besef van Zijn heiligheid en sprake van onwil om te buigen voor Zijn Woord, met als gevolg oppervlakkigheid. Herderlijke zorg kan daarom ook betekenen dat we elkaar waarschuwen en vermanen, de Schrift is er vol van. Dat is geen gemakkelijke taak. Het wordt al gauw als bemoeizucht ervaren als we een ander bijvoorbeeld aanspreken op een liefdeloze, polariserende houding in de gemeente, of op het gebrek aan trouw in de kerkgang. Dan is het wel de toon die de muziek maakt. Geen opgeheven vinger, maar een uitgestoken hand, liefdevol, bewogen, uitnodigend, niet veroordelend, doordat we naast en niet boven de ander staan. Het is duidelijk dat vermanen veel wijsheid vraagt… En vooral gebed om de leiding van de Heilige Geest.
Concrete invulling
‘Herderlijke zorg voor allen’ is een gezamenlijke roeping voor heel de gemeente onder leiding van de kerkenraad. Om wat meer concreet te worden: moet er dan van alles georganiseerd worden? Uiteraard is het nodig om het pastoraat zo goed mogelijk te regelen.
Maar niet alles laat zich organiseren. Zou het niet primair om bewustwording binnen de gemeente gaan, zodat ieder zijn of haar verantwoordelijkheid verstaat, en er oog is voor elkaar? In hoeverre leeft het besef dat we als gemeente het lichaam van Christus vormen, waarin de leden op elkaar betrokken zijn? Ik denk aan wat Paulus schrijft in 1 Korinthe 12: ‘Als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Als één lid eer ontvangt, verblijden alle leden zich mee.’ Of zoals we het lezen in Romeinen 12: ‘Verblijd u met hen die blij zijn, en huil met hen die huilen.’ Gelukkig gebeurt dit ook volop via kaarten en digitale berichten. Meeleven in verdriet en vreugde, daar zijn in elke gemeente mooie voorbeelden van.
Geestelijk welzijn
Als ik nog een ander woord noem, uit Hebreeën 10, dan wordt het al een stuk lastiger: ‘En laten wij op elkaar letten door elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.’ En als sommigen de onderlinge bijeenkomst nalaten, laten we dan ‘elkaar aansporen, en dat zoveel te meer als u de grote dag ziet naderen’. Gebeurt dat ook? Dat we elkaar positief stimuleren om de Heere met liefde en toewijding te dienen? En proberen we mensen die na de coronaperiode nog steeds ontbreken in de erediensten, wel eens een duwtje te geven? Maken we ons zorgen om het geestelijke welzijn van anderen? En dát inderdaad vanwege de nadering van de wederkomst en het eindgericht?
Nu, tot díe betrokkenheid op elkaar moeten we voortdurend worden aangespoord. Hoe kan dat beter dan vanuit de prediking? Opdat we worden toegerust om spontaan pastoraal gemeente te zijn. Jongeren die elkaar vasthouden en meenemen naar de kerk. Twintigers en dertigers die aan elkaar vra-gen hoe het gaat, en elkaar uitnodigen voor een kring. Ouders van volwassen wordende kinderen die hun zorgen met elkaar kunnen (en durven) delen. Senioren die trouw en volhardend voor de gemeente bidden – onderschat de kracht van de voorbede niet. Allemaal uitingen van ‘herderlijke zorg voor en door allen’ die niet georganiseerd zijn, maar voortkomen uit een innerlijke drang. Ik zou dit een binnenste cirkel willen noemen.
Wat kan er beter?
Maar daaromheen is er een wijdere cirkel met georganiseerde zorg. Daar maakt de Heere ook gebruik van. Als in Handelingen 6 taken beter worden verdeeld, doordat er diakenen worden benoemd, dan rust daar zegen op. Er staat dat het Woord van God zich verbreidde. Een goede organisatie is ook bijbels. Mozes moest al anderen aanstellen, omdat hij het werk niet alleen aankon. Laat het maar een punt van bezinning zijn in de kerkenraden: is er herderlijke zorg voor allen in de gemeente? Wat kan er beter? Wat blijft er liggen? Zijn de taken goed verdeeld? Kunnen er meer gemeenteleden worden ingeschakeld? Het is niet vol te houden als te weinig schouders te veel moeten dragen. Dat vraagt de Heere ook niet van ons. Niet alles kan. Misschien moeten er keuzes worden gemaakt. Of is de vorming van pastorale teams te overwegen.
Gebruik maken van kennis
Uiteraard zal de invulling van het pastoraat per gemeente sterk verschillen. Als er mogelijkheden zijn is het goed om, naast het crisispastoraat en de reguliere huisbezoeken, ook pastorale zorg te geven aan bepaalde doelgroepen: mensen met een beperking, gemeenteleden die een geliefde hebben verloren, kinderen van gescheiden ouders, jongeren die zijn afgehaakt, ouders van kinderen die anders gericht zijn. Hopelijk biedt de gemeente voor hen, en ook voor hun kinderen zelf, een veilig klimaat, hoe gecompliceerd de vragen ook zijn.
Soms zijn er in de gemeente mensen die zich bekwaamd hebben om anderen bij te staan in psychische nood, een problematiek die een zeker inzicht vraagt om onnodige brokken te voorkomen. Laten kerkenraden dankbaar van hun kennis gebruikmaken en de door God geschonken gaven honoreren. Als de lijnen qua verantwoordelijkheid maar duidelijk zijn. Als het om zulke vormen van herderlijke zorg gaat, heeft een grote gemeente doorgaans meer mogelijkheden dan een kleine gemeente. Misschien zouden kleine gemeenten samen dingen kunnen oppakken. De laatste tijd komt er meer oog voor samenwerking tussen gemeenten, met name in krimpsituaties. Waarom zou je als buurgemeenten niet gezamenlijk aandacht geven aan huwelijkstoerusting en opvoedingsavonden?
De grote Herder
Ik wijs nog één keer op de grote Herder, Jezus Christus. Ten diepste is Híj het Die Zijn schapen vasthoudt. Dat mag in de ‘herderlijke zorg voor allen’ ontspanning geven. In Johannes 10 zegt Jezus dat niemand Zijn schapen uit Zijn hand zal rukken, omdat het een doorboorde hand is. En evenmin uit de hand van Zijn Vader. Twee machtige handen houden de kudde vast. Voor ons allen geldt: achter dé Herder aan! Om herderlijke zorg te krijgen én te geven.