Verbond en doop
Begin september is de nieuwe opzet van de predikantsmaster van de Protestantse Theologische Universiteit van start gegaan. Voorheen konden de studenten zich in de vrije ruimte verder verdiepen in de Geschiedenis van het gereformeerd protestantisme. Nu doen zij dat in de vorm van een minor.
Het aantal beschikbare uren is verhoogd van 140 naar 210 uren. Onlangs konden de colleges van de eerste cursus in dit nieuwe programma worden afgerond en de conclusie luidde: ‘Eigenlijk komen we nog tijd tekort!’
Oude vragen
Vijftien studenten zijn twee maanden lang bezig geweest met het thema ‘verbond en doop’. Aan de hand van bronteksten hebben we ons in de thematiek verdiept en met elkaar vastgesteld dat het mooi zou zijn wanneer er nog een minor aan gekoppeld zou kunnen worden waarin veel nadrukkelijker op de exegetische en bijbels-theologische kwesties kan worden ingegaan. Het stemt dankbaar wanneer studenten zelf ontdekken waar de vragen liggen en op welke terreinen zij zich nog verder kunnen ontwikkelen.
Ik herinner me de jaren tachtig van de vorige eeuw. In mijn exemplaar van Rondom de doopvont staat 14-12-1983. Op die dag werd toen in Putten de jaarlijkse ontmoeting van studenten theologie met het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond belegd. Met dit lijvige boek togen we huiswaarts en naderhand hebben we als studenten op eigen initiatief verschillende hoofdstukken besproken. Vragen rondom verbond en doop die toen leefden, zijn er nog steeds. Blijkbaar zijn het vragen waar elke generatie tijdens de studie een keer doorheen moet kruipen. Oude vragen rondom doop en wedergeboorte blijken springlevend.
Nieuwe ervaringen
Tegelijk zijn er ook nieuwe ervaringen, die opgedaan zijn in gemeenten waar recent de eerste, pastorale stappen gezet zijn. Ik denk dan aan de vragen die opgeroepen worden door gemeenteleden die tot de overtuiging komen dat zij als volwassene voor het eerst echt gedoopt willen worden (naar hun overtuiging), dan wel opnieuw gedoopt willen worden (wanneer de zuigelingendoop als een volwaardige doop wordt gezien).
De laatste tekst die we tijdens de colleges bestudeerd hebben, betrof Karl Barths felle bestrijding van de praktijk van de kinderdoop, zoals hij die op hoge leeftijd gepresenteerd heeft in zijn Kirchliche Dogmatik. Het zou consequent geweest zijn, wanneer hij ingestemd zou hebben met baptisten, die de zuigelingendoop niet erkennen, ofwel een andere visie op het sacrament van de doop had ontwikkeld.
Geloof en doop
Voorzichtig hebben we een aantal conclusies getrokken en geprobeerd zicht te krijgen op de voorwaarden waaronder over en weer de volwassendoop én zuigelingendoop erkend kunnen worden. Indien iemand zou besluiten baptist te worden, zou haar of zijn doop als zuigeling dan als een volwaardige doop erkend worden? Van fundamentele betekenis is de samenhang tussen geloof en doop. In het Nieuwe Testament zien we dat de doop altijd verbonden is met de belijdenis van persoonlijk geloof.
De vragen rijzen zodra er volgende generaties komen. Hoe verhouden zich dan geloof en doop? Kun je bij een baby al spreken over door het geloof met Christus sterven, met Hem begraven worden en met Hem opstaan uit de dood? In ieder geval is de doop voor een baby het teken van de inlijving in de kerk als lichaam van Christus en komt het kind onder de heerschappij van Jezus, Die Kurios, Heer, is. Dat gebeurt, ook al kan het kind zelf nog niet geloven. Maar dan komt de opvoeding volop in beeld: ouders die hun kind voorleven en onderwijzen wat het met Christus sterven en opstaan voor henzelf en voor hun opgroeiende kind(eren) betekent. Dat is precies het punt waar de beoefening van de theologie aan de academie raakt aan de praktijk van het gemeenteleven.