column
Verborgen verleden
Het eigen verleden mag zich in toenemende belangstelling verheugen. Het tv-programma 'Verborgen verleden' spit zelfs voor bekende Nederlanders de stamboom uit.
Het verleden brengt de BN’ers op allerlei plekken: van kastelen tot weeshuizen, van theaters tot kerken. Vaak gaat de eigen kennis van het familieverleden niet verder dan opa’s en oma’s.
Dezelfde vaststelling doe ik als ik gymnasiumleerlingen uit klas 2 de opdracht geef hun eigen stamboom te tekenen. Na opa en oma houdt het bij de meesten snel op, sommigen kunnen zich ook niet de namen van reeds vroeg overleden grootouders herinneren. Als ze eenmaal op internet gaan zoeken, vinden ze het wel leuk iets van hun eigen familie terug te vinden: de betekenis en herkomst van de achternaam, complete stambomen van ijverige familieleden, maar ook overlijdensadvertenties van grootouders. De belangstelling voor het voorgeslacht is gewekt.
In een van de afleveringen komt zo’n bekende Nederlander terecht in een rooms-katholieke kerk in het zuiden van het land. De kerk heeft een bijzonder doopvont, groot en van metaal. Met een soort takel moet het deksel van de doopvont getild worden. Hoewel de BN’er geen sterke binding met het geloof heeft, doet het hem wat. Op deze plek, bij deze doopvont, hebben zijn voorouders gestaan en hun kind ten doop gehouden.
Die gedachte komt terug als een nichtje ten doop wordt gehouden. Om de aandacht te vangen stelt de predikant eerst dat er saaie en stoffige mensen zijn die in archieven het verleden bestuderen. De familie glimlacht besmuikt, want ze kennen die oom die de geschiedenis van de doopnamen van het meisje heeft uitgezocht. De preek draait uiteindelijk om Psalm 102:19, waarin opgeroepen wordt om de daden van de Heere op te schrijven voor de volgende generatie.
Ik denk aan al die doopvonten, van Wildervank in Groningen tot Dranouter in West-Vlaanderen, waar het voorgeslacht van dit meisje bij heeft gestaan. Honderden jaren getuigen ze van Gods trouw door de generaties heen. Zo’n verleden mag niet verborgen blijven.
Arjan Baarssen