Verdeelde kerken
De overheid heeft godsdienst, heeft de kerk nodig. Hoe zou ze anders immers kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad? De vraag is wel hoe een verdeelde kerk zich vandaag geloofwaardig tot de overheid kan richten. Hoe richt je je met Gods Woord op de juiste tijd en wijze tot het gezag?
Juist in de relatie tot de overheid is er voor de kerk in Nederland iets heel ongerijmds gekomen. Dat is een gevolg van de verschrikkelijke verdeeldheid van de kerken. Als de kerken die uit de Reformatie komen, samen een brief naar de overheid schrijven en de Gereformeerde Bond mede tekent, ervaar je het ongemak als de namen van acht kerken klinken: christelijk gereformeerd, hersteld hervormd, gereformeerd vrijgemaakt, gereformeerde gemeente in Nederland… Hoe kun je de overheid op Gods geboden wijzen, als je zelf het gebod tot eenheid, tot het elkaar liefhebben, niet realiseren kunt?
In 2015 was ik met enkele mensen op de werkkamer van koning Willem-Alexander in paleis Noordeinde met vertegenwoordigers uit de gereformeerde gezindte en stelden we ons voor: de een christelijk gereformeerd, de ander van de Gereformeerde Gemeenten, ik lid van de Protestantse Kerk.
Euthanasiewet
Ongemak is er niet alleen door de institutionele kerkelijke verdeeldheid, evenzeer door de dwaling, door een niet leven bij de geboden van God. Toen de Samen op Wegkerken zich in 2001 publiek keerden tegen de euthanasiewet van de regering van premier Wim Kok, organiseerde de Groningse ds. Jaap Goorhuis een tegenactie. Met 125 collega’s vroeg hij de Eerste Kamer de euthanasiewet wel aan te nemen, zodat er uit onze kerken twee tegengestelde stemmen naar Den Haag gingen.
Ik herinner me dat SGP-leider Kees van der Staaij in een debat over dit thema ooit refereerde aan de stem van de kerken, waarop zijn GroenLinks-collega Femke Halsema reageerde: ‘Op welke kerken doelt u?’ Vandaag lijkt de Protestantse Kerk meer dan ooit verdeeld over huwelijk en seksualiteit, relaties en gender. Hoe kunnen we ons over dit of andere thema’s ooit tot de overheid richten?
Maatschappelijke organisatie?
Daar komt bij dat onze overheid vandaag de kerken veelal vooral als maatschappelijke organisaties ziet staan. In de veelvuldige persconferenties van premier Rutte gedurende de coronaperiode gaf hij aandacht aan de benarde situatie van kappers, aan de uitzichtloosheid die er bleef voor sekswerkers, maar werd de kerk genegeerd, tenzij een RD-journalist een vraag stelde. Ik noem als uitzondering oud-minister Ferd Grapperhaus van Justitie, die de eigen positie van de kerken verdedigd heeft.
Het is duidelijk: onze overheid zegt de kerk niet nodig te hebben, maar is voortdurend bezig haar normen aan de ander op te leggen. In een lezing over godsdienstvrijheid sprak Femke Halsema ten tijde van haar Kamerlidmaatschap deze woorden: ‘De hartstocht die wij – terecht – aan de dag leggen om praktiserende homoseksuelen toegang te geven tot het reformatorisch onderwijs en SGP-vrouwen tot de Kamer, moeten wij ook ten toon spreiden om islamitische homo’s en vrouwen hun vrije keuzes te kunnen laten maken.’ Ik onderstreep hier het woord ‘hartstocht’, een woord dat de connotatie van ‘religieuze ijver’ in zich heeft.
Boodschap aan alle volken
Ruim veertig jaar geleden schreef ds. H.G. Abma in de ReformatieReeks van de Gereformeerde Bond een boekje over de Tien Geboden, Tien woorden ethiek. Ik las daarin dit: ‘Kerken kennen colleges die contact onderhouden met de hoge overheid. Dat is heel terecht. Die colleges moeten niet slechts de belangen van de leden bepleiten ter bevoegder plaats, maar moeten zich tevens met Gods Woord op de juiste tijd tot het gezag richten. Het Evangelie is een boodschap aan alle volken. De regeringen niet uitgesloten. Integendeel.’
Deze roeping moet gestalte krijgen in de context die ik zojuist schetste: verscheurdheid van de kerk als lichaam van Christus, op wezenlijke punten van haar belijden zelf verdeeld, een overheid die het gevaar loopt haar links-liberale agenda tot het domein van de kerk uit te breiden. En tóch… Zoals prof. Hendrik Jonker zijn boek de titel meegaf En toch preken, zeggen we, kijkend naar de overheid: ‘En toch spreken, getuigen, bidden’.
Als eerste betekent dit erkenning van de overheid, van haar gezag. Onder anderen Calvijn heeft ons de noodzaak van gehoorzaamheid aan de overheid geleerd, ook al kan er spanning zijn tussen Romeinen 13, waar Paulus spreekt over de overheid als dienares van God, en Openbaring 13, waarin er geen ruimte meer is voor degenen die het beest uit de aarde niet aanbidden.
Contact in overheidszaken
Voor het gesprek met de overheid kennen we het CIO, het interkerkelijke Contact in Overheidszaken. Het gaat hier om een samenwerkingsverband van ‘29 christelijke kerken en twee Joodse gemeenschappen’, waarin het gezamenlijk belang naar de (rijks)overheid behartigd wordt. De Protestantse Kerk maakt deel uit van het CIO. In de advisering van de lidkerken tijdens de coronapandemie is het CIO veel in beeld geweest. Onweerlegbaar is dat ze vooral focust op niet-materiële thema’s. Kijk je op haar website, dan worden als actuele thema’s de ANBI-status van de kerken en de AVG genoemd, de Algemene verordening gegevensbescherming. Aandacht is er voor regelgeving in kerkelijke gebouwen, voor godsdienstlessen op de openbare scholen, alsook voor de geestelijke verzorging in gezondheidszorg, de krijgsmacht, het gevangeniswezen. Het meest is het CIO toch een ‘zakelijke belangenbehartiger’, aldus voorzitter Jaap Smit.
Omdat maatschappelijke, sociale en zeker ook ethische vragen in het CIO minder aandacht hebben, komen verschillende kerken vanaf 2010 jaarlijks samen in het zogenoemde ‘Breed beraad protestantse kerken’, een gremium waarin de Gereformeerde Bond vanaf het begin vertegenwoordigd is. Opgericht werd dit platform om ons te bezinnen op de profetische roeping van de kerk richting de overheid. In het jaarverslag van onze vereniging is de jaren door een enkele alinea aan dit beraad besteed – uiteraard afhankelijk van wat er gebeurde. Tegen de achtergrond van de marginalisering van kerk en christelijk geloof is ons beraad een poging om de stem van de kerken in de samenleving en naar de overheid te laten horen.
Spreken met ministers
Zichtbare ‘wapenfeiten’ zijn voor mij de gesprekken met diverse ministers geweest, zoals in 2011 met minister Uri Rosenthal van Buitenlandse Zaken over de positie van godsdienstige minderheden, een thema dat hem aan het hart ging, eerst in een bredere kring met diverse allochtone kerkelijke leidinggevenden, later met enkele mensen vanuit het Breed beraad. Het was deze minister die koning Willem-Alexander en prinses Máxima vergezelde toen zij in september 2014 in de Fontein in Nijkerk de herdenkingsdienst van tien jaar Protestantse Kerk bijwoonden.
Eerder was reeds met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie gesproken, met name over de eigen positie van de kerken, over hoe goed het is als liefde tot God en tot de ander in ons leven centraal staan. Het was een gesprek waarin de minister uitsprak dat hij de kerken van vitaal belang achtte voor de samenleving, hij opmerkte het niet te accepteren als de kerken hun overtuiging niet kunnen uitdragen. In zo’n ontmoeting komt de vrijheid van onderwijs langs, het verbod op ritueel slachten voor Joden en islamieten, de koopzondagen, het vluchtelingenbeleid, de afschaffing van het vloekverbod.
Ontmoetingen als deze leggen een bodem om later je schriftelijk tot de minister te richten, zoals gebeurd is in ons appèl om het Woord van God een plaats te geven in de landelijke herdenking van de slachtoffers van de MH17-ramp of zoals gebeurd is ten aanzien van de invulling van onderwijs in burgerschap. Tot het hele kabinet richtte het beraad zich rond zijn standpunt over voltooid leven. Juist in de multiraciale, multiculturele en seculiere context van ons land benutten we de mogelijkheden tot contact met onze ministers, om zichtbaar te maken wat de kerken drijft.
Omzien, naar Boven zien
Naast de contacten met diverse ministers hecht het beraad aan contact met politieke partijen, met name CDA, CU en SGP. In die ontmoeting domineert het verlangen om elkaar in de eigen roeping te dienen en te versterken. Tot alle leden van de Tweede Kamer heeft het ‘Breed beraad protestantse kerken’ zich gericht rond ‘de legalisatie van stervenshulp aan ouderen die hun leven voltooid achten’, een initiatief van ‘Uit vrije wil’. In een dergelijk schrijven wordt erkenning gegeven aan de pijn die gepaard gaat met de aftakeling van het leven, in combinatie met het belijden dat het leven ons geschonken wordt door God. In het positieve kader van het gebed om wijsheid voor een nieuw kabinet, om de ervaring van Gods zegen voor de bewindslieden, is aandacht gevraagd voor het gevaar als levensbeschouwelijke diversiteit in onze ooit verzuilde samenleving plaatsmaakt voor een dominante seculiere eenheidscultuur, waarin voor afwijkende meningen en leefwijzen weinig ruimte meer is.
In januari 2022 startte het kabinet Rutte-IV, met als motto ‘Omzien naar elkaar. Vooruitkijken naar de toekomst’. Ook aan dit kabinet is geschreven dat in onze erediensten de voorbede voor de overheid levend is, is haar gezegd dat ook zij dienares van God is en in die zin naast omzien en vooruitkijken ook naar Boven mag zien.
Gebeden en voorbede
Als kerken hebben we elkaar nodig, hard nodig. Binnen het kader van het ‘Breed beraad protestantse kerken’ geldt dat discussies over de definitie van het huwelijk (nu de overheid al ruim twintig jaar het huwelijk openstelt voor mensen van hetzelfde geslacht), over de roeping van de kerk naar de Joodse gemeenschap, over onze houding ten opzichte van de overheid.
Een bescheiden plaats neemt de Gereformeerde Bond als vereniging in dit alles in. We zijn geen kerk, zijn onderdeel van een verdeelde kerk en leven te midden van kerkelijke verdeeldheid. Bescheidenheid en ootmoed zijn deugden die ons passen. Tegelijk, die beide maken ons niet monddood. De Gereformeerde Bond is een beweging en vereniging die stoelt op twee pijlers, het gebed voor de kerk en het getuigenis in de kerk. Die voorbede raakt alle mensen, de breedte van de samenleving, hoog en laag. Dat getuigenis is niet bedoeld om fluisterend en binnenkerkelijk verwoord te worden, maar maakt diaconaal en missionair bewogen.
In zijn onderwijs aan Timotheüs houdt Paulus het heilzaam bij elkaar: gebeden en voorbeden en dankzeggingen voor alle mensen, voor koningen en hooggeplaatsten, opdat wij een stil en gerust leven leiden, want dat is in de ogen van God, onze Zaligmaker, goed, in de ogen van Hem Die wil dat álle mensen zalig worden. Want (en die belijdenis moet ook klinken in onze tijd, in een multireligieuze samenleving) ‘er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. Hij heeft Zichzelf gegeven als een losprijs voor allen. Dit is het getuigenis op de door God bestemde tijd.’